34 Wat is het doel van ware opvoeding

Ieder waar christen is een Helpende Hand van God.

Ware opvoeding is een zendingstraining. Ieder kind van God
is geroepen om een zendeling te zijn; wij zijn geroepen tot een
dienst van God en onze medemens; en om ons daarvoor geschikt
te maken zou die dienst een onderwerp van de opvoeding
moeten zijn.

Training tot Dienst

Dit doel moet christelijke ouders en leraars altijd voor ogen
blijven. Wij weten niet in welke tak van dienst onze kinderen
werkzaam zullen zijn. Zij kunnen hun leven in de gezinskring
doorbrengen; zij kunnen voor hun leven een gangbaar beroep
kiezen, of als evangeliedienaar naar heidense landen gaan; maar
allen zijn gelijk geroepen als zendeling voor God, dienaren van
genade voor de wereld.

De kinderen en de jeugd, met hun frisse talenten, hun energie
en moed, hun snel begrip, door God bemind, wenst Hij in
harmonie te brengen met de werkingen van het goddelijke. Zij
moeten een opleiding krijgen die hen zal helpen aan de zijde
van Christus te staan in onzelfzuchtige dienst.

Van al Zijn kinderen tot aan het einde der tijden, niet minder
dan van de eerste discipelen, zei Christus: "Gelijk Gij Mij
gezonden hebt in de wereld, het Ik ook hen gezonden in de
wereld," (1) om vertegenwoordigers van God te zijn, Zijn Geest
te openbaren, Zijn karakter weer te geven en Zijn werk te doen.
Onze kinderen staan als het ware op een kruispunt. Aan alle
kanten zijn wereldse verlokkingen tot zelfzucht en toegeven
aan eigen begeerten, die hen wegroepen van het pad dat bestemd
is voor de vrijgekochten des Heren. Of hun leven een zegen
zal zijn of een vloek, hangt af van de keuze die zij maken.
Overvloeiend van energie, verlangend om hun mogelijkheden
uit te proberen, moeten zij een uitweg vinden voor hun uitbundige
levenslust. Zij zullen actief zijn, voor het goede of voor het
kwade.

Gods woord onderdrukt geen enkele activiteit, maar leidt die
in de juiste banen. God verbiedt de jeugd hun aspiraties niet.
De elementen van het karakter, die een man werkelijk succesvol
maken en geëerd onder de mensen - de niet te onderdrukken
wens iets groots tot stand te brengen, de ontembare wil, de
energieke aanwending, het onvennoeibare doorzetten - moeten
niet ontmoedigd worden. Door de genade van God moeten deze
gericht worden op het bereiken van waarden, veel hoger dan
slechts zelfzuchtige en wereldse belangen, zoals de hemel hoger
is dan de aarde.

Als ouders en christenen is het aan ons om onze kinderen
de juiste richting te geven. Zij moeten zorgvuldig, verstandig
en liefdevol geleid worden op paden van christelijk dienstwerk.
Wij staan onder het heilig verbond met God om onze kinderen
op te voeden voor Zijn dienst. Het is onze eerste plicht hen
met zulke invloeden te omringen, die hen ertoe zullen leiden
een leven van dienstverlening te kiezen, en hen de daarvoor
benodigde training te laten volgen. "Want alzo lief heeft God
de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,
dat wij niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven
hebben." (2) "Zoals ook Christus ons heeft liefgehad, en Zich
voor ons heefi overgegeven." (3) Als wij liefhebben, zullen wij
geven. "Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich
te laten dienen, maar om te dienen," (4) is de grote les die wij
onszelf moeten leren en aan anderen moeten onderwijzen.
Druk de kinderen de gedachte op het hart dat zij .niet van
zichzelf zijn. Zij behoren Christus toe. Zij zijn door Zijn bloed
gekocht, de aanspraak van Zijn liefde. Zij leven doordat Hij
hen vasthoudt door Zijn macht. Hun tijd, hun kracht, hun
vermogens, zijn de Zijne, om ontwikkeld te worden, geoefend
te worden, gebruikt te worden, voor Hem.

