You are home- www.agp-internet.com/react- ellenwhite.nl.nu - Themasite Ellen G. White

HET EERSTE SANATURIUM  VAN  DE ZEVENDE  DAGS  ADVENTISTEN

 

Nadat James en Ellen in December 1865 van Dansville naar Rochester waren gegaan, ontving Ellen White op 25 December een zeer belangrijk visioen, het tweede grote visioen op het gebied van gezondheids reformatie. Hierin werd aan zuster White getoond dat zowel predikers als leden nalatig waren om het licht van de gezondheids reformatie te volgen. Zij schreef:

“Predikers en leden moeten grotere vooruitgang maken in het werk van reformatie. Zij behoren zonder uitstel te beginnen om hun foute gewoonten van eten, drinken, kleden en werken te verbeteren”. En ook: “Mij werd getoond dat de gezondheids reformatie een deel is van de “DRIE ENGELEN BOODSCHAP EN ER EVEN NAUW MEE VERBONDEN IS ALS DE HAND EN DE ARM MET HET MENSELIJK LICHAAM”.

Ik zag dat wij als volk een voorwaartse beweging moeten maken in dit grote werk. Predikers en leden moeten in harmonie handelen. Gods volk is niet bereid voor de luide roep van de derde engel. Zij hebben een werk te doen voor zichzelf dat zij niet aan God behoren over te laten om voor hen te doen. Hij heeft dit werk aan hen overgelaten. Het is een persoonlijk werk; de één kan het niet voor de ander doen”. (Test for the Church deel 1 bl.466,486).

 

In het visioen werd zuster White ook getoond dat wij als volk een eigen instelling zouden stichten om zieken te helpen en om de gezondheids principes meer bekendheid te geven. Het scheen een bovenmenselijke taak om bij de verkondiging van een profetische boodschap ook nog een reformatie op gebied van gezondheid te voegen. En deze gezondheids reformatie verschilde van degenen die in de wereld werd gevonden. Dit vereiste een enorme aanpassing van ons volk, de predikers en de enkele medisch geschoolde personen die deel uitmaakten van de Adventbeweging. Maar Gods Geest schonk ook hier de overwinning.

 

Op de Generale Conferentie in Mei 1866 hield zuster White een krachtige rede op het punt van de gezondheidsreformatie. De Generale Conferentie gaf een krachtig antwoord.! Vier belangrijke besluiten werden genomen. De predikers beloofden plechtig om de gezondheids principes in hun eigen leven toe te passen. Zij beloofden ook om het onderricht van deze beginselen als een deel van hun predikambt te vervullen Verder werd besloten om te beginnen met de publicatie van een gezondheidsblad en tot de vestiging van een instituut ter bevordering van de gezondheids reformatie door praktische toepassing van de gezondheids principes. Dr. H.S. Lay, die zich in het Dansville Instituut had bekwaamd, werd verzocht om de leiding van beide laatst genoemde ondernemingen op zich te nemen. De ervaring door hem opgedaan en zijn bereidwilligheid om de getuigenissen van de Geest der Profetie te aanvaarden maakte hem de juiste man op de juiste plaats.

 

Het eerste nummer van het “Gezondheidsblad” verscheen in Augustus 1866 onder de titel “THE  HEALTH  REFORMER” (de gezondheidshervormer). Later werd de naam veranderd in “GOOD HEALTH” (Goede gezondheid) en dit is weer op zijn beurt gevolgd door andere gezondheids bladen, waarvan de meeste bekende thans is “LIVE  AND  HEALTH” (leven en gezondheid). Dit blad verschijnt maandelijks in Washington D.C. De taak om een gezondheids instituut op te richten was te zwaar voor James White, hoewel gekozen als president van de Generale Conferentie en zo kwam het dat broeder Loughborough de leiding kreeg van de uitwerking van dit plan. Allereerst was geld nodig. Loughborough maakte een inschrijvingslijst en ging daarmee naar broeder J.P. Kellogg, die voor de drukkerij voorheen $ 500. had geschonken. Broeder Kellogg, de vader van de latere dokter Jonh Harvey Kellogg, tekende in voor een bedrag van $ 500.

In totaal werd $ 2.625 bijeengebracht. Een klein buitenhuis werd gekocht op een stuk grond aan de rand van Battle Creek. Er waren acht kamers in en er werd nog een gebouw met twee verdiepingen bijgebouwd, voor de waterbehandelingen. Spoedig daarop werd aan het complex nog een klein stukje grond met een huisje toegevoegd. Het geheel ontving de naam:

“ THE  WESTRN  HEALTH  REFORM  INSTITUUT”. ( het westelijk Instituut voor gezondheids Reformatie).

 

Het eerste sanatorium der Zevende dags Adventisten was geboren. De officiële opening vond plaats op 5 December 1866. Wie had toen kunnen vermoeden dat dit de eersteling zou zijn van een gehele reeks van sanatoria, ziekenhuizen, klinieken en andere medische instellingen die de aarde zou omspannen. God leidt Zijn volk stap voor stap. Eén van die stappen was de gezondheids reformatie. En ook nu weer was het, het getuigenis van Gods Geest door de dienstmaagd des Heeren dat tenslotte alle bezwaren overwon. Zal dat getuigenis ook in ons leven de overwinning bewerken?

 

VOOR TIJD EN EEUWIGHEID

 

In het dertiende hoofdstuk van Jeremia in het 20 ste vers vinden we een vraag die de meeste Adventisten wel bekend is, een vraag die een beroep doet op ons verantwoordelijkheidsgevoel en die wij onszelf steeds opnieuw moeten stellen.

Het is een vraag die in het bijzonder spreekt tot elke Adventist die enige verantwoording draagt voor kinderen en jonge mensen en wil dat niet zeggen tot alle ouders, alle leraren, alle jeugdleiders, alle predikanten ja, eigenlijk alle leden? Het is een vraag, die God ons zal stellen in het laatste oordeel. De vraag luidt: “WAAR IS DE KUDDE U GEGEVEN UW PRACHTIG KLEINVEE”?

 

De pioniers beseften het belang van die vraag. Zij voelden dat ze niet alleen het evangelie aan de wereld moesten verkondigen, maar dat zij de jeugd moesten leiden tot Christus.

 

Reeds in 1852 begon James White met de publicatie van een blad voor de jeugd. Dit blad bestaat nog steeds en verschijnt onder dezelfde titel die James eraan gaf: “THE YOUTH INSTRUCTOR” (de jeugdgids). Zie hierover de lezing “Van een klein begin tot een bundel van licht”, bl 29. In die zelfde tijd werd de Sabbatschool opgericht ten dienste van de jeugd. Al vrij spoedig bleek echter dat de gehele gemeente hieraan deelnam. Zeer vroeg vinden we ook reeds in de getuigenissen van de Geest der Profetie dat het belang van een goede opvoeding van de jeugd en de verantwoordelijkheid van de ouders wordt beklemtoond. Reeds in het eerste gepubliceerde getuigenis (1855) handelt één stuk over “ OUDERLIJKE  VERANTWOORDELIJKHEID”. Schatk.deel. 1 blz. 24-26.

Wie zal de verantwoordelijkheid van ouders en van hen die over de jeugd zijn gesteld als leraars en herders meten? Wie anders kan dit doen dan Hij die de mens geschapen heeft?

 

Iedere ziel is kostbaar in Gods oog en wel in het bijzonder de jongere leden van onze menselijke familie. De ware opvoeding houdt zich dan ook niet alleen bezig met het tijdelijke, maar bovenal met het eeuwige, dat wat blijft. In het prachtige boek “EDUCATION” (Ontwikkeling opvoeding) schrijft Ellen White het volgende:

 

“Onze ideeen van opvoeding zijn te bekrompen en te laag bij de grond. Er is behoefte aan een ruimer inzicht, een hoger doel. Ware opvoeding betekend meer dan een voorbereiding voor dit leven. Het heeft te doen met het gehele wezen en met de gehele periode van bestaan, die voor de mens bereikbaar is. Het is de harmonische ontwikkeling van de lichamelijke, verstandelijke en geestelijke krachten. Het bereidt de leerling voor op de vreugde van dienst in deze wereld en voor de hogere vreugde van een meer omvattende dienst in de toekomende wereld.Ed.bl.13

 

Kortom een waarachtige opvoeding is voor tijd en eeuwigheid! Het is gegrondvest op de liefde Gods, zoals die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus. Zoals Ellen White zegt: “In de hoogste zin zijn het werk van opvoeding en het werk van verlossing één, want zowel in opvoeding als in verlossing, kan niemand een ander fundament leggen, dan er ligt, n.l. Jezus Christus: 1 Cor. 3: 11 (Educ.bL30) Elke waarachtige opvoeding is gegrondvest op Jezus Christus. Dat alleen heeft een eeuwige blijvende waarde!

