Openbaring - Brief aan Pergamum

Openbaring - Brief aan Sardes

SARDES = nieuw, vreugdelied, hetgeen overblijft.
XVIe. tot XVIIe. eeuw.
De Sardes-periode is de vijfde in het profetisch drama, het symboliseert de tijd der hervorming .
De brandstapels zijn gedoofd, een nieuwe tijd is aangebroken, het hèrontdekken van het evangelie wekt een vreugdelied in talloze harten en dringt tot de terugkeer naar de autoriteit van Gods Woord. Hier is geen sprake meer van Bileam, - van de Nikolaïeten, - van jezabel en haar geestelijke ontucht; de duisternis wordt verdreven, Gods Woord wordt machtig verkondigd. De hervorming der XVIe. eeuw was uitgegroeid tot een strijd tussen de godsdienst die van God komt en deze van de mens. Luther steunde op de Bijbel en niets dan de Bijbel, de Roomse kerk trachtte de mens te onderwerpen aan de overleveringen en voorschriften der kerk. De naam Sardes geeft een goed begin aan, maar de boodschap die volgt wijst op een beklagenswaardig einde. Sardes was niet meer de verwachtingsvolle bruidsgemeente van de eerste jaren na Christus' opstanding, de gloed van de brandende hoop, was in haar gedoofd; een inslapen volgt, waarop een gedeeltelijk ontwaken zich voordoet in de Filadelfia-periode. Sardes is de kerk der insluimerende reformatie, de kerk die slapen gaat nadat God zi,jn heerlijk licht had laten stralen op uitverkorene instrumenten. Bovenmenselijke moed was ontplooid geworden, om in de donkere Middeleeuwen het aan te durven zich te verzetten tegen de machtige heerschappij der staatskerk. Vele dwalingen van Rome werden geopenbaard, maar het volle licht dat de wereld moest ontvangen werd nog niet geopenbaard. God leidde zijn volk stap voor stap op de weg des lichts, de heerlijkheid van de middagzon zou verblindend zijn geweest voor hen die zo lang in de duisternis hadden vertoefd. Andere instrumenten moesten volgen die de gelovigen trapsgewijze verder zouden leiden in het volle heilsplan Gods.
Bij de dood der hervormers was de hervorming pas begonnen, met een oproep tot een dynamieke verlossing door het geloof in Christus. Maar op de lente der hervorming is geen zomer gevolgd, het prachtig werk werd niet voleindigd, het volle licht werd niet gezocht, tenzij door enkelingen. Zelfs het hoofdthema van het protestantisme : "de rechtvaardigmaking door het geloof' werd niet half begrepen.
In een korte tijd was wel een buitengewone uitslag bereikt geworden, een nieuwe geloofsgemeenschap was opgestaan uit het afgodische Tyatira, een overschot uit de verdrukking, dat nu met een vreugdelied op de-lippen, de terugkeer naar het primitieve christendom kon inslaan. Een kostelijk voorrecht was verworven de Bijbel kwam in het bereik van het volk, Gods Woord kon nu rechtstreeks tot de gelovige spreken, zonder menselijk controol. Heerlijk voorrecht, maar ook geweldige verantwoordelijkheid. De Bijbel was nu wel onder het volk, maar nog niet als hoogste autoriteit in de hervormde gemeenschap, - nog niet als hemelse kracht in het individuele leven. De goddelijke uitspraken, die indruisen tegen het hoogmoedig mensenhart, werden stilaan miskend. De mens kwam weer boven, menselijke autoriteit openbaarde zich, een honderdvoudige onfaalbaarheid werd geboren !
De vrijheid van godsdienst, zo duur gekocht met het bloed van martelaren, was dan waardeloos gebleken ? Waren de dagen der inkwisitie dan volledig uit het geheugen uitgewist ?
Dr. Thomas Gil! uit de Engelse kerk, schreef in 1748 : - "Wij zijn in het tijdvak van Sardes, wij hebben de naam dat wij leven en wij zijn dood". Ook Dr. Maddock uit dezelfde kerk schreef in 1777 : "Men moet slechts de brief aan Sardes lezen om er ons beeld in te vinden". Het hervormde Sardes ging zijn doodslaap slapen op hetgeen zijn grote pioniers hadden tot stand gebracht, slechts enkele groepen zetten het werk voort en hielden de lamp brandend.