Naast de engelen is de mens gevonnd naar het beeld van
God, de edelste van Zijn geschapen werken. God _wenst dat zij
worden waartoe Hij mogelijkheden schonk en dat zij hun uiterste
best doen met alle middelen die Hij binnen hun bereik bracht.
Het leven is mysterieus en heilig. Het is een openbaring van
God zelf, de bron van alle leven. Kostbaar zijn de gelegenheden,
en zij moeten met emst benut worden. Eémnaal voorbij, zijn
zij voor altijd verloren.

God plaatst ons voor de eeuwigheid met haar plechtige
werkelijkheden en geeft ons een greep op onsterfelijke, onver-
gankelijke onderwerpen. Hij houdt ons onschatbare, veredelende
waarheden voor, zodat wij vorderingen kunnen maken op een
veilig en zeker pad, volgens een plan dat de meest serieuze
betrokkenheid van al onze mogelijkheden waard is.

God zorgt voor het kleinste zaadje dat Hijzelf heeft gevormd
en ziet daarin verborgen de prachtige bloem, de stniik, of de
statige breed gekruinde boom. Zo ziet Hij de mogelijkheden
van elk mens. Zij zijn hier met een doel. God heeft ons Zijn
plan voor ons leven gegeven en Hij draagt ons op de hoogste
graad van ontwikkeling te bereiken. Hij wenst dat wij voortdurend
zullen groeien in heiligheid, in geluk, in bruikbaarheid. Allen
hebben mogelijkheden en die moeten zij leren beschouwen als
heilige gaven, gaven Gods die naar waarde geschat en op de
juiste wijze gebruikt moeten worden. Hij vraagt van de jeugd
elk vermogen in hun wezen tot ontplooiing te brengen en actief
te gebruiken. Hij wenst dat zij van alle nuttige en kostbare
zaken in dit leven zullen genieten en dat zij goed zijn en goed
doen, terwijl zij zich een hemelse schat vergaderen voor het
toekomstige leven.

Het zou hun ideaal moeten zijn uit te blinken in alle dingen
die onzelfzuchtig, hoog en edel zijn. Laat hen op Christus zien
als het voorbeeld waamaar zij gevonnd moeten worden. De
heilige idealen die Hij in zijn leven openbaarde, moeten zij
koesteren - een heilig streven de wereld beter te maken door
er geleefd te hebben. Dit is het werk waartoe zij geroepen zijn.

Een breed Fundament

De hoogste van alle wetenschappen is de wetenschap van het
redden van zielen. Het grootste werk waamaar een mens kan
streven is het werk van het wimren van mensen uit zonde tot
heiligheid. Voor het realiseren van dit werk moet een brede
basis worden gelegd. Een veelomvattende opvoeding en oplei-
ding is daarvoor nodig - een opvoeding die van ouders en
leraars meer denken en inspanning vraagt dan een leergang in
de wetenschappen alleen, vereist. Er wordt meer gevraagd dan
de ontwikkeling van het intellect. Opvoeding is niet compleet
tenzij lichaam, geest en hart gelijkelijk opgevoed worden. Het
karakter moet een passende discipline ontvangen voor de
volledige en hoogste ontwikkeling. Alle vennogens van geest
en lichaam moeten worden ontwikkeld en op de juiste wijze
getraind. Het is een plicht om ieder vermogen, dat ons tot
efiiciënte werkers voor God zal maken, aan te kweken en te
beoefenen.