 

EERSTE  POGINGEN  TOT  HET  OPRICHTEN  VAN  EIGEN  SCHOLEN

 

Al spoedig begonnen de pioniers van de Adventbeweging te beseffen dat de opvoeding op de gewone scholen niet in overeenstemming was met het geloof en de idealen van een christen. Er waren tal van gevaren. Daar was het gevaar van wereld gelijkvormigheid. Kinderen worden gemakkelijk beïnvloed door de omgeving waarin ze verkeren en de vrienden en de vriendinnen waarmee ze omgaan. Een ander kwaad dat vaak de opvoeding vergiftigt is de wedijver. Deze wereld leert zijn kinderen om te streven naar de eerste de hoogste en de beste plaats, ook al gaat het ten koste van anderen. Als een vreselijke kanker vreet de naijver zich voort in onze maatschappij. Zonder het vooruitzicht van eer en een beloning zou voor velen het streven naar steeds hogere resultaten onaantrekkelijk zijn. Ware opvoeding leert de mens echter als diepste drijfveer voor al zijn handelen en streven de liefde Gods en het welzijn van de naaste.

Verder was daar het gevaar van de materialistische gedachten. Het was de tijd dat de evolutie leer zich begon te verbreiden. Dan waren er de moeilijkheden met de viering van de Sabbat. Kinderen van Adventisten werden beschouwd als buitenbeentjes. En dat is voor kinderen nooit prettig. Al deze dingen droegen er toe bij dat sommige Adventisten reeds zeer vroeg gingen denken over het oprichten van eigen scholen en het verwondert ons dan ook niet als wij merken dat reeds in de jaren 1850-1860 de eerste pogingen in die richting werden gedaan.

 

De eerste poging, ons bekend, is die van Martha Byington in Bucks Bridge (New York) in 1852. Zij begon een lagere school voor de kinderen van de gemeente onder het toezicht en met de steun van haar vader John Byington, later de eerste president van de Generale Conferentie. Dat was echter van tijdelijke aard.

De volgende pogingen vonden enige jaren later plaats in Battle Creek, dat vanaf 1855 het centrum werd van de steeds groeiende gemeente. Louisa M. Morton een bekende onderwijzeres en auteur op opvoedkundig gebied, begon in 1857 een lagere school in de kerk van de jonge Adventgemeente ter plaatse en hield dit één jaar vol, maar moest toen helaas dit werk, wat ze pas was begonnen, weer neerleggen, daar ze teruggeroepen werd naar haar ouderlijk huis in Maine.

 

In hetzelfde jaar dat Louisa Morton haar poging begon, verscheen er voor het eerst een artikel van de hand van de dienstmaagd des Heeren waarin aangedrongen werd op het verschaffen van gelegenheid voor onze jeugd om aan eigen scholen onderwijs te ontvangen. Dit artikel verscheen in de Review and Herald op 20 augustus 1857 kort voordat Louisa Morton haar school begon.

 

In 1860 na een paar jaar waarin niets werd ondernomen, nam John Fletcher Byington, zoon van John Byington en broer van Martha Byington, op zich om de kinderen van de gemeente Battle Creek te onderwijzen. Hij gaf zelfs les aan meer gevorderde leerlingen. Maar ook deze poging liep op niets uit toen deze jongeman na enige tijd besloot om voor arts te gaan studeren. Weer bleef het werk liggen.

 

Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Als het lijkt dat alle hoop verloren is openbaart Hij zich in Zijn genade en opent een nieuwe deur, die niemand had vermoed. Zo ging het ook met het onderwijs in onze gemeente.

 

EEN POGING DIE SLAAGT

 

In 1866 als het nieuwe Gezondheids instituut is geopend, komt daar op bezoek, om een vriend te vergezellen die genezing zoekt, een zekere Goodloe H. Bell. Het volgend jaar keert hij terug voor zijn eigen gezondheid. Overmatige studie en verwaarlozing van de gezondheid beginselen hadden hem een knauw gegeven. Als jonge getrouwde man van 34 jaar, hoofdzakelijk door zelfontwikkeling vooruitgekomen, had hij min of meer een vooraanstaande positie weten te verwerven op het gebied van onderwijs in de Staat Michigan. Om zijn herstel te bevorderen verrichtte hij licht werk in de tuin en op het terrein van het instituut en zijn gezondheid nam zienderogen toe. En dan gebeurde het! De jongens uit de buurt raken aan de praat met deze vriendelijke man die de tuin staat te harken. En de aard van de ware onderwijzer verloochend zich niet. Deze man blijkt een reuze helper te zijn voor de jongens om hun problemen met het leren op te lossen.

Onder de jongens die geregeld om hem heen staan of  zitten zijn ook Edson en Willie White. Natuurlijk kunnen ze thuis hun mond niet houden over deze aardige man die hen zo goed kan helpen met hun schoolproblemen. Ja, hij kan de dingen nog beter uitleggen dan hun eigen onderwijzer. Zou hij niet hun onderwijzer kunnen worden? James White luistert aandachtig. Zou dit een gelegenheid zijn? Niet lang daarna wordt Bell Zevende dags Adventist en broeder  White, na de mogelijkheden te hebben onderzocht verzoekt Bell om onderwijs te gaan geven aan kinderen van de gemeente. Bell neemt het voorstel aan.

 

In een huisje aan de Washington street in Battle Creek begint hij met zijn eerste onderwijs en al spoedig is de ruimte te klein om al zijn leerlingen te herbergen. Het duurt dan ook niet lang of de Generale Conferentie toont belangstelling voor zijn werk en geeft hem steun. Zij stellen Bell in de gelegenheid het oude gebouw van de drukkerij, die intussen reeds naar een groter gebouw was verhuisd, in gebruik te nemen. De beneden verdieping wordt ingericht. als schoollokaal en de bovenverdieping wordt de woning van Bell en zijn gezin. De officiële opening vindt plaats op 3 Juni 1872.

 

Het aantal leerlingen bedraagt 12. Al spoedig zijn het er 25. En in de herfst bij het begin van een nieuw kwartaal is het aantal zo groot geworden dat de school weer verplaatst moet worden naar een groter gebouw. Het is het nieuwe kerkgebouw dat in het daaropvolgende jaar dienst doet als schoollokaal. De school was een succes vanaf zijn begin. Ongetwijfeld is dit te danken aan de bekwaamheid van Goodloe Bell. Maar zijn bekwaamheid alleen zou nooit voldoende zijn geweest. Er was iets anders, iets kostbaarders in zijn karakter, wat hem stempelde tot een groot leraar. Hij was zelf een gewillige leerling! Hij was bereidt om zich te laten leiden door de raadgevingen van de Geest der Profetie. Hij was gewillig om de principes neergelegd in de getuigenissen te aanvaarden. Dat was de reden van zijn succes.

 

In 1872 verscheen er een belangrijk getuigenis van de hand van Ellen White over “PROPER  EDUCATION” (Schatk. deel. 1 blz. 323-328 onder de titel JUISTE OPVOEDING”). In dit getuigenis werden belangrijke principes naar voren gebracht, die de. gemeente moesten leiden in de wijze waarop de jeugd moest worden onderwezen. Bell wilde deze principes ook op de school in toepassing brengen, zoals o.a. de raad om de jeugd naast verstandelijke ontwikkeling te geven ook praktische bezigheden te leren.