Christus openbaart zich hier als de ware Overste der kerk "die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft."
Om zijn gemeente te wekken, nadert de Here haar met de volheid van zijn Geest, als de zevenvoudige (29) Uitdeler van hemels licht, als Diegene die haar oneindig meer kon meedelen dan zij in zijn Woord ontdekt had. Sardes ontvangt geen lof. Zij is vervallen in een fataal formalisme dat het nieuwe leven wegvreet, haar ramen zijn langzamerhand dichtgegaan, Gods Geest kan deze muffe levens in hun dodelijke narcose, niet doorwaaien. Wij schrikken wanneer wij het oordeel lezen : "Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood."
Hier is geen afgodendienst zoals in de periode van Tyatira, maar de toestand is niet minder treurig, roemen op een schijnleven, terwijl men reeds met beide voeten in het graf staat !

In uiterste tederheid doet Christus een oproep aan de gelovigen van Sardes "Wees wakker en versterk het overige dat dreigde te sterven". Deze laatste zin toont ons dat er nog tekenen van leven waren, die op het punt stonden uit te doven. De bijzonderste nood was : leven ! ... leven door het geloof ! ... De prachtigste geloofsbelijdenis kan dat niet vervangen.

Hoe duidelijk is Christus' uitspraak : "Ik heb geen van uw werken vol gevonden voor mijn God". Men was onderweg blijven staan en ging zelfvoldaan op zijn lauweren rusten in de illusie dat de strijd gewonnen was.
Bij het licht van de geschiedkundige achtergrond van de stad Sardes, wordt de brief van Christus indrukwekkend en vooral de waarschuwing : "Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten op welk uur Ik u zal overvallen."

De stad Sardes was rijk. Haar gunstige ligging maakte haar oninneembaar voor de vijand, maar ook verwaand. Daar was maar één toegang tot de stad die gemakkelijk te bewaken was, maar... het onverwachte gebeurde ! Teveel zelfvertrouwen in haar versterkte positie bracht haar ten val. In een donkere nacht waarin de wachters niet waakzaam waren, beklom een van de soldaten van Cyrus de rots waarop Sardes was gebouwd, hij drong de stad binnen en opende de poorten voor het Perzische leger. Alles was verloren. Maar deze harde les werd spoedig vergeten, want drie eeuwen later werd de stad wederom door list overrompeld door Antiochus de Grote. Heden is Sardes een arm dorp, Sarta genoemd, velden van puinhopen herinneren ons aan de verwaandheid en het gebrek aan waakzaamheid van Sardes.
O Sardes, volk der hervorming, die de Roomse kerk met de vinger wijst en anderen wilt leren uit het Bijbelboek waarin de stem van de Meester zo duidelijk zijn wederkomst aankondigt : "gij zult niet weten op welk een uur Ik u zal overvallen. "
Een slapende sentinel wordt aanzien als een verrader, zo ook in Gods oog een slapende gemeente die de wereld moest waarschuwen voor haar komende ondergang. Goddelijke oordelen zijn reeds in het land en vervullen hun tragische zending.
"Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld. "
Er zijn te Sardes oprechte zielen, die niettegenstaande alles, in de kracht des Heren de dode kerkgemeenschap trachten te wekken. Daar is een getrouw overblijfsel, dat de hervorming naar haar voleinding zal leiden. Hun klederen zullen niet bevlekt zijn door de zonde. Terwijl het officieel christendom steeds verder de weg naar de afgrond bewandelt, zal een overblijfsel gered worden (30,' in de Filiadelfia-gemeenschap zou het reeds gezien worden.