Ware opvoeding omvat het gehele wezen. Het leert hoe men
zichzelf op de juiste manier inzet. Het stelt ons in staat het
beste gebruik te maken van de hersenen, de beenderen, de
spieren, van lichaam, geest en hart. De vermogens van de geest
- de hogere vemrogens - moeten het koninkrijk van het lichaam
beheersen. De natuurlijke begeerten en hartstochten moeten
onder beheersing van het geweten en de geestelijke instelling
gebracht worden. Christus staat aan het hoofd van de mensheid
en het is Zijn doel ons in Zijn dienst te leiden in de hoge en
heilige paden van reinheid. Door de wondere werking van Zijn
genade moeten wij in Hem volmaakt worden.

Jezus werd thuis opgevoed. Zijn moeder was Zijn eerste
menselijke lerares. Van haar lippen en uit de boekrollen der
profeten leerde Hij de hemelse dingen. Hij woonde in een
plattelands gezin en droeg trouw en opgewekt Zijn aandeel bij
in de lasten van het huishouden. Hij die aanvoeder van de
hemelse heirlegers was geweest, was een gewillige dienstknecht,
een lieflrebbende, gehoorzame zoon. Hij leerde een handwerk
en met zijn eigen handen werkte Hij in de timmerwinkel met
Jozef. In het kleed van een gewone arbeider wandelde Hij in
de straten van het kleine stadje naar Zijn nederig werk heen
en terug.

De mensen van die tijd maten de waarde van de dingen naar
het uiterlijk. Toen de godsdienst in kracht afnam, nam zij toe
in uiterlijk vertoon. De opvoeders uit die tijd zochten respect
af te dwingen door pracht en uiterlijk vertoon. Tegenover dit
alles vertegenwoordigde het leven van Jezus een opmerkelijk
contrast. Zijn leven demonstreerde de waardeloosheid van die
dingen die men als omnisbaar in het leven beschouwde. De
scholen van Zijn tijd, met hun verheerlijking van nietigheden
en hun kleineren van belangrijke zaken, bezocht Hij niet. Zijn
opvoeding kreeg Hij uit door de hemel aangewezen bromren,
uit nuttig werk, uit studie van de Schriften, uit de natuur en uit
levenservaring - Gods lesboeken, vol aanwijzingen voor allen
die daar met gewillige handen naar toe komen met ziende ogen
en een begrijpend hart. "Het Kind groeide op en werd krachtig
en het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods was op
Hem." (5)
Zó voorbereid begon Hij Zijn dienstwerk, waarbij van Zijn
contacten met de mensen altijd een zegenrijke invloed uitstraalde,
een kracht tot vernieuwing, zoals de wereld nooit eerder
aanschouwd had.

Thuis Onderricht

Het tehuis is de eerste school van het kind, en het is hier,
dat de grondslag gelegd moet worden voor een leven van
dienstbetoon. De beginselen moeten niet alleen in theorie geleerd
worden. Zij behoren de gehele vonning van het leven tot doel
te hebben.

Het kind moet heel vroeg de les van hulpvaardigheid worden
geleerd. Zo gauw als de kracht en het denkvermogen het toelaten,
moet het in huis plichten krijgen. Het moet aangemoedigd
worden om vader en moeder te helpen, zichzelf te verloochenen
en zichzelf te beheersen, om het geluk en gemak van anderen
vóór het zijne te stellen, uit te zien naar gelegenheden om broers
en zusjes en speelmakkertjes op te vrolijken en bij te staan,
ouderen vriendelijkheid te bewijzen, evenals zieken en onge-
lukkigen. Hoe meer de geest van ware dienstbaarheid het huis
vervult, hoe vollediger dit zich in het leven van de kinderen
zal ontwikkelen. Zij zullen leren om in de dienst aan en de
opoñering voor anderen vreugde te vinden.