 

EEN OPLEIDINGSSCHOOL VOOR PREDIKERS

 

Het was in ditzelfde jaar dat een krachtige actie begon aan te komen tot het stichten van een eigen opleidingsschool voor predikers. Twee dagen voor het einde van het jaar 1871 werd George Butler verkozen tot president van de Generale Conferentie inplaats van James White, die toen zeer uitgeput was en zich uit vele bezigheden moest terugtrekken. De leiders van de gemeente daartoe aangespoord door de getuigenissen van de Geest der Profetie en de krachtige adviezen van James White waagden het zich met deze onderneming in te laten en die aan de gemeente voor te stellen. Dit gebeurde officieel in een hoofd artikel in de Review and Herald van 16 April 1872.

Een jaar later op de Generale Conferentie in Battle Creek werd op 11 Maart besloten een opleidingsschool voor predikers te stichten en de opdracht tot uitvoering van dit plan werd gelegd op de schouders van het uitvoerend comité. Dit ging onder leiding van George Butler krachtig aan het werk.

 

Allereerst moesten er gelden komen om met dit project te kunnen starten. Men hoopte 20.000 dollar bijeen te verzamelen, maar op de volgende zitting van de Generale Conferentie nog in datzelfde jaar in November 1873, kon het comité mededelen dat er ruim $54.000 dollar was bijeengebracht. Gods zegen bleek duidelijk te rusten op dit initiatief. De eerste opgaaf was om grond te kopen waarop kon worden gebouwd. Het advies van Ellen White was duidelijk: “KOOP LAND BUITEN DE STAD” ergens op het platteland, met gelegenheid tot het oprichten van kleine industrieën gebaseerd op een landbouwbedrijf verbonden met de school.

Bell stond achter de voorstellen van Ellen White. Maar de broeders van de generale Conferentie vonden dat dit te ver ging. Zij zagen het belang hiervan niet in en besloten om een stuk grond te kopen op de rand van de stad dichtbij het sanatorium. En tegen de raad van de Geest der profetie in kochten zij een landgoed van ongeveer vijf hectaren tegenover het sanatorium, voorheen eigendom van een zekere Erastus Hussey, medeoprichter van de “Nationale Republikeinse Partij “ in de V.S. Van deze vijf hectaren verkochten ze ook nog een gedeelte, zodat er nauwelijks drie hectaren overbleef voor het bouwen van een school en bijbehorende gebouwen.

 

Voor een boerderij was in het geheel geen plaats. Toen zuster White van deze aankoop hoorde, weende ze. Het zou een kwarteeuw duren voordat de raad, van God ontvangen en door haar getrouw aan de broeders doorgegeven, zou worden opgevolgd en de school naar het platteland zou worden overgebracht.

 

Nadat de grond eenmaal was gekocht volgden de gebeurtenissen elkaar snel

op. In Maart 1874 werd een Organisatie opgericht om het eigendom van de school te beheren en deze heette “THE  EDUCATIONAL  SOCIETY  OF  THE SEVENTH  DAY ADVENTIST”. (De vereniging van Zevende dags Adventisten voor onderwijs).

Gedurende de zomer en het najaar werd het hoofdgebouw opgetrokken, een gebouw van drie verdiepingen hoog in de vorm van een van boven afgeknot kruis. Nog in december van dat jaar werd het gebouw betrokken. De officiële opening vond echter plaats op 3 Januari 1875

 

De openingstoespraak werd gehouden door zuster White. Het was op deze dag dat zij een visioen kreeg van drukkerijen over de gehele wereld verspreid. (zie lezing: “VAN EEN KLEIN BEGIN TOT EEN BUNDEL VAN LICHT” blz. 29)

 

Het hoofd van de school werd Sidney Bronwnsberger. Deze was reeds in de herfst van 1873 aangesteld als hoofd van de school die door Bell was opgericht. Brownsberger had namelijk een universitaire opleiding voltooid aan de universiteit van Michigan en om die reden meende James White dat hij de aangewezen man was om aan het hoofd te staan van de nieuwe opleidingsschool. Bell, die in feite door zijn ervaring de aangewezen man was geweest werd op deze wijze gepasseerd, maar hij openbaarde zijn christelijke karakter door ondanks dit feit zijn volle krachten aan de opbouw van de nieuwe school te schenken.

 

KONFLICTEN

 

Beide mannen, zowel Bell als Brownberger waren toegewijd aan de uitbreiding van de adventboodschap en dit was het ook wat hen samenbond, want het was verder voor een ieder openbaar dat deze twee mannen zeer verschillende opvattingen hadden over de methode van onderwijs die gevolgd moest worden. Bell drong aan op eenvoud van onderricht, op aanpassing van de leergang aan de noden en behoeften van de gemeente, op een letterkundige ontwikkeling hoofdzakelijk gebaseerd op de Bijbel en niet op ongelovige en heidense schrijvers, ook drong hij er op aan de nadruk te leggen op de moedertaal meer dan op de dode talen, op praktische ontwikkeling in verband met de academische opleiding en op een nauwe gemeenschap en omgang van leraren en studenten die de atmosfeer van het huisgezin zou benaderen alle onderwerpen naar voren gebracht en benadrukt in de getuigenissen van de Geest der Profetie.

 

Brownsberger stond niet afwijzend tegenover al deze ideeën, maar op sommige punten was zijn mening onwrikbaar. De klassieke schrijvers als toonaangevend voor een grondige opleiding stonden bij hem in hoog aanzien. De ideale schoolopleiding was in zijn oog de opleiding die gevonden werd op de staatsscholen en universiteiten. Dat de Geest der Profetie een andere weg aanwees ontging hem grotendeels, evenals vele van de leiders der gemeente. Gezien deze tegenstellingen moet het als een wonder worden beschouwd dat de school zes jaar lang leefde en groeide onder de leiding van Sidney Brownsberger.

Eén jaar bedroeg het aantal ingeschrevenen zelfs zeshonderd. Er waren echter geen speciale woon en slaapgebouwen voor de studenten en dus werd iedere vrije kamer in Battle Creek verhuurd of ter beschikking gesteld voor de studenten. Er vormden zich verenigingen onder hen naar het voorbeeld van de clubs en verenigingen aan wereldse scholen en universiteiten en ook hierdoor werd de sfeer van de school nadelig beïnvloed. Een reactie kon haast niet uitblijven. En inderdaad liet zich geleidelijk een andere invloed gelden. Er ontstond een groep van mannen die aandrongen op een verandering in het onderwijs in overeenstemming met de raadgevingen van de Geest der Profetie. De meest vooraanstaande en actieve persoon in deze groep was de nog vrij jonge arts J.H. Kellogg. Hij had een medische universitaire opleiding genoten op aanraden en gedeeltelijk opkosten van James White.

 

Na de beëindiging van zijn studie was hij verkozen als hoofd van het sanatorium en als zodanig gaf hij de stoot tot verdere ontplooiing van dit instituut, maar ook liet zijn invloed zich voelen in andere takken van het werk, zoals de sabbatsschool, zendingsactiviteiten en het onderwijsprogramma. Toendertijd was er niemand die de raadgevingen van zuster white zo toegewijd navolgde en ondersteunde als Dr. Kellogg,  het zij het nu het medisch werk of enige andere tak van het werk der gemeente betrof.

Bijgevolg werd zijn loopbaan gekenmerkt door wijsheid en succes. Als lid van de raad van curatoren, die verantwoordelijk was voor de algemene gang van zaken op de school, ondersteunde Kellogg de raadgevingen en pogingen van broeder Bell om tot een hervorming te komen. Hoofdzakelijk door de invloed van Kellogg werden ook broeder Butler, toen president van de Generale Conferentie en br. S.N. Haskell overtuigd van de noodzaak van een verandering. Zij drongen aan op een beter toezicht op de leerlingen en studenten door het bouwen van speciale verblijven. Zij wilden herziening van het schoolprogramma, zodat de studenten ook praktisch onderricht zouden krijgen.

 

Daar de belangrijkste bezigheid, namelijk land en tuinbouw, niet mogelijk was door gebrek aan ruimte stelden ze voor om gelegenheid te scheppen voor zulke bezigheden als drukken, timmeren, tenten maken en huishoudelijke bezigheden.