"Wie overwint... Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens". Voor zij, die zich in een bedorven wereld, in de kracht des Geestes rein bewaren, is de belofte zeker ! De overwinnaars worden het witte kleed beloofd, rein als het licht, waarmede zij in triomf door de paarlen poorten zullen ingaan, en met de Here wandelen in verblindende heerlijkheid. Hun naam zal niet uitgewist worden uit het levensboek. Kunnen de namen die zich in het boek des levens bevinden, nog worden uitgewist ? Toch wel, anders had deze waarschuwing geen-zin. In de Sardes-periode naderen wij de tijd dat het oordeel begint bij het huis Gods (31), dat de namen van Gods overwinnende kinderen beleden en verzegeld zullen worden.

"Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn eng elen. "
Ons menselijk begrip kan nooit de ontzaglijke eer vatten, door Christus als zijn vrijgekochten te worden voorgesteld aan de Vader en aan de duizendmaal - duizenden en tienduizendmaal - tienduizenden lichtwezens (32) en waardig geacht te worden als overwinnaars te worden verzegeld in het boek des levens !

PERGAMUM = verheffing, burcht...
Pergamum was een koninklijke stad in Klein-Azië, gebouwd op een steile rots, zij werd als oninneembaar aanzien. Daar bevonden zich prachtige tempels, een ervan was gewijd aan de godin Roma, verpersoonlijking van de geest van het Rijk. Ook Bachus en Venus werden er geëerd. Op een hoogte van de stad verhief zich het altaar van Zeus, een meesterwerk van kunst en architectuur. De stad bezat ook een vermaarde badplaats, waar duizenden zieken naartoe stroomden.
Pergamum, de stad der antieke weelde, was de centrale zetel geworden van de Babylonische mysteriën (6). Wanneer Babel door de Perzen was ingenomen, waren de priesters gevlucht en hadden zich te Pergamum gevestigd. Bij de dood van de laatste priester-koning, in het jaar 33 v. Chr. ging deze geestelijke autoriteit over op de Romeinen. Caesar was voortaan de Pontifex-Maximus, hetgeen aan de keizer-cultus een bijzondere plechtigheid gaf. Na de ineenstorting van het imperium werd deze titel overgenomen door de bisschop van Rome (7). Pergamum werd aldus de schakel tussen het heidendom en het pausdom, tussen het Oude en het Nieuwe Babel (8). IVe. en Ve. eeuw.
De strijd tussen het Rijk Gods en het Rijk dezer wereld - een strijd die alle eeuwen door blijft woeden - had zich ongenadig geopenbaard. Satan had getracht het christendom te verdelgen door gruwelijke vervolging, maar het tegendeel had zich voorgedaan.
De dag brak aan dat Konstantijn de Grote het toneel betrad, deze was zich bewust dat het zelden voordelig is martelaren te maken; als erkentelijke bontgenoten zouden de christenen zijn plannen beter dienen. Hij zag in dat het christendom de énige band was die de uit-zijn-voegen-geraakte-structuur van zijn Rijk kon samenhouden, hij was de kerk dan ook vriendelijk gezind en trad op als haar beschermer.
De geweldige spanning tussen de twee werelden verdween. Nog jong en onervaren, ging Jezus' bruid op de arm van de keizer leunen. Beschermd door de wetgevende en militaire macht, gesteund door de gelden van de staat, zou zij aldus de triomf van het evangelie kunnen bespoedigen, zo dacht zij. Maar men kan geen twee heren dienen; langzamerhand liet zij de almachtige arm van haar hemelse Bruidegom los, en kwam ten volle terecht in de branding van het wereldleven.
(6) Babel beweerde, door haar occulte praktijken, een brug te scheppen tussen hemel en
aarde, de heersende priester-koning werd de Pontifex-Maximus genoemd, de hoogste
brugschepper.
(7) William B.Barkerk. "Lares and Penates", p. 232, 233 (8) Zie : Openb. 17 - Babel in zijn hoogste ontwikkeling
"Daar vloeide uit voort dat de kerk, die gedurende drie eeuwen tegen de overheersende pretenties van een almachtige staat had gestreden, de nederige dienstmaagd werd van het Byzantijnse Rijk (9). Dat was de beginfase van de geestelijke ontrouw der kerk. De kerk kon geen keizerlijke eer ontvangen zonder dat de structuur van haar organisatie grote veranderingen onderging. De geestelijke leiders versterkten hun hiërarchie, de wedloop naar de macht nam een sneller tempo aan, de wijsheid van Griekenland en Rome, alsmede het zwaard, moesten hulp bieden bij de verkondiging van het kruis. De. krijgers van Rome ontvingen het monogram van Christus op hun schild, het kruis werd hun veldteken. De ontrouwe bruid werd tot een geëerde wereldkerk : Pergamum. Zij werd in de wereld opgenomen, het overspelig huwelijk tussen de geestelijke en wereldlijke macht werd weldra gesloten. De machtspositie was duur gekocht ten koste van hemelse beginselen.
De gevallen bruid kreeg de wereld lief, zij ging er zich thuis gevoelen en verwisselde weldra de eenvoud van Christus tegen de hoogmoed der heidense priesters. Zij werd bekleed met het koninklijk purper, een weelderige cultus ontwikkelde zich, prachtige kathedralen werden opgericht. Het verlies van de edelste goederen der Waarheid ging altijd gepaard met liefde tot uitwendige glorie. Een geestelijke opperpriester, bekleed met dogmatische superioriteit, omringd door de grootste weelde, heeft voor de mens meer attractie dan de onzichtbare Verlosser.
De machtsbegeerte en cultuur van het antieke Rome verdween niet met de ineenstorting van het Rijk, maar bleef leven in het christendom in verfijnde vorm, en ontplooide zich ten volle in de donkere Middeleeuwen. De kerk werd een grootmachtsinstituut, een religieus imperialisme, vol heerszucht en onverdraagzaamheid. Jezus werd aangesteld tot onzichtbare Koning over een zondige wereld - een koningschap waar Hij van gruwt ! - Heeft Jezus niet in alle duidelijkheid verklaard aan Pilatus : "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld ? " Het werd een treurig schouwspel : het christendom aangewend voor politieke doeleinden !
Pergamum is de gepaste naam voor de kerk in de periode waarin zij de eenvoud van het evangelie verloochent om de paleizen der koningen te betreden en de wagen der geschiedenis te besturen. Zij, die als haar Meester geen steen had om haar hoofd op neer te leggen, beklimt de troon van Caesar en zal de beschaving gedurende twaalf eeuwen beheersen.