De Plaats die de School inneemt

De huiselijke opvoeding moet aangevuld worden door het
werk op school. De ontwikkeling van het gehele wezen,
lichamelijk, geestelijk en verstandelijk, en het leren van dienen
en opofferen, moeten voortdurend in het oog worden gehouden.
Boven alle andere middelen heeft de dienst voor de zaak van
Christus in de kleine gebeurtenissen van iedere dag de macht
om het karakter te vonnen en het leven te richten in lijnen van
onzelfzuchtig dienen. De geest te doen ontwaken, aan te
moedigen en juist te leiden, dat is het werk van zowel ouders
als leraars. Geen belangrijker werk had hun toevertrouwd kunnen
worden. De geest van het dienen is de geest van de hemel, en
aan iedere poging om dit te ontwikkelen en aan te moedigen,
zullen engelen hun medewerking verlenen.

Zo”n opvoeding moet gebaseerd zijn op het woord van God.
Alleen hierin worden de beginselen daarvan in hun volheid
gegeven. De Bijbel moet de grondslag zijn van studie en
onderwijs. De meest wezenlijke kemris is de kemris van God
en van Hem, die Hij gezonden heeft.

Kinderen en jeugdigen moeten zichzelf kemien. Zij moeten
het lichaam dat God hen gegeven heefi, begrijpen en de wetten
leren verstaan die dit lichaam in gezonde staat houden. Allen
moeten grondig onderwezen worden in de basiskennis. Ook
moeten zij een training in een of andere handvaardigheid of
handwerk krijgen, die hen tot mannen en vrouwen met praktische
mogelijkheden voor de plichten van alledag maakt. Hierbij komt
dan de opleiding en praktische ervaring in de verschillende
aspecten van het zendingswerk.

Leren door het Meedelen

Laat de jeugd vooruitgaan in het verkrijgen van kennis, zo
snel en zo ver als zij kunnen. Laat him studieveld zo breed zijn
als hun vemrogens kunnen omvatten. En zorg, dat zij leren, dat
zij hun kemiis met anderen delen. Op deze wijze verkrijgt hun
geest discipline en kracht. Het is het gebruik dat zij ervan
maken, dat beslist over de waarde van hun opvoeding. Een
lange tijd van besteding aan studie zonder pogingen om mede
te delen wat geleerd is, blijkt dikwijls een hindemis te worden,
eerder dan een hulp in echte ontwikkeling. Zowel thuis als op
school moet het een oefening voor de student zijn om te leren
hoe men studeert en de verkregen kemris doorgeeft. Wat zijn
roeping ook is, hij moet zowel leerling als leraar zijn, zolang
het leven duurt. Zo zal hij steeds vorderingen maken terwijl hij
zijn vertrouwen op God stelt, zich vasthoudend aan Hem, die
oneindig is in wijsheid, die geheimen, gedurende eeuwen
verborgen, kan openbaren, die de moeilijkste problemen kan
oplossen voor de geest die in Hem gelooft.

De Invloed van de Omgang

Gods woord legt grote nadmk op de invloed van omgang,
op mannen zowel als op vrouwen. Hoeveel groter is de macht
op de zich ontwikkelende geest en het karakter van kinderen
en jonge mensen. De omgang die zij hebben, de beginselen die
zij aannemen, de gewoonten die zij vormen, zullen beslissen
over de vraag van hun nut hier en in hun toekomstige eeuwige
belangen.

Het is een vreselijk feit - en één dat de harten van ouders
moest doen sidderen - dat op zoveel scholen en universiteiten
waarheen de jeugd gezonden wordt voor verstandelijke ontwik-
keling en discipline, invloeden heersen die het karakter mis-
vormen, de geest doen afdwalen van het ware doel van het
leven, en het zedelijk peil verlagen. Door contact met jeugd
die niet godsdienstig, maar bedorven is en pleziertjes najaagt,
verliest heel veel jeugd hun eenvoud en reinheid, het geloof in
God en de geest van zelfverloochening, die christelijke vaders
en moeders hebben gekoesterd en beschennd door zorgvuldige
lering, voorbeeld en emstig gebed.