 

President Brownsberger was niet tegen het vestigen van deze industrieën, maar daar zijn gehele opleiding in een andere richting ging vond hij dat er een ondragelijke druk op hem werd uitgeoefend. Toen ook zijn gezondheid het begon te begeven trok hij zich aan het einde van het schooljaar in 1881 terug en zocht vervolgens rust door zich op een boerderij te gaan wijden aan land en tuinbouw!

De raad van curatoren was nu in verlegenheid wie zij moesten aanstellen als president. Hoewel zij erkenden dat Bell eigenlijk de aangewezen man was om de hervormingen, die zij wensten, uit te voeren vonden zij een groot bezwaar in het feit dat hij geen universitaire graad bezat. Over dit bezwaar wilden zij niet heenstappen.

 

Het scheen alsof in deze omstandigheid een man als Alxander McLearn, een leraar met universitaire bevoegdheid, door de Voorzienigheid was gezonden. Hoewel pas sinds korte tijd lid van de Adventgemeente en absoluut nog niet op de hoogte met de raadgevingen van de Geest der Profetie op het gebied van onderwijs werd hij met vreugde begroet en verkozen als president van de school. De raad van de curatoren vertrouwde er op dat McLearn onder invloed van Bell een “VERDERE OPLEIDING” zou volgen in de grondbeginselen van christelijk onderwijs in de zin van de Geest der Profetie. Niets bleek echter minder waar. De nieuwe president was niet bereid om zich te laten onderrichten en adviseren door een man van zelfontwikkling als BeIl. Het gevolg was dat het schoolprogramma een mengelmoes werd van tegengestelde meningen, doeleinden en methoden.

 

De twee mannen, ieder met een sterke eigen wil, kwamen voortdurend met elkaar in. botsing. Het schooljaar van 1881,1882 had dan ook een tragisch afloop. BeIl werd op zijn verzoek ontslagen en Mclearn werd als president afgezet en verliet vervolgens de Adventgemeente om zich te voegen bij de Zevende dags Babtisten. Het volgend jaarwas de school in Battle Creek gesloten. Het was een trieste ervaring voor de gemeente Gods en door de wijsheid van deze wereld te verkiezen boven de wijsheid van God zag ze zich beroofd van de instelling die haar jonge mensen moest voorbereiden om het werk van de laatste genade boodschap voort te zetten over de gehele wereld. Zou God het werk van Zijn handen verlaten?

 

WACHTER WAT IS ER VAN DE NACHT?

 

Licht en duisternis wisselen elkaar op deze aarde steeds af in een eeuwige strijd om de heerschappij. En zo voeren ook de machten der duisternis een voortdurende strijd met de machten van licht en heerlijkheid. En vaak lijkt het alsof de machten der duisternis de overhand hebben en dan bedekt een zwarte nacht de aarde en wordt zelfs het licht van de gemeente van Christus schijnbaar gehuld in een waas van donkerheid en duisternis. Zo was ook nu de nacht gevallen over de jonge school van de Adventgemeente. En de roep van de profeet is op zijn plaats, die luidt: “Wachter! wat is er van den  nacht?”

Wat zal de wachter antwoorden? Is er alleen maar duisternis? Zal niets de donkerheid verdrijven? Ja toch, er schijnt een straal van licht. En de wachter antwoordt: “De Morgenstond is gekomen, en het is nog nacht.” Jes. 21:11,12. St.Vert.

 

Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Op ondoorgrondelijke wijze weet Hij uit het kwade het goede te voorschijn te brengen. Het wonder was in dit geval dat toen de school in Battle Creek moest worden gesloten er op geheel andere plaatsen twee nieuwe scholen werden geopend. Eén school werd gesticht op de Westkust waar het steeds groeiend ledental verlangde een eigen school te bezitten. In één van de steden in het Westen waar de adventboodschap het eerste wortel had geschoten, HEALDBURG in de SANTA ROSA VALLEI, werd de nieuwe school gevestigd onder de naam “HEALDSBURG ACADEMI”.

De officiele opening vond plaats op 11 April 1882. En wie werd de president? Niemand anders dan Sidney Brownsberger! Nu ten volle overtuigd van de waarde van de raadgevingen van de Geest der Profetie, vestigde hij reeds in het eerste jaar van het bestaan der school gelegenheid voor tuinbouw, fruitteelt, timmeren, drukken en tentmaken. Deze school is tot op de huidige dag een zegen voor Gods werk en bestaat sinds 1909 onder de naam

“PACIFIC UNION COLLEGE”.

 

Slechts acht dagen na de opening van Healdsburg Academie werd een andere school geopend op de Oostkust in de stad SOUTH LANCASTER MASSACHUSETTS. Ook deze school bestaat nog steeds onder de naam ATLANTIC UNION COLLEGE”. Wie hier het hoofd werd? Wie anders dan Goodloe Bell! En natuurlijk werd ook hier het school programma gegrondvest op basis van de getuigenissen van de Geest der Profetie. De nacht maakte plaats voor het licht van een nieuwe dageraad, een dageraad die sindsdien steeds helderder is geworden. In de herfst van 1883 werd ook de school in Battle Creek weer geopend. President werd één van de meest bekwame predikers die de adventbeweging in zijn gelederen telde, namelijk:

 

“WOLCOTT   H.  LITTLE  JOHN”. Hij had de leiding gedurende twee jaren en werd toen opgevold door WILLIAM PRESCOTT. Hij was één van de bekwaamste leraren en leiders die de Advent beweging ooit heeft bezeten. Hij werd ook secretaris van de nieuw opgerichte afdeling van de Generale Conferentie voor opvoeding en onderwijs en onder zijn krachtige leiding en in de voorzienigheid Gods groeide het werk van het onderwijs en werd de basis gelegd voor een wereldwijd systeem van lagere scholen, middelbare scholen, theologische en andere opleidingsscholen, met aan de top een medische hogeschool en een universiteit.

 

Het onderwijs van de Adventbeweging draagt echter in al zijn geledingen een bijzonder karakter, gefundeerd als het is op het Woord van God en de Getuigenissen van Zijn Geest. Het onderwijs van de Advent beweging zal dit bijzondere karakter blijven dragen zolang er geen ander fundament gelegd wordt, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus. Waar het Getuigenis van Jezus wordt gevolgd zal voorspoed en succes onder Zijn zegen het resultaat zijn. Daar wordt gebouwd voor tijd en eeuwigheid!

 

DE  BOODSCHAPSTER  VAN  GOD  IN  HAAR  DAGELIJKS  LEVEN

 

Even natuurlijk als vanzelfsprekend rijst bij iemand die de invloed van de Getuigenissen, die door Ellen G. White tot de Adventgelovigen kwamen bestudeert, de vraag hoe deze vrouw zich in haar dagelijks leven openbaarde. Hoe was haar houding als moeder buurvrouw, reisgenote en gemeentelid? Wat waren haar opvallende karaktertrekken? Leed ze aan hoogmoed of fanatisme? Paste ze hetgeen God haar in gezichten toonde ook in haar eigen leven toe? Hoe stond ze bij anderen bekend? Velen kennen Ellen G. White alleen door haar geschriften. Tijdens haar leven werd haar stem vaak gehoord op conferenties, in de gemeenten en op openbare bijeenkomsten Maar hoe stond zij bekend bij hen die haar in een meer persoonlijk kontact leerden kennen? Enkele facetten uit haar kinderjaren en jeugd werden reeds in de eerste lezing belicht. We hebben gezien dat zij nog betrekkelijk jong op achttienjarige leeftijd in het huwelijk trad met James White op 30 Augustus 1846.

 

Van het begin af aan had het jonge echtpaar, geroepen tot een zeer belangrijke taak, te kampen met armoede en ziekte. Hun persoonlijke ervaring in dit opzicht stelde hen altijd beter in staat om anderen te troosten en te helpen.