"Hij die het tweesnijdend scherpe zwaard heeft"...
Jezus treedt streng op, zijn taal wordt scherp, zijn machtwoord is als een tweesnijdend zwaard dat zijn gerechtelijke autoriteit openbaart tegenover het menselijk gezag dat het goddelijke verdringt.
Velen beweren dat het niet veel belang heeft wat men gelooft, indien men maar goed leeft. Kan men goed leven terwijl men Gods woord met de voeten treedt ? De dwaling kan onmogelijk heiligen, zij is integendeel een zaad waaruit verwarring opbloeit en verdeeldheid, en als volgroeide vrucht bloedige strijd en verdrukking.

"Ik weet waar gij woont"...
De verborgenheid der ongerechtigheid was aan het werk (10). Rome, waar Satan zijn helse gestalte had geopenbaard, de stad der onmenselijke vervolgingen, de gevaarlijkste plaats voor de geestelijke leiding der kerk, werd tot Godstad, tot hoofdzetel van het christendom.

"Gij houdt vast aan mijn naam en hebt mijn geloof niet verloochend-.
Dit klinkt hier ironisch : de keizerlijke kerk houdt aan de naam der verachte sekte : christelijke kerk ! Het met-het-heidendom-vermengd-geloof blijft "christelijk" geloof. Maar zoals er in de afgodische tempelstad Pergamum een kleine trouwe christenschare was, zo waren er in de Pergamum-periode ook getrouwe getuigen van Jezus die de menselijke grootheid en wereldse pracht die met Konstantijn in de kerk waren gekomen, niet konden aannemen, getrouwe zielen die vasthielden aan Jezus' naam en zijn geloof niet verloochend hadden, die protesteerden ten koste van hun leven.