Velen die naar school gaan met het doel zich voor te bereiden
voor een of andere onzelfzuchtige dienstverlenende fimctie,
raken verdiept in wereldse studies. Eerzucht wordt opgewekt
om een titel te behalen en zich een positie te veroveren in de
wereld. Het doel waarvoor zij op school kwamen, wordt uit het
oog verloren en het leven wordt besteed aan zelfzuchtige en
wereldse bezigheden. En dikwijls worden gewoonten gevormd
die het leven voor deze wereld en de toekomende wereld
bederven. Als regel zijn mannen en vrouwen met brede
opvattingen, met een onzelfzuchtige levensdoel en een edel
streven diegenen in wie deze karaktertrekken door omgang in
hun jonge jaren werden ontwikkeld. In Zijn hele handelen met
Israël heefi God het volk het belang van bescherming van de
omgang van hun kinderen op het hart gedrukt. Alle regels van
het burgerlijke, godsdienstige en sociale leven waren erop gericht
de kinderen voor schadelijke vriendschappen te behoeden en
hen vanaf hun vroegste jaren bekend te maken met de
voorschriften en de beginselen van Gods wet. De praktische
lessen, bij de geboorte van de natie gegeven, waren van dien
aard, dat zij een diepe indmk maakten op ieders halt. Voor het
laatste vreselijke oordeel over de Egyptenaren dat zich mani-
festeerde in de dood van de eerstgeborenen gaf God Zijn volk
bevel hun kinderen in hun eigen huizen bijeen te houden. De
deurpost van elk huis werd met bloed getekend en binnen de
verzekerde bescherming van dit teken moesten allen blijven.
Zo moeten ook vandaag de dag ouders die God liefhebben en
vrezen, hun kinderen onder "de band van het verbond" - binnen
de beschenning houden van de heilige invloeden die mogelijk
gemaakt zijn door Chiistus, bloed.
"scheidt u af."

Van Zijn discipelen zei Christus: "Ik heb hun Uw woord
gegeven, en... zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de
wereld ben." (6)

"Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld," gebiedt God ons,
"maar wordt hervonnd door de vemieuwing van uw denken,
opdat gij moogt onderkemien wat de wil van God is, het goede,
welgevallige en volkomene." (7)

"Vonnt geen span met ongelovigen, want wat heeft gerech-
tigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heefi
het licht met de duistemis?... Welke gemeenschappelijke grond
heeft de tempel Gods met de afgoden? Wij toch zijn de tempel
van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder
hen wonen en wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen
Mijn volk zijn. Daarom:

"Gaat weg uit hun midden, en scheidt u
en houdt niet vast aan het onreine;...
en Ik zal u aanneme,
en Ik zal u tot een Vader zijn,
en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn,
zegt de Here, de Ahnachtige." (8)

Beloften en Zegen

"Vergadert het volk." (9)

"Maak hen Gods inzettingen en wetten bekend." (10)

"Zo zullen zij Mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal
hen zegenen." (11)

"Dan zullen de volkeren der aarde zien, dat de naam des
Heren over u uitgeroepen is." (12)

"En het overblijfsel van Jacob
zal te midden van vele volkeren
zijn als dauw van de Here;
als regenstromen op het groene kruid,
dat niet wacht op de mens,
noch mensenkinderen verbeidt." (13)

Wij worden bij Israël gerekend. Al de instructies die aan de
Israëlieten werden gegeven aangaande de opvoeding en opleiding
van hun kinderen, die allen beloften van zegen inhouden door
gehoorzaamheid, zijn voor ons.

