10 Het helpen van verzochten

"Dat gij elkander liejhebt gelijkerwijs Ik u heb liefgehad. "

Niet omdat wij Christus het eerst hebben liefgehad, had Hij
ons lief; maar "toen wij nog zondaars waren" stierf Hij voor
ons. Hij behandelt ons niet zoals wij verdienen. Ofschoon onze
zonden veroordeling vragen, veroordeelt Hij ons niet. Jaar na
jaar heefi Hij onze zwakheden en onwetendheid verdragen, met
onze ondankbaarheid en weerspannigheid. Niettegenstaande
onze afdwalingen en onze hardheid van hart, ons verzuim voor
Zijn heilig Woord, is Zijn hand nog steeds naar ons uitgestrekt.
Genade is een eigenschap van God die Hij tegenover mensen,
die het niet verdienen, aanwendt. Wij zochten er niet naar, maar
de genade werd uitgezonden om ons te zoeken. God verheugt
er Zich in, Zijn genade op ons uit te storten, niet omdat we die
waardig zijn, maar omdat we die uiterst onwaardig zijn. 0nze
enige aanspraak op Zijn genade is onze grote nood.

De Here God houdt door Jezus Christus Zijn hand de gehele
dag uitgestrekt naar de zondige, gevallen mens. Hij ontvangt
iedereen. Hij verwelkomt allen. Het is Zijn heerlijkheid de
grootste zondaars te vergeven. Hij wil de prooi van de machtige
wegnemen, Hij wil de gevangene vrij maken, Hij wil het
brandhout uit het vuur rukken. Hij wil de gouden keten van
Zijn genade neerlaten in de diepste diepten van menselijke
ellende en de lage, door zonde besmette ziel oprichten.
Ieder mens is het voorwerp van liefdevolle belangstelling
voor Hem, die Zijn leven gaf om de mens tot God terug te
brengen. Schuldige en hulpeloze zielen, die alle kans lopen om
door de kunstgrepen en valstrikken van Satan te worden
vemietigd, worden verzorgd zoals de schaapherder de schapen
van zijn kudde verzorgt.
Het voorbeeld van de Verlosser moet de standaard zijn van
ons dienstwerk voor de verzochten en de dwalenden. Dezelfde
belangstelling, tederheid en verdraagzaamheid die Hij voor ons
toonde, moeten wij ook voor anderen opbrengen. "Hebt elkander
lief, gelijk Ik u heb liefgehad," zegt Hij. (1) Als Christus in
ons woont, zullen wij Zijn onzelfzuchtige liefde openbaren voor
allen met wie wij in aanraking komen. Als wij mannen en
vrouwen zien, die hulp en sympathie nodig hebben, zullen we
niet vragen: "Zijn ze dat wel waard?" maar "hoe kan ik van
nut zijn?"

Rijken en amien, hoog en laag, vrijen en slaven, allen zijn
zij Gods erfenis. Hij die Zijn leven gaf om de mens te redden,
ziet in ieder van hen een waarde, die elke berekening te boven
gaat. Door het geheimenis en de heerlijkheid van het kruis
moeten wij Zijn schatting van de waarde van de ziel doorzien.
Wanneer wij dit doen, zullen wij voelen dat mensen, hoe laag
ook gezonken, te veel hebben gekost om met koelheid of
verachting te worden behandeld. Wij zullen het belang beseffen
van het werken voor onze medemensen, opdat zij geleid worden
tot de troon van God.

Het verloren geldstuk in de gelijkenis van Jezus was, ofschoon
het in stof en vuil lag, nog steeds een zilverstuk. De bezitter
zocht het, omdat het waarde had. Zo is het ook met elke ziel,
hoe verdorven ook door zonde, ze is in Gods oog kostbaar.
Zoals de munt de beeltenis en het opschrift van de regerende
macht droeg, zo droeg de mens bij zijn schepping de beeltenis
en het opschrift van God. Ofschoon verdorven en dof door de
invloed van de zonde, blijven de resten van dit opsehrifi op
iedere ziel. God wenst die ziel weer te ontdekken en daarop
Zijn eigen beeltenis in gerechtigheid en heiligheid terug te
brengen.

Ons Gebrek aan Medeleven

Hoe weinig stemmen wij overeen met Christus in sympathie
voor wat de sterkste band van eenheid tussen. ons en Hem moest
zijn: medelijden met verdorven, schuldige, lijdende zielen, dood
in overtredingen en zonden! De-omnenselijkheid van mens
tegenover mens is onze grootste zonde. Velen denken dat zij
Gods rechtvaardigheid vertegenwoordigen, terwijl zij geheel
falen Zijn tederheid en Zijn grote liefde weer te geven. Dikwijls
zijn diegenen, die zij met gestrengheid en hardheid tegemoet
treden onder de druk van de verzoeking. Satan worstelt met
deze zielen; norse, onsympathieke woorden mismoedigen hen
en maken dat zij ten slachtoffer vallen aan de macht van de
verzoeker.

