12 Mensen zonder „glijdende rustdag"

Mij wordt wel eens gevraagd : „Dominee, u houdt dus de zondag op zaterdag?" En als ik dan antwoord dat ik op zaterdag zaterdag houd en op zondag zondag, dan kijkt men mij soms even verbaasd aan. Maar ik vertel hen dan dat ik hun vraag begrijp, al is ze ook wat onjuist geformuleerd. Ik onderhoud de zevende dag der week - dus de zaterdag als rustdag. En ik kan best begrijpen dat men eens gaarne wil horen waarom vele ernstige Christenen die Jezus Christus erkennen als hun persoonlijke Verlosser en Zaligmaker, afwijken van de algemeen erkende rustdag op zondag, en de zaterdag als Sabbat vieren. Ik wil hen gaarne op deze vraag enigszins uitvoerig antwoorden.
De rustdag op de zevende dag der week is nog een erfenis uit het verloren paradijs. De weekindeling is van Goddelijke oorsprong en de zevende dag werd door de Schepper nadrukkelijk aangewezen als rustdag en als zodanig gezegend en geheiligd. We lezen in Gen. 2 : 2, 3 : „Toen nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had. En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd omdat Hij op deze gerust heeft van al Zijn werk hetwelk God geschapen had om te voltooien." De Sabbat behoort dus ontegenzeglijk tot het Scheppingsbestel. Soms wordt wel beweerd dat de Sabbat enkel bestemd was voor het oudtestamentische joodse volk en bovendien een ceremoniële strekking had. Maar is dit wel juist? Toen God de Sabbat aan het eerste mensenpaar in het paradijs schonk, was er immers nog geen sprake van joden en evenmin kon de Sabbat een ceremoniële strekking hebben, aangezien God de Sabbat vóór de zondeval heeft ingesteld en alle ceremoniële inzettingen uiteraard eerst nà de zondeval gegeven
werden.

Aangezien de Sabbat reeds vanaf de schepping dateert, werd bij de wetgeving op de Sinaï in het vierde gebod van de decaloog de Sabbat als een bestaande Goddelijke inzetting gememoreerd met de woorden „Gedenk de Sabbatdag, dat gij die heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Maar de zevende dag is de Sabbat des Heren Uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon noch uw dochter noch uw dienstknecht noch uw dienstmaagd noch uw vee noch uw vreemdeling die in uw poorten is; want in zes dagen heeft de Here de hemel ende aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevende dage; daarom zegende de Here de Sabbatdag en heiligde die" (Ex. 20 : 8-11) .
De gelovigen die vóór de wetgeving op de Sinaï leefden, vierden de Sabbat overeenkomstig de rustdag die door God was ingesteld bij de schepping op de zevende dag der week. Na de wetgeving veranderde aan deze wekelijkse rustdag niets; integendeel, God had door het vierde gebod de door Hem ingestelde rustdag nog eens bijzonder bekrachtigd. Alle gelovigen onder het Oude Testament hebben nooit een andere dag gevierd dan de Sabbat die bij de schepping door God was ingesteld. Dit wordt ook algemeen door de zondagvierende gelovigen erkend. Maar door de komst van Christus -zo meent menis de rustdag veranderd. Indien zulks het geval is, zou men toch moeten verwachten dat zo'n belangrijke wijziging van de rustdag, die al was ingesteld bij de schepping, dus vóór de zondeval, duidelijk in het Evangelie van Christus zou te vinden zijn. Laat ons nu eens nagaan wat Jezus ten opzichte van de wekelijkse rustdag heeft gezegd.



