21. Bemiddelend gebed

21. Bemiddelend gebed

21. Bemiddelend gebed
Hebreeën 4:14-16
Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.
Romeinen 8:26-27
De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens Zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren.

1 Timoteüs 2:1-6
Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken. Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen. Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen, als het getuigenis voor de vastgestelde tijd.
De bemiddeling van Christus is als een gouden ketting dat vastgemaakt is aan de troon van God. Hij heeft de verdienste van Zijn offer in gebeden omgezet. Jezus bidt en door het gebed overwint Hij. -- (MS 8, 1892). {7BC 914.8}
Wat houd die bemiddeling in?
Het is de gouden ketting die de eindige mens bindt aan de troon van de oneindige God. De mens voor wie Christus gestorven is, bestormt de troon van God en Zijn verzoek wordt door Jezus, die hem gekocht heeft met Zijn eigen kostbaar bloed, opgepakt.

Onze grote Hogepriester plaatst Zijn gerechtigheid aan de kant van de oprechte verzoeker en het gebed van Christus verenigd zich met het gebed van de menselijke verzoeker.
-- {TMK 78.2}

We moeten niet alleen bidden in de naam van Christus, maar in de inspiratie van de Heilige Geest. Dit wordt bedoeld als gezegd wordt dat de Geest voor ons pleit met woordloze zuchten (Romeinen 8:26). Het is Gods verlangen om zulke gebeden te beantwoorden. Als wij met de oprechtheid en ernst een gebed uitspreken in de naam van Christus, is er in dat ernstig verzoek de belofte van God dat hij ons gebed “oneindig veel meer dan wij kunnen bidden of beseffen” (Efeziërs 3:20) zal beantwoorden. -- {COL 147.3}.

Gods voorzieningen en gaven aan ons zijn oneindig. De troon van genade wordt ingenomen door Degene die ons toestaat Hem Vader te noemen. Hij heeft naast Zijn altaar een Advocaat staan, Hij die bekleed is met onze natuur. Als onze Middelaar is het de taak van Christus ons als de zonen en dochters van God aan God voor te stellen. Hij bemiddeld in het belang van hen die Hem hebben aangenomen. Met Zijn eigen bloed heeft Hij de losprijs voor hen betaald.
Door Zijn verdiensten geeft Hij hun kracht om leden van het koninklijke gezin van de hemelse Koning te worden.
En de Vader demonstreert Zijn oneindige liefde voor Christus door de vrienden van Christus welkom te heten als Zijn eigen vrienden. Hij is tevreden met de verzoening die gedaan is.

Hij wordt verheerlijkt door de geboorte, het leven, de dood en de bemiddeling van Zijn zoon. -- {TMK 76.2}
In de naam van Christus stijgen onze verzoeken op naar de Vader. Hij bemiddelt in ons belang en de Vader legt al de schatten van Zijn genade open voor onze verlossing en onze vreugde en voor ons om die uit te delen aan anderen. -- {TMK 76.3}