"Antipas ".
Dat kan een symbolische naam zijn die de martelaars voorstelt uit deze periode, welke tegen de autoriteit der geestelijke vaders waren, "anti-pas" = het verkorte "anti-papas". Het vergde leeuwenmoed om tegen de machtige vloed in te gaan. Velen werden gedood te Konstantinopel en te Rome, waar kerkleiders de macht begonnen uit te oefenen die later koningen en keizers zou onderwerpen, en de rechten van Christus met de voeten zou treden. In alle eeuwen van afval was er steeds een getrouw overblijfsel dat de verlossende macht van de Meester openbaarde.

"De leer van Bileam".
De profetie brengt ons een tragische geschiedenis uit het Oude Testament voor ogen, als beeld van datgene dat zich zou afspelen in de gemeente van Pergamum. Onder de invloed van Bileam betraden de Israëlieten verboden grond, zij gingen heidense feestelijkheden bijwonen, pleegden ontucht met Moabietische jeugd, offerden ten slotte aan hun afgoden en werden op deze wijze ten val gebracht(11). Hadden zij Gods woord geraadpleegd, het ware niet gebeurd.

In de christengemeenschap zou zich de geest van Bileam openbaren, ook de kerk van Christus zou zich op betoverde grond begeven, zich met de wereld vermengen en aldus ten val komen. Hoewel een engel des Heren met uitgetrokken zwaard Bileam weerhield op zijn dwaalweg, ging deze toch verder, aangetrokken door rijkdom en eerzucht. Zo kon ook niets de gemeente tegenhouden op haar weg naar weelde en macht. Het evangelie om reëel te zijn "in" onze wereld, moet "buiten" de wereld blijven, zonet wordt het van zijn wortels losgesneden en is het geen heilsboodschap meer en het aanhoren niet meer waard.

"de leer der Nicolaiéten"
De afval der Nicolaièten, reeds aangehaald in de brief aan de gemeente van Efeze die deze leer verwierp (12), was bij sommigen in de gemeente van Pergamum reeds doorgedrongen.

"Wie een oor heeft, die ore... " '
Een rijke belofte wordt gedaan aan de overwinnaar : "verborgen manna. . .een witte keursteen... "
Naast de stenen tafelen der wet in de arke des verbonds, bewaarde men ook een gouden pot met het manna, waarmede God Israël gevoed had in de woestijn (13). "Verborgen manna" wijst symbolisch op dit manna geborgen onder het gouden verzoendeksel in de stilte van het Allerheiligste. Het symboliseert het levend manna, Christus, (14) die ons zijn eigen leven meedeelt door zijn Geest, die ons leidt in de verborgenheid van zijn woord. In de afvalsperiode van Pergamus, waar de levengevende Waarheid verdrongen werd door dode leerstellingen, belooft Christus aan de overwinnaars, niet het voedsel van afwijkende teologen, geen menselijke spitsvondigheden, maar het wondervolle diepteleven uit zijn goddelijk woord.

"een nieuwe naam die niemand kent"...
In het Rijk Gods zijn geen naamlozen.
Christus overhandigt een witte keursteen (15) aan de overwinnaar, waarin diens eeuwige naam is gegraveerd.
(12) Openb. 2:6
(13) Hebr. 9:3-4 (14) Joh. 6:31-35
(15) In de oudheid, vooral onder Grieken en Romeinen, werd een witte steen gebruikt om
blijvende vriendschap te sluiten; de naam van de twee familie's werd erin gegraveerd, de
steen werd middendoor gebroken, zij namen elk een stuk, zodat na lange jaren, wanneer
zij of hun nakomelingen elkander ontmoetten en de stukken samenbrachten, met vreug
de werd vastgesteld dat deze samenpasten en de naam formeerde.
Op sommige plaatsen werd door het gerecht een witte steen overhandigd bij een vrij-

