Zedelijke reinheid

"Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.” Matt. 5:8. De mens is gevallen en daarom moet hij in zijn leven, hetzij het kort of lang is, er naar trachten, het door de zonde verloren beeld van God in Christus weer te herwinnen. Dit werk vereist echter een volkomen verandering van de ziel, van het lichaam en de geest. God zendt uit genade lichtstralen om de mensen hun ware toestand te tonen; wanneer hij echter niet in het licht wandelt, geeft hij daarmee te kennen, dat hij de duisternis verkiest boven het licht, opdat zijn daden niet bekend worden.
De wereld bevindt zich in een vreselijke toestand. Zedeloosheid neemt overal de overhand; onzedelijkheid is de grootste zonde van deze eeuw. Nog nooit heeft de losbandigheid haar misvormd hoofd met zulk een driestheid opgeheven als nu, en door haar macht en grote verbreiding zijn de vrienden van de deugd bepaald ontmoedigd. Wanneer de mens niet meer dan menselijke krachten bezit, om het kwaad te weerstaan, wordt hij overwonnen en geheel te gronde gericht.

Maar niet ineens daalt het gemoed van reinheid en heiligheid tot ontaarding, onzedelijkheid en overtreding. Om hen die naar Gods beeld geschapen zijn, tot het beestachtige en satanische te vernederen is er tijd nodig. Door aanschouwing worden wij veranderd.
Ofschoon de mens naar het beeld van Zijn Schepper geschapen is, kan hij zich toch zo aan het verkeerde gewennen dat de zonde, die hem eerst tegenstond, welgevallig wordt. Wanneer hij niet waakt en bidt wordt hij tot zonde en verderf verleid. Tegen de vleselijke natuur moet een bestendige strijd gevoerd worden, en hiertoe moet de zuiverende invloed van Gods genade in ons werkzaam zijn, die het gemoed hemelwaarts trekt en het aanwent over reine en heilige dingen na te denken.

Men ziet vele mensen, die slechts een vloek voor de wereld zijn. Zij leven, om zichzelf te bevredigen en hebben zich met lichaam en ziel aan verdorven gewoonten overgegeven. Welk een vreselijk verwijt zijn zij voor de moeders, die hun tijd op het altaar van de mode geofferd hebben en nalieten, hun eigen zin en karakter naar het Goddelijk beeld te vormen en die daarom niet deugden de hun toevertrouwde, heilige plichten te volbrengen en hun kinderen in de vreze des Heren op te voeden.
Het is bijna onmogelijk de mensen duidelijk te maken, welke macht de satan over de zinnen uitoefent; want zij zijn zich niet bewust van de verdorvenheid, die overal om ons heen is. De satan heeft ze blind gemaakt en ze in vleselijke zekerheid doen inslapen. De zonde neemt de overhand en is niet tot de ongelovigen en godslasteraars beperkt, maar ook velen, die de godsdienst van Jezus Christus belijden, zijn schuldig. Hun liefde is verminderd. Ach, hoe weinig zijn er, zelfs onder zich noemende christenen, die het goede uit overtuiging doen en het boze vermijden, ook wanneer de publieke opinie tegen hen is.