Tijdens Zijn omwandeling op aarde heeft Christus Zelf de Sabbat geheiligd en gezuiverd van alle onjuiste en bezwarende voorschriften der joodse geestelijkheid. Hij noemt Zichzelf de Here van de Sabbat (Marc. 2 : 28; Luc. 4 : 16). Toen Christus stierf, was door Hem geen enkele aanwijzing nagelaten met betrekking tot een wijziging van de wekelijkse rustdag van de zevende naar de eerste dag der week. Zo lezen we dan ook, dat de vrouwen op de Sabbat na de kruisiging „rustten naar het gebod". Wel had Christus met betrekking tot de Sabbat iets gezegd. Toen Hij sprak over de komende verwoesting van Jeruzalem, zeide Hij: „Bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters noch op een Sabbat" (Matth. 24 :20). Aangezien Jeruzalem eerst in 70 n. Chr. werd verwoest, moest de eerste Christengemeente gedurende 40 jaar na Christus' opstanding de bede opzenden dat hun vlucht niet mocht geschieden op een Sabbat. Het is vanzelfsprekend, dat door Christus' plaatsvervangend lijden en sterven alle ceremoniële (schaduwachtige) inzettingen hun vervulling vonden en daardoor ophielden van kracht te zijn (Col. 2 : 14-17), maar de Decaloog (de Tien Geboden) bleef bindend voor de Nieuwtestamentische Bedeling. En er zal wel geen gelovige twijfelen aan de geldigheid en onveranderlijkheid van de Wet des Heren. Ik heb u reeds eerder opmerkzaam gemaakt op het feit, dat in talloze Protestantse kerken iedere zondag de voorlezing van de Tien Geboden wordt ingeleid met de woorden : „Gemeente, laten wij ons nu stellen onder Gods Wet." En dan leest de predikant niet alleen de eerste 3 en de laatste 6 geboden voor, maar ook het vierde - het Sabbatsgebod : „Gedenk de Sabbatdag dat gij die heiligt" - en dan verder luidt het in dit gebod : „maar de zevende dag is de Sabbat des Heren uws Gods." Vrienden, wanneer ik op zondagmorgen in een kerk zou zitten waar de predikant deze woorden plechtig zou voorlezen, dan zou ik onmiddellijk -denken : „Ik zit op een verkeerde dag in de kerk, want zondag is de eerste dag der week en niet de zevende." Nu is het zo bevreemdend, dat wanneer mensen naar aanleiding van zo'n voorgelezen gebod gaan vragen : Moeten we dan niet de zevende dag der week gaan onderhouden? - het antwoord komt : Neen, want de wet is geestelijk, we leven nu onder de genade en niet meer onder de wet. Ik antwoord hierop : Indien we niet meer gebonden zijn aan de letterlijke voorschriften van de Tien Geboden, waarom worden ze dan nog wekelijks voorgelezen en op de catechisatie geleerd? Waarom zegt Bavinck dan in zijn toelichting op de Heidelbergse Catechismus: „De zedelijke wet is een onveranderlijke regel voor ons zedelijkgodsdienstig zijn; en voor onze zedelijk-godsdienstige daden; zij bevatten de plichten die wij jegens God, jegens onszelf en jegens onze naasten hebben te vervullen"?
Met dit woord van Bavinck, dat ik reeds eerder heb geciteerd in dit verband, kan ik van harte instemmen. De Tien Geboden bevatten dus de plichten die wij jegens God, jegens onszelf en jegens onzenaaste hebben. Maar tot die plichten behoort ook de heiliging van de zevende dag op grond van het vierde gebod.
Denkt u eens ernstig over deze dingen na. Onderzoek uw Bijbel, bid om de voorlichting van Gods Geest en schrijf mij eens hoe u hierover
denkt. Het volgende onderwerp gaat over de rustdag van het Nieuwe Testament.
GEBED
Getrouwe God en liefderak Vader in de hemel. Wij buigen onze hoofden en neigen onze harten voor de troon Uwer genade. Gij weet dat in ons het innig verlangen leeft om U te dienen en in geloofsgehoorzaamheid na te volgen. Gij hebt reeds bij de schepping de Sabbat aangewezen als rustdag voor het mensdom en Gij hebt op de Sinaï Uw geboden afgekondigd als maatstaf voor het leven van de burgers van Uw Koninkrijk. En daar Gij ons hebt verlost door het reddend bloed van Jezus Christus, zo leer ons uit liefde naar Uw geboden te leven, opdat Uw wil in ons leven volbracht en geopenbaard moge worden. Wij bidden U dit uit genade en in de Naam van Jezus Christus. Amen.