Onze naam is een merkwaardig iets.
Hoe komt een mens aan zijn naam ?
Onze familienaam is een erfenis die wij hier op aarde niet kunnen verliezen, deze naam geeft aan, wiens bloed in onze aderen vloeit, en is een hulp om ons te herkennen onder de miljarden aardbewoners. Onze voornaam werd ons gegeven door iemand die ons liefhad, door vader... moeder... een familielid; met deze dubbele naam gaan wij door het leven.
Reeds in ons vergankelijk bestaan, ontvangt de vrouw bij haar huwelijk een nieuwe naam, als teken van haar nieuwe levensgemeenschap. Toch is onze naam hier op aarde eenvoudig een familieverband, hij is niets persoonlijks waarin onze intieme persoonlijkheid wordt uitgesproken, die niemand ooit heeft doorgrond. De mens is meer dan een nummer, meer dan een naamloos voorwerp, meer dan een samenhoping van atomen en moleculen, hij is een verborgen identiteit die immer zichzelf blijft, niettegenstaande alles. De mens, oud van dagen, is hetzelfde wezen dat door moeder gewiegd werd als een pasgeboren baby, maar als een kleed verouderd; het zijn "zijn" handen, "zijn" ogen, "zijn" voeten... Ons gehele lichaam is in rusteloze stofwisseling, voortdurend worden talloze cellen afgebroken en door nieuwe vervangen, toch blijven wij steeds onszelf. Krachten van boven en beneden omwaaien onze ziel en schudden haar, wij worden innerlijk rijker of armer, maar blijven onszelf. Wat wij eten of drinken of beluisteren, wordt "onszelf", wij zijn en blijven onszelf tot in onze vingertoppen, onze vingerafdrukken zijn absoluut de onze. Onze vreugde, onze lach, onze tranen, onze blik, onze stem... zijn de onze. Onze verborgen persoonlijkheid drukt haar stempel op alle delen van ons lichaam, zelfs op elke oneindig-kleine cel; ieder van ons staat als een unicum in de wereld, ons "ik" bevindt zich in een tovercirkel die niet kan doorbroken worden.
Onze tekst spreekt van een nieuwe naam. De nieuwe naam die de vrouw bij haar huwelijk ontvangt, spreekt van een nieuwe levensgemeenschap. De nieuwe naam die de overwinnaar ontvangt, spreekt van een hogere levensgemeenschap, van een eeuwig familieverband, het is een lichtuitstralende hiëroglief die spreekt
van een wedergeboorte, van een nieuw levensbegin. Deze hemelse naam is drager van een ontzaglijke werkelijkheid, van een énige gedachte Gods die ons verborgen levensgeheim omsluit, het is de goddelijke vertolking van onze eigen roeping, een eigen plaats die wij in het ondoorgrondelijk heilsplan Gods innemen. Onze nieuwe naam is onze allereigenste karakternaam "die niemand kent dan die hem ontvangt" een naam die ons wezen, dat voor iedereen een geheimenis is, zo diep en grondig uitdrukt en toch maar door de overwinnaar zelf kan ver
(15)spraak, een zwarte bij een veroordeling.
Ook de overwinnaars in de arena ontvingen een witte steen, de keursteen der overwinning. Het was eveneens de gewoonte bij de inwijding in de mysteriën van een godsdienst de geinitieerde een witte steen te geven, waarin de geheimen naam van zijn god was gegraveerd.

staan worden in het licht der eeuwigheid. Uit die naam waarin het wezenlijke van onze eenzelvigheid voor eeuwig is vastgelegd, klinkt een eigen lied, een hemels lied dat een unieke eeuwige schoonheid bezingt.
f