Hoe bereikt Men Harten

Het is een tere zaak om zielen te bereiken. Alleen Hij die
de harten leest, weet hoe men ze tot berouw brengt. Slechts
zijn wijsheid kan ons succes geven in het bereiken van verloren
zielen. U kunt stijf en strak vasthouden aan het gevoel ik ben
hciliger dan u," en het hindert niets hoe juist uw redenenng of
hoe waar uw woorden zijn, zij zullen nooit harten raken. De
liefde van Christus, in woord en daad getoond, zal de weg naar
de ziel winnen, wanneer de herhaling van voorschriften of
argumenten niets uitwerken.

Wij hebben veel meer Christelijke sympathie nodig;_'nlet
slechts sympathie voor hen, die ons onberispelijk toesehijnen,
maar sympathie voor arme, lijdende en strijdende zielen, die
vaak door dwaling overvallen worden, zondigen en berouw
hebben, verzocht en mismoedig zijn. Wij moeten naar onze
medemensen toe gaan, geraakt, zoals onze genadi ge Hogepne Stef,
met gevoel voor hun gebreken.
Het was de uitgeworpene, de tollenaar en zondaar, de verachte
uit de volkeren, die Christus riep, en door Zijn bemirmelijkheid
overreedde Hij hen tot Hem te komen. De enige klasse die Hij
nooit zou aanmoedigen, was die zich apart hielden in hun
zelfgenoegzaamheid en op de anderen neerzagen. "Ga uit in
stegen en heggen, en dwing ze in te komen," gebiedt Jezus ons,
"zodat Mijn huis vol wordt." In gehoorzaamheid aan dit woord
moeten wij tot de heidenen gaan, die nabij ons zijn, en tot hen
die verre zijn. De "tollenaren en hoeren" moeten de uitnodiging
van de Verlosser horen. Door vriendelijkheid en geduld van
Zijn boodschappers wordt de boodschap een dwingende macht
om hen, die in de diepste diepten van de zonde gezonken zijn,
op te heffen.

Christelijke motieven vragen, dat wij werken met een
standvastig doel, en een niet aflatende belangstelling, met steeds
toenemende aandrang voor de zielen die Satan zoekt te
vernietigen. Niets mag de emstige, verlangende energie voor
de redding van verlorenen verkillen.

Merk op, hoe door heel het Woord van God heen een geest
van spoed geopenbaard wordt om mannen en vrouwen te smeken
tot Christus te komen. Wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen,
in privé en in het publiek, ieder argument aanvoeren, op elk
motief de nadruk leggen, om mensen tot de Verlosser te brengen.
Uit al onze macht moeten wij hen ertoe dringen op Jezus te
zien en Zijn leven van zelfverloochening en opoffering te
aanvaarden. Wij moeten tonen dat wij van hen verwachten
vreugde aan het hart van Christus te brengen door elk van Zijn
gaven te gebruiken en Zijn naam te eren.

Gered door Hoop

"Want in die hoop zijn wij behouden." (2) De gevallenen
moeten ertoe gebracht worden te voelen, dat het voor hen nog
niet te laat is om mens te zijn. Christus vereerde de mens met
Zijn vertrouwen en gaf hem daamiee zijn eergevoel. Zelfs zij,
die het laagst gevallen waren, behandelde Hij met respect. Het
deed Christus voortdurend pijn in c_0nï2§Ct gebracht YV°rdeÉ
met vijandschap, ontaarding en onremheid, maar nooit uitte Hij
cen woord om te tonen dat Zijn gevoelens geschokt Waren Of
Zijn verfijnde smaak beledigt. Wat ook de kwade gewoonten,
de sterke vooroordelen, of de verwerpelijkeliartstochten van
de mensen waren, Hij kwam ze met__medelijdende tederheid
tegemoet. Als wij deel hebben aan Zijn Geest, zullen we alle
mensen als broeders beschouwen, met dezelfde verzoekmgen
en moeilijkheden, vaak struikelend en worstelend om weer op
te staan, vechtend met ontmoedigingen en benarde omstandighe-
den, hakendi naar sympathie en hulp. __

