You are home- www.agp-internet.com/react- ellenwhite.nl.nu - Themasite Ellen G. White

PP 219, 332.
De rol, die Jozef speelde in verband met de gebeurtenissen in het duister gevang, leidden hem ten laatste tot voorspoed en eer. God bepaalde dat hij een bevinding zou opdoen door bekoringen, tegenspoed en moeilijkheden, om hem voor te bereiden tot het vervullen van een hoge betrekking. Terwijl hij in het gevang opgesloten was, kwam Farao in onmin met twee van zijn officieren, de meester bakker, en de meester huisknecht, en zij werden in het gevang geworpen, waar Jozef opgesloten was. "En de overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij ze diende; en zij waren eenige dagen in bewaring". Jozef maakte zijn leven ten nutte ook in de gevangenis. Zijn voorbeeldig gedrag, nederige houding en getrouwheid, verkreeg voor hem het vertrouwen van allen in het gevang, en van deze, die met hem in verbinding waren. Hij bracht zijn tijd niet door in klagen over de ongerechtigheid van zijn beschuldigers, die hem beroofd hadden van zijn vrijheid. Op een morgen bracht Jozef voedsel naar de officieren van de koning, en hij bemerkte, dat zij zeer droevig keken. Hij vroeg op een vriendelijke wijze, "Waarom zijn uwe aangezichten heden kwalijk gesteld? en zij zeiden tot hem : wij hebben eenen droom gedroomd en daar is niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen : Zijn de uitleggingen niet Godes ? Vertelt ze mij toch". Dan vertelde de schenker aan Jozef zijn droom, die hij uitlegde, dat de schenker zou hersteld worden in de gunst van de koning, en Farao's beker in zijn hand geven zoals hij vroeger gedaan had. De schenker was voldaan met de uitlegging, en zijn geest was opeens verlicht. Jozef vertelde dat hij binnen de drie dagen geen gevangene meer zou zijn. Hij voelde dankbaarheid verschuldigd aan Jozef, wegens de interesse, die hij hem toegedragen had, en de vriendelijke behandeling die hij van zijn handen ontvangen had. En, boven alles, voor de hulp hem geschonken in de droefheid des geestes door hem de droom uit te leggen. Dan op een slaande wijze zinspeelde hij op zijn gevangenschap, en vroeg hem "Doch gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel zal gaan, en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome, want ik ben diefelijk ontstolen uit der Hebreën land; en ook heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben". Toen de overste der bakkers zag, dat hij een goede uitlegging gedaan had, kreeg hij moed en maakte zijn droom bekend. Van zohaast hij zijn droom verteld had keek Jozef bedroefd. Hij begreep zijn betekenis. Jozef bezat een liefelijk en medevoelend hart, maar zijn hoog gevoel voor de plicht leidde hem ertoe de waarheid te geven, alhoewel de uitleg droevig was, die hij aan de meester bakker moest bekend maken. Hij zegde hem dat de drie korven op zijn hoofd drie dagen betekenden. En dat,als in zijn droom, de vogels het gebakken voedsel uit de bovenste korf opaten, zo dat zij zijn vlees zullen eten als hij aan een boom zou ophangen. "En het geschiedde op de derde dag, den dag van Farao's geboorte, dat hij voor al deze knechten eenen maaltijd maakte; en hij verhief het hoofd van den overste der schenkers en het hoofd van den overste der bakkers in het midden zijner knechten; en hij deed den overste der schenkers weederkeeren tot zijn schenkambt, zoodat hij den beker op Farao's hand gaf; maar den overste der bakkers hing hij op, gelijk Jozef hun uitgelegd had. Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem". De schenker was schuldig aan de zonde van ondankbaarheid. Nadat hij troost gekregen had in zijn angst, door de aanmoedigende uitleg van Jozef, dacht hij dat, wanneer hij terug in de gunst van de koning zou hersteld worden, hij zekerlijk het gevangenschap van Jozef zou gedachtig zijn, en zou spreken ten zijner gunste bij de koning. Hij had gezien dat de uitlegging tenvolle vervuld werd, toch in zijn voorspoed, vergat hij Jozef die nog in tegenspoed was opgesloten. Ondankbaarheid wordt aanzien door de Heer als de meest grove zonden. En ofschoon het een afschrik is voor God en de mens, toch wordt het dagelijks bedreven".
3 Spir. Gifts 148.