Gods oog op rustte. De godsdienstige staatsgemeenschap uit de Tyatiraperiode hield nog edele christenen in haar schoot, die straalden in het mateloze donker en door hun verheven voorbeeld het gevallen christendom op een hoger peil trachtten te brengen, zoals : Savoranola, Thomas à Kempis, Franciscus van Assise wiens leven een strenge veroordeling was van de weelde der prelaten, Wyclef, Johannes Huss en Jerome van Praag die beiden hun leven eindigden op de brandstapel, Vincentius van Paulus, Catherina van Sienna, Franciscus van Sales, Jacqueline en Blaise Pascal en menige anderen. In de bergen van Noord Italië en Zuid-West Frankrijk behielden de nobele Waldenzen en Albigenzen de reinheid van het geloof, terwijl hun jeugdige apostelen wijd en zijd het zaad der Waarheid verspreidden. Ook de Hugenoten en anderen streden voor het behoud van de princiepen van Gods Woord, niettegenstaande wrede vervolging. Hun leven liet onuitwisbare sporen na, zij zaaiden in die lange nacht. De Here zag hun geloofsdaden, hun tranen, hun bloed... hun laatste werken waren meer dan de eerste.

Maar de naam Jezabel wordt hier gehoord...
"Ik heb iets tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich een profetes noemt, laat leren... "(19).
Wij raken hier het centrale punt aan van de boodschap aan Tyatira, die de langste is van de boodschappen aan de zeven gemeenten. De Oudtestamentische Jezabel wordt hier in deze brief van Jezus naar voren gebracht als symbool en type van wat zich zou voordoen gedurende de 1260 jaren van pauselijke heerschappij.
Jezabel was een Phenicische prinses, wreed en afgodisch, die door Achab, koning van Israël tot vrouw werd genomen. Zij overheerste de koning en speelde de grootste rol in het vermengen van de ware godsdienst met de dienst van Baal en Astarte. Zij gaf haar bevelen, bekrachtigd met het zegel van de koning om rechtvaardigen ter dood te brengen (20). De altaren van God werden afgebroken, heidense tempels werden opgericht, zij deed de profeten des Heren doden en leidde gans Israël in afgoderij. Het was de periode van het meest tragisch verval van het uitverkoren volk.
Datzelfde speelde zich af in het christendom tijdens de donkere Middeleeuwen. Bijna elke evangeliewaarheid werd verdonkerd, de eenvoudige instellingen van Jezus werden verdrongen door heidense weelde en ceremoniën; zowel de vensters naar de hemel als de vensters van de hemel werden gesloten. Geestelijke leiders namen de plaats van Jezus in, men moest de mens meer gehoorzamen
(19) Paul Claudel tracht Jezabel te vereenzelvigen met het protestantisme. Is het niet de Roomse kerk die de heerschappij voerde in de Middeleeuwen ? - die weelderige ceremoniën, beelden en heidense praktijken heeft aangenomen ?
(20) 1 Kon. 21:7-15dan God. Wie het niet deed kwam voor de geloofsrechtbank en werd tot de folterkamer, galg of brandstapel verwezen.
Satan gelukt erin zich overal in te werken, ook in gemeenschappen die met de hoogste doeleinden bezield zi,~'n. Had hij de leiding niet in handen van Gods volk ten tijde van Jezus ? Gebruikte hij niet de hoogste geestelijke leiders van Israël om Jezus ter dood te brengen ? - Verborgenheid der ongerechtigheid ! Wij moeten hongeren en dorsten naar gerecht* gheid, niet naar wraak; wij moeten vervolging lijden om wille van de gerechtigheid, maar niet vervolgen in naam van de gerechtigheid.

"Ik heb haar tijd gegeven dat zij zich zou bekeren".
De geestelijke Jezabel kreeg lange tijd om tot bezinning te komen. Tijdens de Tyatira-periode weerklonk waarschuwing op waarschuwing door personen, in en buiten de kerk, waaronder monniken, priesters en kardinalen, die de nood aanvoelden van een hervorming. Maar juist zoals Jezabel uit het Oude Testament bracht de kerk ook deze ter dood die haar beginselen weerstonden, het was een demonstratie waardoor schapen en wolven duidelijk onderscheiden werden.
Het lange uitstel der straf is geen bewijs dat de Here de zonde toelaat, het toont alleen zijn lankmoedigheid. Wanneer er geen antwoord komt op de roep Gods, dan is er onvermijdelijk verharding.
Door de dienst van de profeet Elia, kregen Achab en Jezabel gelegenheid om zich te bekeren, maar zij volhardden in hun verkeerde handelwijze en stierven beide een tragische dood (21).
Zo ook de geestelijke Jezabel, de koninklijke overspeelster (22) uit Openbaring 17, samen met haar dochteren die haar overspelige weg hebben gevolgd, wacht het uur der vergelding (23).

