05 De strijd ter overwinning

(1870) 2T 371, 372
5.
Ik ben geen stap afgeweken van hetgeen ik doe sinds ik overgegaan ben op gezondheidshervorming. Ik heb geen enkele stap terug gedaan sinds het licht uit de hemel over dit onderwerp voor het eerst mijn levenspad bescheen. Ik ben dadelijk met alles gestopt – met vlees en boter, met drie maaltijden – en dat terwijl ik met uitputtende hoofdarbeid bezig was: schrijven van de vroege morgen totdat de zon onderging. Ik ging terug naar twee maaltijden per dag, zonder veranderingen aan te brengen in mijn werk.
Ik ben vaak ziek geweest, ik heb vijf keer een verlammingsaanval gehad. Mijn linkerarm heeft maandenlang langs mijn zij gehangen, omdat ik zoveel pijn in mijn hart had. Toen ik deze veranderingen in mijn dieet aanbracht, weigerde ik te buigen voor mijn smaak en die over mij te laten heersen. Zou dát verhinderen dat ik zou toenemen in kracht, zodat ik daarmee mijn God kon verheerlijken? Zou dat ook maar één ogenblik mij in de weg staan? Nooit!
Ik had hevige honger, ik was een groot vleeseter. Maar wanneer ik mij flauw voelde, kruiste ik mijn armen over mijn maag en zei: “Ik zal geen stukje proeven. Ik zal eenvoudig voedsel eten, of ik eet helemaal niet.” Brood vond ik vies. Ik kon maar zelden een stukje eten zo groot als een dollar. Met sommige onderdelen van de hervorming kon ik heel goed uit de voeten; maar als het om brood ging, dan was ik daar fel tegen gekant. Toen ik deze veranderingen doorvoerde, moest ik een bijzondere strijd voeren. De eerste twee of drie maaltijden kon ik niet eten. Ik zei tot mijn maag: “Wacht jij maar tot je brood kunt eten.” Na korte tijd kon ik brood eten, en ook grahambrood (= een soort kropbrood van ongebuilde tarwe = tarwe waar de zemelen en kiemen niet zijn uitgehaald). Tevoren kon ik dat nooit; maar nu smaakt het goed en ik heb geen last meer van gebrek aan eetlust.