Dan zullen wij hen op zo°n wijze tegemoet treden, dat wij
hen niet ontmoedigen of afstoten, maar hoop wekken 111 hun
harten. Als zij aldus bemoedigd zijn, kunnen wij met_vertrouwe__n
zeggen: "Verblijd u niet over mij, mijn vijandin, al ben 1
gevallen, ik zal weder opstaan; al zit ik in het duister, de Her?
zal mij tot licht zijn." Hij verdedigt mijn zaak, en verschaft mij
recht' Hij zal mij uitleiden in het licht, ik zal aanschouwen,
hoe Hij gerechtigheid oefent."
God "ziet naar alle bewoners der aarde,
Hij, die aller harten vormt." (3)

Hij gebiedt ons, in al onze contacten met de verzochtenen
dwalenden te bedenken "gij mocht ook eens in verzoekmg
komen." (4) Met gevoel voor onze eigen gebreken zullen wij
medegevoel hebben voor de gebreken van anderen. __ _
"Want wie onderscheidt u? en wat hebt gij, dëï gll met
ontvangen hebt?" (5) "Want één is uw Meester en gij zijt__al_len
broeders." (6) "Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Qf
ook gij, wat minacht gij uw bf0edef?f' (7) Late? WIJ dan met
langer elkander oordelen, maar kom liever tot dit oordeel: uw
broeder geen aanstoot of ergemis geven." (8)

Fouten Aanwijzen

Het is altijd vemederend als er op je fouten gewezen wordt.
Niemand zou die ervanng bitterder moeten maken door nodeloze
benspmg. Nooit is er iemand teruggewomien door verwijten,
maar velen zijn daardoor afgestoten en zijn ertoe gebracht him
hart te verharden, tegen de overtuiging in. Een zachtrnoedige
geest, een vnendelijke, innemende houding kan de dwalende
redden en bedekt een menigte zonden.

De apostel Paulus vond het noodzakelijk om de verkeerden
terecht te wijzen, maar hoe vol zorg trachtte hij te tonen dat
hij een vriend was van de dwalenden! Hoe angstvallig verklaarde
hij de reden van zijn handelwijze! Hij maakte het voor hen
begrijpelijk dat het hem pijn deed hen pijn te doen. Hij toonde
zijn vertrouwen en sympathie aan degenen die worstelden om
te overwinnen..

"Want in zware druk en beklemdheid des harten heb ik onder
vele tranen u geschreven," zegt hij, "niet opdat gij zoudt bedroefd
worden, maar opdat gij de liefde zoudt kennen, die ik in
overvloedige mate voor u koester." (9) "Want ik heb u door
mijn brief bedroefd, en ik heb er geen spijt van. Mocht ik er
spijt van gehad hebben... thans verblijdt het mij, niet, dat gij
bedroefd zijt geworden, maar dat de droeflieid u tot inkeer heeft
gebracht... want zie toch, wat juist deze ervaring van droeflieid
naar Gods wil u gebracht heeft; welk een emst, meer nog,
verontschuldiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt
in alle dele doen blijken, dat gij zuiver stond in deze
Daarom zijn wij vertroost." (10)

"Het verblijdt mij, dat ik in elk opzicht over u gerust kan
zijn." (ll) "Ik mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk;
immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met
blijdschap, wegens uw deelhebben aan de prediking van het
evangelie, van de_eerste dag af tot nu toe. Hiervan toch, ben
ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk begonnen
is, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus
Jezus. Zó van u allen te denken, spreekt voor mij dan ook
vanzelf, omdat ik u op het hart draag," (12) "Daarom, mijn
geliefde broeders naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap
en kroon, staat alzo vast in de Heer, geliefden!" (13) "Want nu
leven wij, als gij vast staat in de Here." (14)

Paulus schreef aan deze broeders als "heiligen in Christus
Jezus", maar hij schreef niet aan volmaakten in karakter. Hij
schreef aan hen als mannen en vrouwen, die streden tegen
verzoekingen en die in gevaar verkeerden te vallen. Hij wees
ze op: "de God des vredes, die onze Here Jezus, de grote Herder
der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heelt
teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed om zijn
wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in Zijn ogen
welbehaaglijk is door Jezus Christus." (15)

Wanneer iemand een fout heeft gemaakt en zich daarvan
bewust wordt, draag dan zorg, dat zijn zelfrespect niet vemietigd
wordt. Ontmoedig hem niet door onverschillig wantrouwen.
Zegt niet: "Voor ik hem mijn vertrouwen geef, wacht ik eerst
om te zien of hij het volhoudt." Dikwijls is juist dit wantrouwen
de oorzaak, dat de verzochte weer stniikelt.