In de strijd met de boosheid van het hart van binnen en de verzoekingen van buiten, delfde zelfs Salomo het onderspit. Zijn leven nam een goed begin, hij werd door God bemind, en indien hij gehoorzaam was gebleven, had hij een eervol en zalig einde gehad. Maar hij verloor deze bijzondere genade door zinnelijke hartstochten. In zijn jeugd vertrouwde hij op Zijn God en zag op tot Hem, om steun en hulp en de Here gaf hem kracht en wijsheid, waarover de wereld zich verwonderde. Zijn roep ging door alle landen. Maar op latere leeftijd handelde hij niet langer naar de goddelijke beginselen, en liet zich door de stroom van het kwaad meeslepen en van God, de bron van zijn kracht en sterkte scheiden. Hij verloor zijn karaktervastheid en hij ging als een ijdele, dwaze jongeling tussen God en het kwaad. Zijn zonde bestond in de liefde tot de vrouwen. Deze harts-tocht had hij op mannelijke leeftijd niet beheerst en zij werd hem tot valstrik. Hij nam vele vrouwen, van welke enige dochters waren van heidense koningen en deze verleidden hem tot afgodendienst. In zijn jeugd was hem wijsheid dierbaarder en meer waard, dan het fijne goud uit Ophir. Maar zinnelijke hartstochten behaalden de overwinning! Hij werd door vrouwen bedrogen en te gronde gericht! Welk een lering voor ons! Welk een bewijs voor ons, dat wij de kracht Gods tot op het laatste ogenblik nodig hebben! Ook slechts in het geringste van ware reinheid af te wijken, is gevaarlijk.

“Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.” Rom. 6:12,13. Wanneer de christen niet meer licht gegeven zou zijn, dan in deze verzen bevat is, dan had hij toch geen verontschuldiging, om zich door vernederende hartstochten te laten beheersen. Het woord van God is voldoende, om ieders verstand te verlichten, en ieder die het verstaan wil, kan het ook begrijpen. Om de mensen op elke denkbare wijze te waarschuwen, heeft God duidelijke getuigenissen gezonden om ze op het woord, welke zij dikwijls veronachtzaamd hebben, te wijzen; maar het licht wordt zeer dikwijls verworpen. Wie zijn eigen lust dient, vindt welgevallen in de ongerechtigheid, hoewel God met straf dreigt, voor hen die zulke dingen doen.

Enigen zien het wel in, dat het zondig is hun hartstochten te dienen, maar zij verontschuldigen zich dáármee, dat zij niet kunnen overwinnen. Dit is een vreselijke bekentenis op de lippen van een christen. “Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.” 2 Tim. 2:19. Van waar komt deze zwakheid? Slechts daarvan dat mannen en vrouwen zolang aan hun verkeerde begeerten voldaan hebben, tot zij eindelijk geen kracht tot zelfbeheersing meer hebben. De meest vernederende hartstochten van hun natuur hebben de teugel gegrepen en de edele beginselen van de deugd, waardoor ze beheerst moesten worden, zijn verdwenen. Zinnelijke begeerten hebben de wens naar heiliging verstikt, het geestelijk leven is gestorven, en de ziel wordt in de meest vernederende dienstbaarheid gehouden.

Het huwelijk dat heilig is, wordt dikwijls tot een dekmantel voor de zwartste zonden gebruikt. Zogenaamde godvrezende mannen en vrouwen geven zich over aan de meest vernederende hartstochten en stellen zich daardoor gelijk met de dieren. De hen van God gegeven krachten, die ze heilig en in ere moesten houden, misbruiken zij zonder te bedenken, dat zij kwaad doen. De gezondheid en het leven worden aan de zinnelijke natuur onderworpen. Wie op deze wijze zondigen mogen misschien niet direkt de gevolgen van zulk een handelwijze erkennen; als zij echter wisten welk talloos lijden zij en hun kinderen op de hals haalden, dan zouden zij schrikken en minstens enigen zouden een levenswijze vermijden die zulke vreselijke gevolgen heeft. Op velen is een ellendig bestaan overgeërfd, dat hen de dood liever is dan het leven en sterven vroeg nadat zij hun leven aan de meest vernederende hartstochten hebben opgeofferd.