"Gods woord tot ons is: "Ik zal u zegenen,... en gij zult tot
zegen zijn." (14)

Van de eerste discipelen en van allen die door him woord in
Hem zouden geloven, zei Christus: "En de heerlijkheid, die Gij
Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn; en
Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de
wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen
líefgehad hebt, gelijk Gij Mij líefgehad hebt." (15)

Wondervolle, wondervolle woorden, bijna buiten de greep
van ons geloofl De Schepper van alle werelden heeft degene
die zichzelf tot Zijn dienst geefi, lief, zoals Hij Zijn Zoon
lieflieefi. Zelfs hier en nu worden Zijn genadegaven op ons
uitgestort voor dit verbazend grote doel. Hij heefi ons het licht
en de Majesteit van de hemel gegeven, en met Hem heeft Hij
al de hemelse schatten over ons uitgegoten. Evengoed als Hij
ons heeft beloofd voor het toekomstige leven, schenkt Hij ons
prinselijke gaven in dit leven. Als deelhebbers aan Zijn genade
wenst I-Iij van ons dat wij ons in alles zullen verheugen wat
onze karakters zal veredelen, vergroten en verhogen. Hij staat
gereed om de jeugd te inspireren met macht van omhoog, dat
zij mogen staan onder de bloedbevlekte baníer van Christus,
om te werken zoals Hij gewerkt heeft, zielen geleid heeft in
veilige paden, de voeten van velen geplant heeft op de Rots
der Eeuwen.

Gods Zekerheden

Allen die emaar streven te werken in harmonie met Gods
opvoedingsplan, zullen Zijn ondersteunende genade ontvangen,
Zijn voortdurende aanwezigheid, Zijn beschermende macht. Hij
zegt tot een ieder: "Wees sterk en moedig, word niet verschrikt,
want de Here uw God is met u." "Ik zal u niet begeven en Ik
zal u niet verlaten." (16)

Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt
en daarheen niet wederkeelt,
maar doorvochtígt eerst de aarde, en maakt haar vruchtbaar
en doet haar uitspruiten,
en geefi zaad aan de zaaier en brood aan de eter,
alzo zal Mijn woord dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn;
het zal niet ledig tot Mij wederkeren,
maar zal het doen wat Mij behaagt,
en dat volbrengen waartoe Ik het zend.
Want in vreugde zult gij uittrekken
en in vrede geleid worden;
de bergen en de heuvels zullen voor u uitbreken in gejuich,
en alle bomen des velds zullen in de handen klappen.
Voor een doomstmik zal een cypres opschieten,
voor een distel zal een mirt opschieten;
en het zal de Here zijn tot een naam,
tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden." (17)

Overal op de wereld is de maatschappij in wanorde, en een
grondige vemieuwing is nodig. De opvoeding die de jeugd
gegeven wordt moet de gehele gemeenschap omvormen.
"Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen,
het verwoeste uit vroeger tijd doen henijzen
en de steden vemieuwen, die in puin liggen,
die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht."
"Maar gij zult priesters des Heren heten...
Blijvende vreugde zal hum geworden.
Want Ik, de Here, heb het recht lief." (18)

"Ik zal hun in waarheid richten en
een eeuwig verbond met hen sluiten." (19)

"Hun geslacht zal onder de volken vennaard zijn,
en hun nakomelingschap te midden der natiën;
allen die hen zien, zullen erkennen,
dat zij het nageslacht zijn, dat de Here gezegend heeft...
Want als de aarde haar gewas voortbrengt,
en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten,
zo zal de Here Here gerechtigheid en lof doen uitspruiten
voor het oog van alle volkeren." (20)

Verwijzingen:
1. Joh.l7:18. 8. 2 Cor.6:l4-18. 15. Joh.l7:22,23.
2. Joh.3:16. 9. Joël 2:16. 16. Jozua 119,5.
3. Ef.5:2. 10. Ex.18:16. 17. Jes.55:10-13.
4. Matth.20:28. 11. Num. 6:27. 18. Jes.6l:4,6-8.
5. Luc.2:40. 12. Deut.28:10. 19. Jes.61:8.
6. Joh.l7:14. 13. Micha 5:6. 20. Jes. 61:9,1l.
7. Rom.12:2. 14. Gen.12:2.