Wij zouden emaar moeten streven de zwakheid van anderen
te begrijpen. Wij weten weinig van de zielsmoeilijkheden van
degenen die gebonden waren in de ketenen van de duistemis,
die besluiteloos zijn en weinig morele kracht bezitten. Heel
meelijwekkend is de toestand van mensen die onder wroeging
lijden; die is als iemand, die verdord is, wankelt en wegzinkt
in het stof. Hij kan niet duidelijk zien. De geest is beneveld,
hij weet niet welke stappen hij moet nemen. Vele anne zielen
worden misverstaan, niet gewaardeerd, vol ellende en angst -
een verloren, verdwaald schaap. Hij kan God niet vinden, toch
heeft hij intens verlangen naar vergiffenis en vrede.

O, laat toch geen woord gesproken worden dat dieper pijn
veroorzaakt! Stel de ziel, die vermoeid is van een leven van
zonde, maar niet weet waar hij hulp kan vinden, de bamihartige
Verlosser voor. Neem hem bij de hand, hef hem op, spreek
woorden van bemoediging en hoop. Help hem de hand van de
Verlosser te grijpen.

Niet Ontmoedigd zijn

Wij worden te snel ontmoedigd over zielen, die niet dadelijk
onze pogingen beantwoorden. Houdt nooit op voor een ziel te
werken als er nog een sprankje hoop is. Waardevolle zielen
kostten onze zelfopofierende Heiland een te hoge prijs om
lichtvaardi g opgegeven te worden aan de macht van de verzoeker.
Wij moesten onszelf in de plaats stellen van de verzochten.
Denk aan de erfelijkheid, de invloed van verkeerde contacten
en omgeving, de macht van verkeerde gewoonten. Verbaast het
ons, dat onder zulke invloeden velen verdorven worden? Kunnen
wij ons erover verwonderen waarom zij zo langzaam onze
pogingen, hen op te hefi`en, beantwoorden? Dikwijls worden
juist zij, die ruw en weinig belovend schijnen, wanneer ze door
het evangelie gewomien worden, de meest loyale verdedigers
van de boodschap; zij waren niet helemaal verdorven. Onder
de afl<erige buitenkant zijn er goede opwellingen die bereikt
kunnen worden. Zonder een helpende hand zouden velen zichzelf
niet kunnen herstellen, maar door geduldige, volgehouden
pogingen kunnen zij opgeheven worden. Zulken behoeven zachte
woorden, vriendelijke aandacht, tastbare hulp. Zij behoeven die
soort raad, die het flauwe glimpje moed in de ziel niet uitdoofi.
Laat de werkers die met hen in contact komen, dit bedenken.
Sommigen van wie de geest zo verdorven is geweest, zullen
in dit leven nooit meer worden wat zij in gunstiger omstandig-
heden geworden zouden zijn. Maar de heldere stralen van de
Zon der Gerechtigheid kunnen in de ziel schijnen. Het is hun
voorrecht het leven te hebben, dat gemeten wordt met het leven
van God. Plant in hun geest verheffende, veredelende gedachten.
Laat uw leven hun het verschil duidelijk maken tussen
verdorvenheid en reinheid, duistemis en licht. Laat hen in uw
voorbeeld lezen wat het betekent een Christen te zijn. Christus
is in staat om de meest zondige ziel op te heffen en haar te
plaatsen waar zij erkend wordt als kind van God, mede-erfgenaam
van Christus voor de onsterfelijke erfenis.

Door het wonder van goddelijke genade worden velen geschikt
gemaakt voor een nuttig leven. Yeracht en verlaten, zijn zij
uiterst ontmoedigd geworden; zij kunnen onaandoenlijk _en
onvemiurwbaar lijken. Maar onder de leiding van de Heilige
Geest zal de wezenloosheid, die hun opheffing zo hopeloos
deed schijnen, voorbijgaan. De doffe benevelde geest zal
ontwaken. De slaven der zonde zullen vnjgemaakt worden.
Verdorvenhe id zal verdwijnen en onwetendheid zal overwonnen
worden. Door middel van geloof, door liefde werkende, zal het
hart gereinigd worden en de geest verlicht.

Verwijzingen:
l. Joh.l3:34. 6. Matth.23:8. 12. Filip.1:3-5; l:6,7.
2. Rom.8:24. 7. Rom.l4:10. 13. Filip.4:1.
3. Mich.7:8,9; 8. Rom.14:l3. 14. l TheS.3Z8.
Ps.33:l4,l5. 9. 2 Cor.2:4. 15. Hebr.13:20,21.
4. Gal.6:1. 10. 2 Cor.7:8-13.
5. 1 Cor.4:7. 11. 2 Cor.7:l6.