Door zulk een misbruik van het huwelijk worden de zinnelijke hartstochten versterkt en hoe meer deze toenemen, des te meer worden de zedelijke en geestelijke bekwaamheden ondermijnd. Het geestelijke wordt door het vleselijke verdoofd. Een dergelijk karakter wordt van de ouders door de kinderen overgeërfd. Hun zedelijke krachten zijn verzwakt en de vernederende hartstochten heersen. De voornaamste hartstochten van de ouders worden op de kinderen voortgeplant. De satan tracht het reine te onderdrukken en de zelfbeheersing te verzwakken van hen, die in het huwelijk treden, want het is hem wel bekend dat zolang de vernederende hartstochten toenemen, de zedelijke krachten bestendig afnemen en dan hoeft hij zich niet over hun geestelijke groei te bekommeren. Hij weet dat hij op geen betere wijze zijn eigen afschuwelijk evenbeeld op hun nakomelingen kan stempelen, en hij is daardoor in staat, hun karakters nog gemakkelijker te vormen dan die van de ouders.
Het gevaar van hen, die naar een hoger doel streven en zich toch aan deze zonde schuldig maken, geeft aanleiding tot de vraag: “Wie, o Here, zal bestaan, als Gij verschijnt?” De Here antwoordt, dat diegenen op die dag zullen bestaan, die reine harten en reine handen hebben. O, dat ik allen hun plichten zo op het hart kon drukken, dat zij het lichaam in de beste toestand hielden, om hun Schepper volkomen te kunnen dienen!

De Geest van God spoort mij aan om mijn zusters, die in ware godsvrucht willen wandelen, te vermanen zich bescheiden te gedragen, “zedig en ingetogen” (1Tim. 2:9), en zich beijveren voor een betamelijke terughouding. De vrijheden die men zich in onze verdorven eeuw veroorlooft, moeten nooit een richtsnoer voor de volgelingen van Christus zijn. De vertrouwelijkheid, die de wereld heden ten toon spreidt en duldt, moet onder christenen, die zich op de eeuwigheid voorbereiden, niet te vinden zijn. Ontucht en bandeloos-heid heersen tegenwoordig onder hen die zich niet door de beginselen van Gods woord willen laten regeren. Hoe belangrijk is het daarom dat zij die zich volgelingen van Christus noemen en de omgang met God en de engelen wensen, hen een betere en edelere weg wijzen. Ja, het is noodzakelijk dat ze zich door een reine wandel onderscheiden van diegenen, die door vernederende hartstochten beheerst worden.
Mijn zusters in Christus, vermijdt elke schijn van het kwaad. In deze bedriegelijke tijden gaat u slechts veilig wanneer u steeds op uw hoede bent, want deugd en bescheidenheid zijn zeldzaam. Als volgelingen van Jezus Christus en in verband met uw plechtige belijdenis, vermaan ik u, de kostbare edelsteen van de bescheidenheid te waarderen. U, die later met zondeloze engelen hoopt te verkeren en in een atmosfeer verwacht te leven, waarin geen zondevlek te vinden is, streef naar reinheid; alleen reinheid zal op die dag bij de beproe-ving voor God bestaan en in de reine hemel plaats vinden.
De minste zondige aanwijzing, de kleinste toenadering tot ongeoorloofde vertrouwelijkheid, waaruit zij ook mag voortkomen, moet door u als een minachting van uw vrouwelijke waarde beslist gestraft worden. Gaat het van iemand uit, die een hogere plaats bekleedt en misschien de kudde van God leidt, dan is de zonde zoveel te groter. Een godvrezende vrouw moet met afschuw voor de huichelarij en schandelijkheid van zulk een mens, die als dienaar van God door de mensen geacht wordt, terugschrikken. Hij verkondigt heilige dingen maar tegelijkertijd verbergt hij de slechtheid van zijn hart onder de mantel van zijn hoog beroep. Wees bang voor een dergelijke vertrouwe¬lijkheid en wees verzekerd, dat het een bewijs is van een onrein gemoed. Wanneer u hen op de een of andere wijze aanmoedigt, bewijst u daardoor, dat uw hart niet rein of zuiver is, zoals het betaamt, en dat de zonde u prikkelen kan. U vermindert de waarde van uw vrouwelijke waardigheid.