Ellen White bracht vier kinderen ter wereld. Deze brachten haar veel vreugde, maar ook veel verdriet. Wie zal de gevoelens peilen van een moeder die door haar werk gedwongen wordt om haar kinderen maanden lang aan de zorgen van vrienden toe te vertrouwen? Wie kan er troosten wanneer het hart verscheurd wordt door het verlies van twee kinderen die op jonge leeftijd worden weggerukt? De oudste zoon van Ellen en James Henry Nichols White, stierf slechts zestien jaar oud op 8 December 1863. Enkele jaren tevoren verloren ze hun vierde zoontje Herbert nog geen drie maanden oud op 14 December 1860. Slechts de middelste twee van hun jongens, Edson en Willie groeide op tot volwassen mannen. En wie zal de volharding, de liefde en het doorzettingsvermogen doorgronden die Ellen aan de dag legde tijdens de jaren van ziekte van haar man?

 

ALS MOEDER EN HUISVROUW

 

Pas na negen jaar getrouwd te zijn kwamen James en Ellen voor het eerst te wonen in een geheel eigen huis, toen zij verhuisden van Rochester naar Battle Creek. Voor die tijd was hun huis altijd tegelijkertijd kantoor voor de Review and Herald. Dank zij de hulp van de broeders in Michigan kwam er nu echter, zoals wij reeds voorheen zagen, een geheel eigen drukkerij voor de nog jonge Adventgemeente.

Ellen en James hadden in deze tijd drie’ zoons, want het voorafgaande jaar was hun gezin verblijdt met de geboorte van Willie White op 29 Augustus 1854. Het huis wat ze betrokken was een houten huisje met zes kamers, gelegen aan de Houtstraat (Wood Street) aan de Westelijke zijde van Battle Creek. Achter het huis was een flinke tuin met een schuur en de familie White had een eigen koe. Het water moest gehaald worden uit de bron, die de enige water voorziening vormde voor de gehele stad. Aan het eind van het stuk land was een stukje bos en struikgewas dat gelegenheid verschafte voor ongestoord gebed.

 

Daar Ellen White veel tijd nodig had om te schrijven en te spreken en daar zij vaak op reis was, zag zij zich genoodzaakt om goede hulp te vinden voor haar huishouding. Dit betekende echter niet dat zij de leiding van het gezin uit handen gaf. Waar ze maar even tijd en gelegenheid vond gaf ze haar volle aandacht aan haar taak als moeder  huis en gastvrouw. Haar dagboek openbaart vaak in een enkele zin de zorgen voor haar gezin. Zo vinden wij bijvoorbeeld in haar dagboek van Maart en April 1859 dat ze bezig is onderbroeken te naaien, een jas te herstellen voor Edson. Verder vinden we haar bezig met het maken van een matrasje voor een luie stoel en kleren om in de modder te dragen.

 

In deze zelfde tijd plant ze verschillende bessenstruiken in de tuin en op 11 April is ze gehele dag druk bezet met het aanleggen van tuintjes voor de kinderen. Een huisvrouw moet inkopen doen voor haar huisgezin. Ook dit was moeder Ellen wel toevertrouwd. Soms vroegen haar buren haar met hen mee te gaan als ze iets moesten kopen waarbij de keuze moeilijk was. Op een dag ging ze naar de stad om enkele goederen te kopen voor het  maken van een lange broek. Ze vroeg meneer Skinner, de eigenaar van een manufacturen winkel, om haar een stuk zuiver wollen goed te tonen. Hij legde een rol goed op de toonbank en vertelde mevr. White dat hij dit juist had ontvangen en dat hij geloofde dat het precies was, waar zij naar zocht. “Is het helemaal wol”? vroeg zij meneer Skinner. “O ja, mevr. White, honderd procent wol”, verzekerde hij haar. Zonder na te denken voelde zij met haar hand langs de gerafelde rand en zij vond een losse draad. Ze trok de draad er uit, ontstrengelde de draad en ontdekte binnenin wat katoen. Terwijl ze het omhoog hield, vroeg zij: “Is dit wol, meneer Skinner”? Zeer in de war gaf hij toe dat het dat niet was en vertelde daarna aan mevr. White dat hij het had gekocht als zuivere wol.

 

Dit voorval toont de kennis van zuster White van de verschillende textielproducten en openbaart haar praktische inzicht. Haar moeder was reeds een zeer verstandige en praktische vrouw en die had haar dochters goed opgevoed en onderricht.

 

DE SABBAT EN HET HUISELIJK LEVEN

 

De Sabbat was een volledig bezette dag in het huis van de Whites. Natuurlijk werd de dienst in de gemeente bezocht. S`middags las zuster White vaak voor aan de kinderen, Bijbelse verhalen of de geschiedenis van de gemeente werden het meest gelezen. Liet het weer het toe dan ging ze met de kinderen wandelen door het bos, langs het water en genoten ze allen van de heerlijke natuur. Ook werden vaak zieken, ouderen  of alleenstaanden bezocht. Ze sprak uit eigen ervaring toen ze in latere jaren schreef: “De Sabbatschool en de dienst daarna maken slechts een deel van de Sabbat uit. Wat voor het gezin overblijft kan tot de meest geheiligde en kostelijkste ogenblikken van al dé Sabbaturen gemaakt worden. Veel van deze tijd moeten de ouders doorbrengen met hun kinderen”. (Schatk. deel 3 blz. 21)

 

Avond en morgenwijdingen werden zoveel mogelijk door Ellen en James zelf geleid en zij legden het er op toe de jongens zoveel mogelijk daarin deel te laten nemen door het zingen van liederen, het voorlezen van teksten en dergelijke dingen. Natuurlijk waren er vaak bezoekers en menigmaal bleven de gasten zelfs enkele dagen logeren. Dit alles bracht extra lasten met zich mee en koste tijd en aandacht. Het gezin kreeg soms de indruk dat hun huis een  gratis hotel was.

 

Tijdens een conferentie in 1859 waren er 35 mensen aan de maaltijd. Is het begrijpelijk dat zuster White de volgende dag in haar dagboek schreef: “We waren allen zeer afgemat”. In een brief aan één van de werkers in het jaar 1873 openbaart Ellen White wat dit alles voor haar betekende: “Ik ben opgestaan om half zes in de morgen, hielp Lucinda met afwassen, heb geschreven tot donker, daarna noodzakelijk. naaiwerk gedaan, bezig tot bijna middernacht; ook heb ik nog gewassen voor het gezin nadat mijn schrijven was geëindigd. Dikwijls voelde ik mij zo moe dat ik heen en weer waggelde als een dronken persoon, maar loof de Heere, ik ben staande gehouden”.

 

Hoewel zwaar belast met vele problemen verwaarloosde de drukke moeder de opvoed ding van haar kinderen niet. De discipline in het gezin handhaafde zij krachtig maar steeds met begrijpende liefde en vriéndelijkheid. Zij poogde een crisis te vermijden en streefde er voortdurend naar om de geest van de jongens zó te leiden dat het karakter werd versterkt en de wilskracht ontwikkeld. Eenvoudige en passende beloningen vormden een aanmoediging tot goed gedrag en gehoorzaamheid.

 

De verleidingen buitenshuis werden zoveel mogelijk krachteloos gemaakt door aangename bezigheden en genoegens binnenshuis. Zeer zelden werd lichamelijke straf toegediend en als het moest gegeven worden alleen na een rustig gesprek en ernstig gebed. Natuurlijk rezen er wel eens problemen. De jongens waren geen model kinderen. Maar moeilijkheden werden direct en met beslistheid onder ogen gezien. Later schreef zuster White: “Ik liet mijn kinderen nooit toe te denken dat zij mij als kinderen konden plagen. Nooit veroorloofde ik het mijzelf om een ruw woord te zeggen.... Wanneer mijn geest geïrriteerd was, of wanneer ik het gevoel dat ik werd uitgedaagd, was ik gewend te zeggen: “Kinderen, we zullen dit nu laten rusten; we zullen er nu niets meer over zeggen. Vóór dat jullie gaan slapen, zullen we er verder over praten”.

 

Met alle tijd om er over na te denken, waren ze tegen de avond meestal afgekoeld en kon ik hen heel gemakkelijk behandelen. Door haar vele reizen was Ellen White vaak weg van huis, evenals haar man. Dit maakte de taak van de opvoeding niet eenvoudiger. Maar hun moeder dacht veel aan hen en bleef met hen in kontact door talrijke brieven. Boven alles rezen vaak haar gebeden voor de jongens op tot Hem, Wiens oog dag en nacht waakt over al Zijn kinderen.