"Ik werp haar te bed in grote verdrukking."
De hervorming der zestiende eeuw, was Gods machtige oproep tot de kerk, maar zij bekeerde zich niet. Het bed van geestelijk overspel met de koningen der aarde, zou het bed worden van lijden, de onwettige gemeenschap der kerk zou vreselijke gevolgen hebben. Tyatira zou een verplichte rust nemen onder grote verdrukking, dodelijk gewond zou zij zich tijdelijk als heersende macht van het wereldtoneel moeten terugtrekken. Het visioen der "twee getuigen" (24) toont ons hoe nauwkeurig deze profetie zich heeft voltrokken. De Franse Revolutie maakte een eind aan de pauselijke overheersing. De geestelijk-Romeinse macht ontving een dodelijke wonde, maar die na een tijd zou genezen (25).



(21) 1 Kon. 22:34-38. 2 Kon. 9:30-37
(22) Overspel heeft hier de betekenis van ontrouw aan de goddelijke Bruidegom. (23) Openb. 2:21-23
(24) Openb. 11

"Zo velen als er deze leer niet hebben"
In het Oude Testament, onder de heerschappij van Jezabel, had de afval van Israël zulke afmetingen aangenomen dat er nog slechts zevenduizend waren die de knie niet gebogen hadden voor Baal (26). Zo ook in de Middeleeuwen waren er die de diepten des Satans niet gekend hadden. Deze trouwe volgelingen van de Nazarener zou geen verdere last worden opgelegd. Op het ogenblik dat de kerk haar donkerste uren doormaakte, verwekte God mannen als Wyclif, Huss en anderen om het volk terug te brengen tot het Woord van God. Het waren voorlopers der hervorming.

"Houdt wat gij hebt, totdat Ik kom ".
Dit is de eerste aanhaling in Jezus' brieven, in verband met zijn wederkomst. In deze woorden en met de belofte van de Morgenster worden de gelovigen uit de Tyatira-periode reeds gewezen op die grootste dag aller dagen. De belofte aan de overwinnaars komt hier vóór de oproep om te luisteren naar de stem des Geestes : "wie overwint... hem zal Ik macht geven over de heidenen ".
De herschepping onzer planeet wordt voorafgegaan door het oordeel over de goddelozen, zij worden verbrijzeld "als een pottenbakkersvat" (27). Bij het vergaan van alle menselijke grootheid, ontvangen Jezus' volgelingen die pelgrims
en vreemdelingen waren op aarde, volle heerschappij. Christus deelt zijn koninklijke macht met zijn overwinnende bruid. In het Rijk der eeuwige heerlijkheid, waar Jezus zelf Koning is, openbaart zich de bruid in haar volle glans.

"De Mor enter".
Het wort meer en meer nacht in de wereld, maar de morgen komt, de morgen der opstanding, de eeuwige morgen. De morgenster komt op gedurende het donkerste gedeelte van de nacht, juist v66r de dageraad; zij is het teken dat weldra de nachtelijke duisternis zal verdwijnen. De overwinnaar ontvangt hier reeds de innerlijke zekerheid, die luider spreekt dan gevoel en rede, dat de eeuwige dageraad in aantocht is. Die innerlijke zekerheid is Christus zelf, die zich tastbaar openbaart in de overwinnaar. Christus wordt de Morgenster genoemd (28). Maar in zijn volle glans, als zon der gerechtigheid, brengt Hij weldra de eeuwige dag met zich.

"Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt".
(25) Openb. 13:3 (26) 1 Kon. 19:18 (27) Ps. 2
(28) Openb. 22:16