Zusters in Christus moeten ware deemoed beoefenen. Zij kunnen vriendelijk en lief zijn, maar zich nooit op de voorgrond stellen, te spraakzaam of aanmatigend zijn. God houdt ervan wanneer ze vriendelijk, deemoedig, vol liefde en medelijdend zijn. Wanneer zij deze plaats innemen, zal het mannelijk geslacht haar nooit met ongeoorloofde opmerkzaamheid lastig vallen. Reinheid in de wandel moet de heilige schutsmuur zijn, die haar voor ongeoorloofde vrijheden bewaren zal. Hoogmoed, de mode van de wereld, begeerlijkheid van de ogen en vleselijke lust, zijn nauw met de val van de ongelukkigen verbonden. Wanneer deze dingen met de wortel uit het hart gerukt waren, zouden de gevallenen niet zo zwak zijn. Wanneer christelijke vrouwen deze zaak in het licht Gods beschouwden, zouden zij zulk een afschuw van de onzedelijkheid krijgen, dat men die niet meer vinden zou onder hen, die nu aan de verzoekingen van de satan toegeven. Zij moesten er geen verschil in maken, van welke werktuigen satan zich ook bedient.

Godvrezende vrouwen, wiens harten en zinnen zich met dingen bezighouden, waardoor de reinheid van de wandel bevorderd en de ziel aangespoord wordt, met God om te gaan, zullen niet gemakkelijk van het pad der oprechtheid en deugd afgeleid kunnen worden. Zij zullen tegen het verblindingswerk van de satan gesterkt en voorbereid zijn, om zijn valse kunsten te kunnen weerstaan.
Ik heb medelijden met de jeugd, wiens karakter in deze ontaarde eeuw ontwikkeld moet worden. Ik beef ook om wille van de ouderen, want zij hebben geen helder begrip van hun plicht, om de hen toevertrouwde kinderen goed op te voeden. Zeden en gewoonten worden om raad gevraagd en omdat kinderen gemakkelijk leren, zich daarnaar te richten, worden zij spoedig bedorven. De onverschillige en nalatige ouders echter zijn blind voor de gevaren, die hun nakomelingen omringen.
Slechts weinig jongelui zijn onbedorven. Slechte gewoonten nemen vreselijk de overhand en hebben veel meer tot ontaarding van de mensheid bijgedragen, dan enig ander kwaad. Kinderen, die geheime zonden dienen, zijn dikwijls zwak en angstig. De bezorgde ouders gaan naar de dokter, die medicijn voorschrijft, maar het lijden wordt niet beter, omdat de oorzaak nog steeds blijft bestaan.

De slachtoffers van deze gewoonte werken niet graag en wanneer ze bezig zijn, klagen zij over moeheid, hoofdpijn, rugpijn en nog vele andere kwalen. De ouders kunnen zeker zijn, dat iets anders het lichaam van het kind verzwakt, wanneer zij door eenvoudige, goed geordende arbeid vermoeid worden. Wees niet te haastig hen van alle werk vrij te laten; draag niet zelf de last, die zij dragen moeten. Te veel werk is niet goed, maar ledigheid is veel meer te vrezen. Bevrijdt hen niet van alle verantwoordelijkheid en luister niet naar hun klagen, want iets nadeligers kunt u voor hen niet doen. Hierdoor wordt de enige slagboom tegen de satan neergeworpen, en hij zal meer invloed krijgen op hun verzwakte zinnen. De vermoeidheid na gezonde, nuttige arbeid vermindert de neiging de ontucht te dienen. Vlijtige handen en werkzame zinnen hebben geen tijd iedere influistering en verzoeking van de vijand gehoor te schenken; daarentegen worden de lege handen en de werkloze hersenen gemakkelijk door hem beheerst; als de gedachten niet bezig zijn, zijn zij gemakkelijk geneigd zich met ongepaste dingen bezig te houden. “Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.” Ezechiël 16:49.