 

EEN TROUWE HERVORMSTER

 

De maaltijden waren eenvoudig, maar er was altijd een overvloed van gezond voedsel op tafel. Aanvankelijk was de tafel van de White`s niet veel anders dan van een doorsnee Amerikaan in die dagen. Maar naarmate zuster White licht ontving over de gezondheids reformatie voerde ze deze reformatie ook door in haar gezin. Vooral het visioen van 6 Juni 1863 bracht een enorme verandering teweeg. Het was naar aanleiding van dat visioen dat Ellen White af zag van het gebruik van vleesvoeding, waarbij ze ook persoonlijk niet zonder strijd deze hervorming in haar eigen leven doorvoerde, zoals reeds eerder is beschreven.

 

Hoewel het waar is dat zuster White op haar reizen, als zij op de gastvrijheid van anderen was aangewezen, soms een weinig vlees heeft gebruikt en hoewel het ook waar is dat zij in latere tijden ter wille van sommige leden van haar uitgebreide gezin, die beweerden dat vlees voor hen het beste voedsel was, vlees op tafel heeft geplaatst, heeft zij zelf na 1863 in haar eigen gezin geen vlees meer gebruikt.

 

En vanaf 1904 werd ook voor haar huisgenoten geen vlees meer geserveerd. Een meer uitvoerige beschrijving van de persoonlijke ervaring van E.G.White als gezondheidshervormster vindt men in het boek “COUNSELS ON DIETS AND FOODS” Appendix no. 1 blz. 481-494.

In 1909 kon zuster White op ruim 81 jarige leeftijd het volgende schrijven: “Mij is getoond, dat de beginselen die ons gegeven zijn in de eerste dagen van de boodschap, heden van evenveel belang en van evenveel gewicht zijn als toen. Er zijn sommigen die het licht gegeven aangaande het dieet vraagstuk nooit hebben gevolgd. Het is nu de tijd het licht van onder de korenmaat uit te nemen om het met klare, heldere stralen te laten schijnen.”

 

De beginselen van een gezonde leefwijze houden voor ons persoonlijk en als volk heel veel in. Toen de boodschap der gezondheidshervorming voor het eerst tot mij kwam, voelde ik mij ziek en zwak en had vaak last van flauwtes. Ik smeekte God om hulp en Hij legde voor mij het grote onderwerp der gezondheids hervorming bloot. Hij onderrichtte mij dat zij die Zijn geboden hielden, in een, geheiligde verhouding tot Hem gebracht moesten worden en dat zij, door matigheid in eten en drinken, geest en lichaam in de beste toestand moeten houden om Zijn werk te doen. Dit licht is mij tot grote zegen geworden. Ik ging de beginselen van de gezondheids hervorming voorstaan, wetende dat de Heere mij kracht zou geven. Heden is mijn gezondheid, niettegenstaande mijn leeftijd, veel beter dan toen ik jong was. Schatk. 3. blz. 370,37 1.

 

Ellen White was oprecht en eerlijk en niet gelijk de schriftgeleerden van ouds, die zware lasten legden op de schouders der mensen, maar ze zelf met hun vinger niet wilden verroeren. Matth. 23:4. En daarom straalt haar getuigenis in ingedimde heerlijkheid voor ons die haar leven en geschriften bestuderen. Zij is een voorbeeld geworden voor allen die zich in alle ernst zoeken voor te bereiden op de wederkomst van hun Heer en Heiland en die er naar streven om door de genade van onze Heere Jezus Christus naar geest ziel en lichaam geheiligd te worden om Hem in vrede te mogen ontmoeten, als Hij verschijnt ten eeuwige leven voor diegenen die Hem verwachten.

 

Hoewel E.G. White een getrouw hervormster was op het gebied van de gezondheid, heeft zij zichzelf nooit als een toets gesteld voor anderen. Terwijl ze zelf bijvoorbeeld in de laatste dertig tot veertig jaren van haar leven nooit meer dan twee maaltijden per dag gebruikte en dat ook anderen aanraadde, was toch niemand van haar gezin verplicht dat ook te doen, maar kon een ieder die daar behoefte aan had ook s avonds een maaltijd gebruiken. Hoewel ze zelf nooit vlees gebruikte en ook steeds in haar geschriften duidelijk op het schadelijke van vlees gebruik heeft heengewezen, heeft ze toch nooit het niet vlees eten als een toets voor het lidmaatschap van de gemeente geëist.

Ongetwijfeld kunnen we hierin zien dat zij zich in deze dingen liet leiden door Gods Geest en niet door een geest van fanatisme zoals sommige gezondheids hervormers openbaren. Fanatisme op het gebied van gezondheids hervorming heeft zij altijd beschouwt als één van de grootste vijanden van een gezonde en goede hervorming. Geve God, dat de gezondheids hervorming zich steeds meer in Zijn gemeente zal voortzetten in de geest van evenwichtigheid, liefde en volharding die ook zuster White op dit gebied heeft geopenbaard.

 

RUST  EEN  WEINIG

 

Toen Jezus discipelen op een keer bij Hem terugkwamen van een vermoeiende tocht zag de Heiland dat zij uitgeput waren en Hij zei tot hen: “Komt hier en gaat met Mij alleen naar een eenzame plaats en rust een weinig.”  Mark.6:31

 

Een weinig rust of ontspanning heeft een mens nodig en Jezus heeft getoond ook in deze behoefte te willen voorzien. Hoe stond Ellen G. White hier tegenover? Gunde zij zichzelf en haar medewerkers zo nu en dan een weinig rust? De feiten spreken voor zichzelf. Op  een prachtige voorjaarsdag in April van het jaar 1876 maken Ellen White en haar medewerkers en ook personeel van de drukkerij in Californië die in 1874 was opgéricht, een uitstapje per boot op de baai van San Francisco.

De kapitein van het schip is een Zevende dags Adventist. Hoe geniet iedereen van het water. Als de kapitein het schip door de “GOUDEN POORT” naar buiten brengt op de oceaan bemerken ze dat de STILLE OCEAAN niet zo rustig is en sommige van de zusters hebben last van zeeziekte. Maar niet zuster White. Laten we zien hoe ze dit tochtje later beschrijft in een brief aan haar man:

 

“De golven liepen hoog op en we werden op en neer geslingerd op een grootse wijze, ik voelde mij als het ware in vervoering gebracht, maar voelde geen drang om met iemand te spreken. Het was groots. Het schuim spatte over ons heen, de waakzame kapitein gaf zijn orders, de matrozen gereed om te gehoorzamen. De wind was sterk buiten de “GOUDEN POORT” en ik heb nog nooit zó van iets in mijn leven genoten.” Dan gaat ze al mijmerend verder: “God houdt de winden in Zijn handen. Hij houdt de wateren onder controle. We zijn slechts stipjes op de brede, diepe wateren van de Stille Oceaan, maar engelen des Hemels worden gezonden om dit kleine zeilbootje te bewaken als het over de golven raast. Oh, de wonderbaarlijke werken Gods! Zo ver boven ons begrip! Met één blik aanschouwt Hij de hoogste Hemelen en het hart van de zee”.

 

Toen zij kort daarna schreef over Christus, die de storm stilde schreef ze:”Ik ben blij dat ik op het water ging; ik kan beter schrijven dan tevoren.”  Ook feestelijke gelegenheden, in een goede sfeer gehouden, woonde zij graag bij. Wij lezen daarvan bijvoorbeeld in een artikel van haar hand in de Review and Herald van 29 JAn. 1884: “Aan het einde van het lange reis naar het Oosten bereikte ik mijn huis op tijd om Oudejaarsavond door te brengen op Healdsburg. De hal van de school was versierd voor een Sabbatschool conferentie. Slingers van cypressen, herfstbladeren, groene takken en bloemen waren smaakvol gerangschikt en een grote bel van groen hing in de gebogen doorgang van de ingang naar de zaal. De boom was wel beladen met geschenken en gaven, die bestemd waren om te gebruiken ten gunste van de armen en om een bel te kopen.