De kinderen zijn van nature geneigd tot het kwade. Wanneer de ouders ze niet in de vreze Gods onder streng toezicht houden, zal de satan van hun jeugdige gemoederen bezit nemen en ze verderven. Hoe ouder ze worden, des te meer groeien en versterken hun zinnelijke hartstochten. Zij hebben geen rust tot zij hun zondig geheim aan hen waarmee zij omgaan, hebben meegedeeld; de nieuwsgierigheid wordt opgewekt en de kennis van de ontucht plant zich van het ene kind op het andere voort, tot eindelijk nauwelijks één overblijft, die daarin onschuldig is. Waarom handelen de ouders alsof zij slapen? Zij begrijpen niet, dat de satan boos zaad in hun familie strooit. Zij zijn zo blind en onbedachtzaam als maar mogelijk is. Waarom worden zij niet wakker en verzamelen kennis over dit onderwerp? Waarom trachten zij niet met de natuurwetten bekend te worden, opdat zij voor hun eigen gezondheid zowel als voor die van hun kinderen zorg kunnen dragen?

De satan heeft tegenwoordig grote macht over de jeugd. Wanneer de harten van onze kinderen geen bijbelse beginselen zijn ingeprent, worden hun zeden door ontuchtige voorbeelden, waarmee zij spoedig in aanraking komen, bedorven. Het grote gevaar voor de jeugd ligt in gebrek aan zelfbeheersing. Ouders die zichzelf niet beheersen, kunnen ook van hun kinderen geen zelfbeheersing verlangen. Zelfs het voedsel dat ze hun verschaffen, is van die aard dat het de maag prikkelt. De op deze wijze verkregen opwinding deelt zich aan de hersenen mee en verwekt hartstochten. Men kan niet te dikwijls daaraan herinneren, dat hetgeen wij in de maag opnemen niet slechts op het lichaam werkt, maar ook ten slotte op het gemoed. Gekruide spijzen en pepmiddelen verhitten het bloed, winden de zenuwen op en stompen maar al te vaak de zedelijke gevoelens van de mensen af, zodat het verstand en het geweten door de zinnelijke aandrang overweldigd wordt. Iemand, die in eten en drinken onmatig is, kan moeilijk geduld en zelfbeheersing beoefenen. Hoe belangrijk is het daarom de kinderen, waarvan de karakters nog niet gevormd zijn, slechts gezonde en niet prikkelende spijzen voor te zetten. God gaf uit liefde de kennis hoe men gezond kan leven, om ons voor het lijden dat het gevolg van onbetamelijke begeerten is, te bewaren.
“Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.” 1 Kor. 10:31. Doen de moeders dit, als zij de spijzen voor het gezin bereiden? Zetten zij hun kinderen slechts dat voor, waarvan zij weten, dat het goed bloed vormt, het zenuwstelsel niet opwekt en hen tot gezondheid dienstig is? Of bereiden zij voor hun kinderen, hun toekomstig geluk daarbij niet in het oog houdend, ongezond en prikkelend eten?

Niets brengt de kinderen zo gemakkelijk in verleiding, dan wanneer zij van alle lasten ontheven, een leeg, nutteloos leven leiden terwijl zij volstrekt niets doen of zich naar eigen goeddunken bezig houden. De kinderen willen wat doen en wanneer zij niet met goed en nuttig werk bezig zijn, zo zullen zij zich heel natuurlijk tot het verkeerde wenden. Hoewel het goed en noodzakelijk voor hen is, zich te ontspannen, moeten zij toch voor de ledigheid bewaard blijven; zij moeten bepaalde uren voor werken, voor lezen en voor leren hebben. Let erop, dat hun bezigheid overeenkomt met hun leeftijd, en dat ze nuttige en leerzame boeken lezen. Satan neemt de gelegenheid te baat, werkloze gemoederen voor zich te winnen. Het is zonde, de kinderen met nietsdoen te laten opgroeien. Laat ze hun ledematen inspannen en het schaadt volstrekt niet, wanneer zij daardoor moe worden. Wanneer ze niet worden overwerkt dan zal de vermoeidheid hen evenmin schaden als u. Er is een groot verschil tussen vermoeidheid en uitputting. De kinderen hebben bij hun werk meer afwisseling en rust nodig tot verkwikking dan de volwassenen. Maar zelfs wanneer zij nog tamelijk jong zijn, kunnen zij reeds het werken leren en zij zullen zich verheugen wanneer zij nuttig kunnen zijn. Na gezonde dagtaak wordt de slaap des te zoeter, en ze zullen dan voor de volgende dag verfrist en gesterkt zijn.