Behalve in een paar gevallen waren de namen van de gevers niet aangegeven; maar toepasselijke Bijbelteksten en gezegden werden voorgelezen toen de giften van de boom werden genomen. Bij deze gelegenheid werd niets gezegd of gedaan dat het geweten van iemand hoeft te bezwaren.

 

Sommigen hebben tegen mij gezegd: “Zuster White, wat denkt u hiervan? Is het in overeenstemming met ons geloof”? Ik antwoord hen: “Het is in overeenstemming met MIJN geloof”!

We hebben ernstig geprobeerd om de vakantietijd zo belangwekkend mogelijk te maken voor de jeugd en voor de kinderen. Ons doel is geweest om hen af te houden van de tonelen van amusement onder ongelovigen”. Uit alles blijkt dat zuster White hield van ontspanning en rust en dit ook van harte gunde aan anderen. De genoemde voorbeelden zouden met vele anderen zijn te vermeerderen, maar wij moeten hiermee volstaan. Ontspanning was bij Ellen White echter altijd waarachtige ontspanning. Zij hield zich verre van ieder amusement dat meer afbreekt dan dat het opbouwt. Maar zij verstond de woorden van Jezus, die tot Zijn vermoeide discipelen zei: “KOMT....EN RUST EEN WEINIG”.

 

OPGERUIMD ONDER TEGENSLAG

 

Zuster White stond bekend als een opgeruimd persoon. Het kan zijn dat sommige mensen daar anders over hebben gedacht, maar de werkelijkheid is een duidelijk getuigenis. In 1867 schreef ze wat betreft haar levenshouding: “Ziet u mij ooit somber, teneergeslagen of klagend? Ik heb een geloof dat dit verbiedt. Het is een verkeerde opvatting van het ware ideaal van het christelijk karakter en christelijke dienst, dat tot deze conclusie leidt. Het is het gebrek aan echte godsdienst, dat somberheid neerslachtigheid en droefheid voortbrengt.

 

Ernstige christenen streven er naar om Jezus na te volgen, want christen zijn betekent om gelijkvormig te zijn aan Christus”. Deze woorden waren geen ijdel geklank want onder de zwaarste beproevingen openbaarde Ellen White een veerkrachtige geest. Het was de God van alle genade die haar oprichtte. De gevoeligste slag van haar leven was waarschijnlijk de vrij onverwachte dood van haar echtgenoot. Maar zelfs dat vermocht haar niet voor lange tijd neer te slaan.

 

Slechts twee weken na zijn dood sprak zij op Sabbat middag 20 Augustus 1881 tot de leden van de gemeente in Battle  Creek gedurende bijna één uur Uriah Smith gaf in de Review and Herald van 23 Augustus hiervan het volgende verslag.

 

“Haar thema was de les die wij moeten leren van de ervaring die zij juist hebben doorgemaakt. De onzekerheid van het leven is de eerste gedachte die zich aan ons opdringt. We moeten ook beschouwen wat voor mensen wij behoren te zijn, terwijl wij nog leven”. De geest van de spreekster richtte zich daarna op die gezegende vermaningen van de apostelen met betrekking tot de verhouding die de leden van het lichaam van Christus tegenover elkaar behoren te onderhouden, alsmede hun gedrag, woorden en handelingen tegenover elkaar. We werden gewezen op zulke Schriftplaatsen als deze: “HOUDT  VREDE  ONDER ELKANDER:  WEEST  IN  BROEDERLIEFDE  ELKANDER  GENEGEN: WEEST  VRIENDELIJK:  WEES BARMHARTIG:  SPREEKT  ALLEN HETZELFDE: 

 

“WEEST VAST AANEENGESLOTEN,  EEN  VAN  ZIN  EN  EEN VAN GEVOELEN:   HOUDT  VREDE  EN  DE  GOD  DER  LIEFDE  EN  DES  VREDES  ZAL MET  U  ZIJN”.

 

Zelfs deze gevoelige slag maakte haar te meer beslist om het werk waartoe haar God had geroepen voort te zetten en om de naam van Jezus Christus en Zijn grote verlossing bekend te maken tot aan het einde der aarde. Het was vier jaar na de dood van haar man, toen ze zelf bijna zestig jaar was, dat ze Amerika voor het eerst verliet om de jonge gemeente in Europa te gaan versterken. En nog was haar werk toen zij vandaar terugkeerde naar Amerika in 1900 niet afgelopen. Nog vijftien levensjaren voegde God haar toe, waarin zij vele van haar boeken en artikelen heeft geschreven.

 

Toen James White stierf in 1881 was hij haar trouwe levensgezel geweest gedurende vijf en dertig jaren, maar wie had toen durven denken dat Ellen alleen bijna nog eens die tijd de gemeente des Heeren zou blijven dienen door woord en geschrift en daad. Zeer zeker niet zijzelf. Haar geestkracht en opgeruimdheid behield zij echter tot het einde.

 

BETER  EEN  GOEDE BUUR...

 

In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan heeft Jezus ons verteld wie onze buren, wie onze naaste zijn. En hoewel we vanzelfsprekend geen verslag hebben van alles wat James en Ellen en in het bijzonder Ellen, voor hun buren deden in de loop der jaren, zo vangen we hier en daar een straal op van hun verhouding tot hun naaste omgeving.

In de winter 1862-1863 wanneer een vreselijke epidemie van difterie het land teistert en twee van de kinderen ernstig ziek worden weet Ellen en James hun leven te redden door middel van waterbaden en andere natuurlijke middelen. Toen buren in de omgeving, waar de gevreesde ziekte ook was binnengedrongen, hoorden van het succes dat broeder en zuster White hadden met hun behandeling, riepen ze hun hulp in. Het duurde niet lang of een flink deel van hun tijd werd besteed aan het helpen van anderen. In een brief van 1903 schrijft zuster White hierover: “Voordat ons sanatorium daar in Battle Creek was gevestigd, gingen mijn echtgenoot en ik van huis tot huis om behandelingen toe te dienen. Onder de zegen van God redden we het leven van velen die ernstig leden”.

En in  1908 schreef ze: “We brachten in ons huis gevallen die door de doktoren waren opgegeven. Wanneer we niet wisten wat we voor hen moesten doen, baden we zeer ernstig tot God en altijd zond Hij Zijn zegen. Hij is de Machtige Heelmeester en Hij werkte met ons.”

 

We hadden nooit tijd of  gelegenheid om een medische cursus te volgen, maar we oogst ten succes als we voorwaarts gingen in de vreze Gods en Hem zochten voor wijsheid bij iedere stap.

We lieten gebed en werk samengaan. We pasten eenvoudige waterbehandelingen toe en probeerden dan de ogen van de patiënten te richten op de grote Genezer. We  vertelde hen wat Hij voor hen kon doen.”  Mensen die in nood verkeerden werden vaak opgenomen in het huis van de White. Ellen White trachtte altijd te helpen bij gezinnen die behoeftig waren en niet zelden zat ze zelf te breien om anderen aan warme kleding te helpen.

 

Terwijl ze in Europa was kwam ze in kontact met sommige gezinnen, waarvan zij wist dat ze zouden moeten lijden als ze hen niet hielp en dus besteedde   ze haar  vrije tijd na haar terugkeer in Amerika om kousen voor hen te breien die ze naar hen toezond. Breien werd één van haar grootste hobby`s.

 

Tijdens haar verblijf in Australië heerste daar een economische crisis. In die tijd werd vaak het werk van schrijven en andere bezigheden opzij gezet om hulp te verschaffen aan de behoeftigen en armen. Zelfs verschafte zuster White werk aan mannen die werkeloos waren om toch enigszins in het onderhoud van hun  gezinnen te kunnen voorzien. Haar persoonlijke secretaresse Sara McEnterfer was een tijdlang haast een soort wijkverpleegster, door van het ene huis naar het andere te gaan m zieken te helpen. Ook bij zuster White thuis werd er hard gewerkt om in de noden van anderen te voorzien; laten we haar zelf weer aan het woord:

 

“Gisteravond hadden we een Dorkas groep in ons huis en mijn medewerkers die hielpen in de voorbereiding van mijn artikelen voor de bladen en kookten en. naaiden vijf in getal, zaten op tot middernacht om kleren te knippen. Zij maakten drie broeken voor de kinderen van één familie. Twee naaimachines draaiden tot middernacht. Ik denk dat er nooit een gelukkiger groepje werkers was dan deze meisjes gisteravond”. (Brief uit 1897)

 

Ook in haar laatste levensjaren toen zij woonde in Californië in de Napa Vallei bezocht zij vaak buren in de omgeving en hielp hen waar nodig. Nog jaren na haar dood leefde Ellen White voort in de herinnering van menige bewoner van de vallei als “DIE KLEINE OUDE VROUW MET WIT HAAR DIE ALTIJD ZO VOL LIEFDE SPRAK VAN JEZUS”.