Velen kunnen de zonde van onreine gewoonten en de zekere gevolgen er niet van inzien omdat zij lang de ontucht gediend hebben en hun verstand daardoor verblind is. De zenuwen van de hersenen hebben hun fijn gevoel verloren en de zedelijke opmerkingskracht is daardoor afgestompt. De ernstige boodschap van de hemel maakt geen diepe indruk op hun harten. Wanneer de zedelijke kracht met de vastgewortelde gewoonten in strijd komt, wordt haar zwakte openbaar. Onreine gedachten beheersen de fantasie en de verzoe-king kan niet weerstaan worden. Wanneer het gemoed gewend zou zijn, zich met hogere dingen bezig te houden en de fantasie aange-kweekt zou zijn, slechts reine, heilige dingen te overdenken, dan zou zij tegen de beproevingen gehard zijn. Het gemoed zou bij het hemelse, reine en heilige vertoeven en het lage, verdorvene en slechte zou geen aantrekkingskracht hebben.

Ik weet hoe de satan werkt en welke treurige gevolgen dat heeft. Hij heeft het verstand van de ouders verzwakt, zodat ze zelden de slechte gewoonten van hun kinderen opmerken. Sommige jongelui zeggen christen te zijn en de ouders sluimeren rustig door, zonder vrees, terwijl hun kinderen naar lichaam en geest bedorven worden.
Het is het bijzondere werk van de satan in deze laatste dagen om de jeugd in bezit te nemen, hun gedachten te verderven en hun hartstochten te doen ontvlammen. Hij weet zeer wel dat hij ze op deze wijze tot onreine handelingen kan brengen waardoor alle edele bekwaamheden verlaagd worden en hij ze gebruiken kan om zijn wil en plan uit te voeren. Ieder heeft zijn eigen vrije wil en moet zijn gedachten zo opleiden dat zij zich op de rechte baan bewegen. Wie zich wil beteren moet eerst de verbeeldingskracht reinigen. Onze gedachten moeten slechts op dingen gericht zijn, die het gemoed veredelen. “Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat.” Filipp. 4:8. Hier wordt ons een groot veld voor onze overpeinzingen aangeboden. Wanneer de satan probeert uw gedachten op vernederende, zinnelijke dingen te vestigen, richt ze dan op betere dingen.

Zodra slechte voorstellingen in uw hart sluipen, moet u tot de troon der genade gaan en bidden om kracht van boven. Door de genade van Christus wordt het ons mogelijk, onreine gedachten van ons af te wenden. Christus wil onze zin tot Zich trekken, de gedachten reinigen en iedere geheime zonde uitdelgen. “Want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus.”
2 Kor. 10:4,5.

De jeugd wordt zelden tot verloochening en zelfbeheersing aange¬spoord. Zij volgen altijd hun eigen wil, tot zij halsstarrig en eigen¬zinnig zijn en de ouders breken zich het hoofd zonder te weten wat ze doen zullen om hun kinderen voor het verderf te bewaren. Wanneer ouders en voogden het tiende deel van het verstand wilden gebruiken dat de satan bezigt, dan zou het gezellig verkeer van beide geslachten onschuldiger zijn. Maar zoals het nu staat, heeft de satan te veel gelegenheid om de gemoederen van de jeugd te betoveren, en de vrije omgang van jongens en meisjes met elkaar vergroot het kwaad. Knapen van dertien of veertien jaar betonen de meisjes van hun leeftijd bijzondere opmerkzaamheid en treurig genoeg, de meisjes ontbreekt het aan terughouding en bescheidenheid.

Wat zijn de gevolgen van zulke omgang? Dient het, om de reinheid te bevorderen? Nee, zeker niet! De kinderen worden door ziekelijke aandoeningen verblind en Gods woord heeft geen invloed op hen. Wat dient er gedaan te worden, om dit kwaad te stuiten? De ouders kunnen daartoe veel doen, als zij maar willen. Een jong meisje moet geleerd worden, iedere te grote vertrouwe¬lijkheid zo af te wijzen, dat het niet wordt herhaald. Het staat niet goed voor jonge meisjes dat hun gezelschap steeds door knapen of jonge mannen wordt gezocht. Zij heeft de beschermende en terughoudende invloed nodig van een verstandige moeder. Jongelui, die door omstandigheden in gezellige omgang met elkaar komen, kan dat verkeer evengoed ten vloek als ten zegen zijn. Zij kunnen zich wederkerig sterken en opbouwen, terwijl zij in hun gedrag en omgang van elkaar leren en hun kennis vermeerderen, of als zij ontrouw en onverschillig worden, kunnen zij wederkerig een verlagende invloed uitoefenen.

Veel jongelui lezen graag en wel alles, wat hun in handen komt. Opwekkende liefdesgeschiedenissen en naakte kunstvoorwerpen in de musea of schilderijen in de winkelramen oefenen een verderfelijke invloed uit. De verbeelding wordt schade toegebracht en daarop volgt de zonde. Overtredingen worden begaan, die de mens die naar Gods beeld geschapen is dikwijls verlagen beneden het vee en hem ten slotte in het verderf storten.
Vermijdt het lezen en het zien van dingen, die u onreine gedachten ingeven. Kweek veel meer liefde voor edele, zedelijke, leerzame onderwerpen aan. Laat niet toe, dat de edele krachten van uw gemoed door het vele lezen van romans verzwakt en verdorven worden. Ik ken sterke gemoederen, die door onnuttig en onbe-dachtzaam lezen uit het evenwicht kwamen en daardoor geheel verlamd werden.

Het vraagt veel verstand, geduld en inspanning om de jeugd op de rechte weg te voeren. In het bijzonder behoeven de kinderen aan wie het kwaad als een onmiddellijk gevolg van de zonde van de ouders is aangeboren, de zorgvuldigste verpleging, opdat hun geestelijke en zedelijke bekwaamheden ontwikkeld en gesterkt worden. De verantwoordelijkheid van de ouders is inderdaad zeer groot. Aan de boze neigingen moet beslist tegenstand geboden worden en nochtans moeten zij met tederheid berispt worden. Het gemoed moet tot het goede aangespoord worden. Maar hiertoe behoort verstand en oordeel, anders wordt het beoogde doel verijdeld.

De ouders mogen wel vragen: “Wie is tot deze dingen in staat?” God alleen maakt de ouders bekwaam, en wanneer zij Zijn hulp en Zijn raad niet zoeken, dan is hun arbeid vruchteloos. Maar door gebed, door zoeken in de Heilige Schrift en door ernstig pogen, kunnen zij in deze belangrijke zaak slagen, en honderdvoudig zullen zij voor al hun tijd en zorg beloond worden.
Veel praten en zorgen over kleding en uiterlijk, verbruikt dikwijls de kostbare tijd welke de ouders in gebed tot God om wijsheid, kracht, en om hun heilige plichten na te komen, hadden kunnen besteden. Vaders en moeders die in de leer van de zaligheid onderwezen zijn, zullen er naar trachten hun omgeving zó te vormen, dat zij voor de vorming van een goed karakter in hun kinderen gunstig is. De bron van alle wijsheid staat hen open en dáár kunnen zij de nodige kennis verkrijgen. De Bijbel, een boek rijk aan leringen, zal hen tot richtsnoer zijn. Wanneer zij hun kinderen naar de voorschriften van Gods woord opvoeden, leiden zij niet alleen de kleinen op de juiste weg, maar zullen zelf daarbij hun heilige plichten leren kennen.