 

WIE ZIELEN WINT IS WIJS

 

Zuster White had een veelzijdige belangstelling en haar geschriften tonen dat zij zich bezighield met de meest uiteenlopende onderwerpen. Haar bezigheden waren ook zeer gevarieerd en nimmer heeft zij zich er toe laten verleiden om één onderdeel van het werk van Gods gemeente voor te trekken boven de andere takken van het werk. Maar wat ze ook deed, alles had uiteindelijk slechts één doel: Zielen te winnen voor het Koninkrijk van haar Heer. Zij heeft dit doel uitgedrukt in de volgende woorden: “Het werk boven elk ander werk, de zaak die boven alle andere de krachten van de ziel behoort op te eisen en bezig te houden, is het werk om zielen te redden waarvoor Christus is gestorven”. (The Youth s Instructor 4 Mei 1893.

 

Dit woord heeft zij in haar eigen leven tot waarheid gemaakt. Al haar energie was uiteindelijk gewijd aan dit grote, alles omvattende werk. Haar gebeden haar gedachten, haar arbeid concentreerden zich op dit ene grote doel. Dit stempelde haar ook tot een persoonlijk werker. Eén ziel was kostbaar in haar ogen, omdat ze wist dat die ene ziel kostbaar was in het oog van Jezus. Hij had er Zijn leven, Zijn bloed voor gegeven. Reeds in haar jeugd na haar bekering openbaarde zij haar ijver in dit. persoonlijke werk om zielen te redden. Zij beschrijft dit zelf als volgt; “Ik belegde bijeenkomsten met mijn jonge vrienden, van wie sommigen aanzienlijk ouder waren dan ikzelf en enkele waren getrouwde personen. Een aantal van hen waren leeg en gedachteloos mijn ervaring klonk voor hen als ijdel gepraat en zij sloegen geen acht op mijn dringende verzoeken. Maar ik nam mij voor  dat mijn pogingen niet eerder zouden ophouden voordat deze lieve zielen, voor wie ik zulk een grote belangstelling had, zich aan God zouden overgeven. Verschillende gehele nachten bracht ik door in ernstig gebed voor diegenen die ik had uitgezocht en tezamen gebracht met het doel voor hen te werken en te bidden.

 

Sommigen van hen waren met ons samengekomen uit  nieuwsgierigheid om te horen wat ik  had te zeggen; anderen dachten dat ik buiten mijzelf was dat ik zo in mijn pogingen volhardde, vooral toen zij van hun kant geen belangstelling toonden. Maar op ieder van onze kleine bijeenkomsten ging ik voort met hen aan te sporen  en voor ieder afzonderlijk te bidden, totdat iedereen zich had overgegeven aan Jezus, door de verdiensten van Zijn vergevende liefde te erkennen. Een ieder werd bekeerd tot God.”

 

Deze ijver en dit vuur in het winnen van zielen voor haar Heiland heeft ze haar hele leven behouden. Elke gelegenheid nam ze te baat om van Hem te getuigen. Een frappant voorbeeld daarvan vinden we beschreven in de “SIGNS OF THE TIMES” (tekenen der tijden) van 19 Oktober 1876. In de zomer van het jaar 1854 reden zuster White en haar man door een bosrijke streek van Michigan naar de plaats Vergennes. Het was een vrijdag en ze hoopten hun doel spoedig te bereiken. De af te leggen afstand bedroeg een kleine 25 km en in enkele uren konden zij op de plaats van bestemming aankomen. Om één of andere reden raakte degenen die de wagen bestuurde de weg kwijt. Steeds dieper kwamen ze in het bos. Zuster White was ziek en de dag was heet; tweemaal kreeg ze een flauwte. Er was nergens water om te drinken.

 

Eindelijk kwamen zij in een open ruimte in het bos en daar stond een blokhut. De vermoeide reizigers werden binnen genodigd en konden zich verfrissen. Terwijl ze nog even rustten raakte Ellen in gesprek met de vrouw van het huis. Ellen White sprak over Jezus wederkomst, de Sabbat, de toestanden in de wereld en over de gemeente. De vrouw vroeg haar bezoekers te blijven, maar dat konden zij niet doen vanwege hun afspraken. Zuster White liet echter bij haar vertrek een exemplaar achter van haar eerste boek. “EEN SCHETS VAN DE CHRISTELIJKE ERVARING EN GEZICHTEN VAN ELLEN G. WHITE” en enkele exemplaren van de Review and Herald en de “YOUTH INSTRUCTOR”.

 

Tweeëntwintig jaren gingen voorbij waarin zuster White zich afvroeg waarom ze op die bewuste Vrijdag de weg waren kwijt geraakt en verdwaald waren. Het antwoord kreeg ze op de kampvergadering in Michigan in 1876. Aan het eind van de vergadering kwam een zuster naar Ellen White en drukte haar blijdschap uit, dat ze haar weer mocht ontmoeten. Ze vroeg of zij zich herinnerde dat ze tweeëntwintig jaar tevoren in een blokhut in het bos was geweest en daar een klein boekje had achtergelaten. De vrouw vertelde dat ze het boekje had uitgeleend aan haar buren, toen andere mensen zich op die plaats vestigden, totdat het helemaal versleten was...Later waren er predikers gekomen die hen de waarheid hadden verkondigd en nu was er een heel gezelschap die de Sabbat vierden. De ervaring van deze groep was begonnen met het lezen van het boekje wat zuster White daar had achtergelaten. Nooit is Ellen G. White moe geworden om van haar Heiland te getuigen. Zelfs op haar laatste ziekbed ruim zevenentachtig jaar oud sprak ze met een ieder over de liefde van Christus en over de zekerheid van de verlossing door Zijn bloed.

 

ZALIG ZIJN DE DODEN DIE IN DE HEERE STERVEN VAN NU AAN

 

Veel, heel veel meer zou er te vertellen zijn van het leven van een vrouw, zo gevuld met activiteit. Maar de verborgen kracht van die kracht is minder openbaar. Het was een nauwe gemeenschap met Hem die haar had geroepen om Zijn boodschapster te zijn. Die taak heeft ze tot het einde toe getrouw volbracht. Die gemeenschap met haar Heiland heeft ze tot het einde toe steeds meer gezocht. Dat einde kwam op Vrijdag 16 Juli 1915.

De laatste dagen van haar leven was ze het grootste deel van de tijd bewusteloos. De laatste woorden die zij sprak tot haar zoon waren “IK  WEET  IN  WIE  IK  GELOOFD  HEB”. Evenals Paulus was zij zeker dat ze de kroon des levens zou mogen ontvangen uit de hand van Hem die zij had liefgehad en Die haar had verlost aan het kruis op Golgotha. Haar werken volgen haar na. Haar boeken worden door steeds meer mensen gelezen en vormen zo een steeds wijder wordende kring van getuigen om een volk voor te bereiden op de komst van hun Heer.

Haar invloed op de groei en ontwikkeling van de gemeente der Zevende Dags Adventisten neemt nog steeds toe, lang naar haar dood. Maar is het haar invloed?

Neen, het is de invloed van Hem Die Zich noemt de “GETROUWE  EN. WAARACHTIGE  GETUIGE”.

Ellen G. White was het kanaal waardoor Jezus Christus sprak en spreekt tot Zijn gemeente, want de “GEEST  DER  PROFETIE  IS  HET  GETUIGENIS  VAN JEZUS”.  HEM  ZIJ  DE  LOF  TOT  IN  ALLE  EEUWIGHEDEN•

* * * * * * * * * * * *


daag nog!