De jeugd moet niet goed en kwaad door elkaar leren; veel ouders verbeelden zich, dat op een of andere manier het goede de overhand zal krijgen en dat het kwade zijn invloed zal verliezen. Het kwade loopt sneller dan het goede. Het is wel mogelijk dat het kwade, dat ze aangenomen hebben, na vele jaren verdwijnt, maar wie zal ze aan dit gevaar blootstellen? De tijd is kort! Het is gemakkelijker en veel zekerder om reine, goede korrels in de harten van de kinderen te strooien dan het onkruid uit te wieden. Verkeerde indrukken die de kinderen krijgen, zijn moeilijk weer te verwijderen. Hoe belangrijk is het daarom, dat de indrukken goed zijn, opdat de buigzame aanleg van de jeugd in een goede richting gebogen wordt.
Omring uw kinderen met de goede sfeer van uw huis en gezelschap. Behandelt hen met alle oprechtheid, met christelijke liefde en teder¬heid. Hierdoor verkrijgt u op hen een grote invloed en zij zullen voelen, dat zij onbeperkt vertrouwen in u kunnen stellen. Daar het kwaad een geweldige invloed in de wereld uitoefent en u daardoor gedwongen bent, uw kinderen menige beperking op te leggen, moet u zich des te meer beijveren uw zonen en dochters aan u te binden en hun te tonen, dat het uw wens is hen gelukkig te maken.

De jeugd is geneigd met diegenen om te gaan die in verstand en zedelijkheid lager staan dan zij zelf. Welk echt plezier kan iemand uit het vrijwillig verkeer met hen trekken, wiens gedachten, gevoelens en neigingen op lager trap staan? Zij hebben een bedorven smaak of verkeerde gewoonten en zij, die zulke vriendschap zoeken, zijn aan het gevaar blootgesteld verkeerde voorbeelden te volgen.

Wie het eeuwig leven deelachtig wil worden, moet geen onreine gedachten voeden of zich aan laakbare handelingen schuldig maken. Wanneer Christus het voorwerp van de overdenkingen is, zullen de gedachten ver verwijderd blijven van alles wat tot een onreine han-deling kan voeren. Terwijl men zich aan de overdenking van hogere dingen overgeeft, wordt de zin voor het edele gesterkt. Wanneer men zijn gedachten met reine en heilige dingen bezig houdt, ontwikkelt zich een sterk, edel karakter; maar slechts hij, die met geheel zijn hart aan God gelooft en zich daarin oefent, zal zijn gedachten op hemelse dingen vestigen. En slechts hij die de nodige kracht en genade vast en deemoedig van God verwacht, zal in iedere aanvechting bestaan en ieder probleem overwinnen.
De Here heeft voldoende gezorgd voor hen, die oprecht en ernstig de heiliging van de geest in de vreze Gods najagen. Kracht en genade is in Christus Jezus voldoende aanwezig, om door de dienst van de engelen aan hen verleend te worden, die de zaligheid beërven zullen. Niemand is te diep gevallen of te verdorven dat hij niet in Jezus die voor hem gestorven is kracht, reinheid en gerechtigheid kan vinden. Wanneer de mensen over hun misdaden waarachtig berouw hadden, zich van hun zondige weg afkeerden en van ganser harte de levende God zochten, zullen zij Hem ook vinden. God wacht er op om de door de zonde bevlekte kleren weg te nemen, ze met de reine kleren van Zijn gerechtigheid te versieren en hen de blijde boodschap mee te delen, dat zij leven en niet sterven zullen. In Hem kunnen zij als ranken aan de levende wijnstok groeien. Hun twijgen zullen niet verdorren noch onvruchtbaar blijven. Wanneer zij in Hem blijven, kunnen zij voedsel van Hem ontvangen, met Zijn Geest vervuld worden, wandelen als Hij wandelt, overwinnen gelijk Hij overwon en ten laatste aan Zijn rechterhand verhoogd worden.