You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index > Christus en Zijn Gerechtigheid
 

Aanname door God

 

Vele mensen aarzelen om de Here te gaan dienen, omdat ze bang zijn, dat God hen niet zal aannemen. Duizenden, die al jaren belijdende volgelingen van Christus zijn, twijfelen nog steeds aan hun aanvaarding door God. Voor het welzijn van hen schrijf ik dit, en ik zal hun gedachten niet in verwarring brengen met speculaties, maar me beijveren hen op de eenvoudige geloftes in Gods woord te wijzen. "Zal de Here mij aannemen?" Ik antwoord met een wedervraag: zal een mens dat, wat hij gekocht heeft aannemen?

Als u naar een winkel gaat en een aankoop doet, neemt u dan de goederen aan wanneer ze aan u worden afgeleverd? Natuurlijk! Dat staat buiten kijf. Het feit dat u de goederen kocht en ervoor betaalde, is er voldoende bewijs voor dat u ze niet alleen wilt ontvangen, maar dat u er ook verlangend naar uitziet. Als u ze niet wilde hebben, dan had u ze ook niet gekocht. Bovendien, hoe meer u ervoor hebt betaald, destemeer u ernaar verlangt ze te ontvangen.

Indien de prijs die u betaalde, groot was, en u bijna uw leven gegeven had om het te krijgen dan bestaat er geen twijfel of u de aankoop zult aannemen, wanneer het wordt afgeleverd. Uw grootste zorg is dat er niets mis gaat met het bezorgen.

 

Laten we nu deze eenvoudige illustratie toepassen op het geval van de zondaar, die tot Jezus komt. In de eerste plaats heeft Hij ons gekocht. "Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, die in u woont, dien gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald "(1 Cor. 6:19-20).

 

De prijs die voor ons betaald werd was Zijn eigen bloed. Zijn leven. Paulus zegt tot de ouderlingen van Epheze: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft," (Hand. 20:28), "wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdelen wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is. maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam." (1 Petr. 1:18-19).

Hij "die Zich voor ons gegeven heeft." (Titus 2:14), Hij, "die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onze God en Vader," (Gal. 1:4), Hij kocht niet een bepaalde klasse, maar de gehele wereld van zondaars. "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga. maar eeuwig leven hebbe. (Joh. 3:16). Jezus zeide: "en het brood.dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld." (Joh. 6:51). "zo zeker, als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven."

"God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is." Rom. 5:6,8. De prijs die betaald werd is oneindig groot, en daarom weten we dat Hij bijzonder verlangde naar wat Hij kocht. Hij had Zijn hart erop gezet om het te verkrijgen. Hij kon niet tevreden zijn zonder. Zie Phil. 2:6-8; Hebr. 12:2; Jes. 53:11.

 

Maar zegt u: "Ik ben het niet waard." Dat zou betekenen, dat u de betaalde prijs niet waard bent, en u daarom bang bent om te komen, uit angst dat Christus de aankoop zal af wijzen. Nu zou u, wat dat betreft, angst kunnen hebben als de overeenkomst niet bezegeld was, en de prijs nog niet betaald. Indien Hij zou weigeren u te aan­vaarden, op grond daarvan, dat u de prijs niet waard bent, dan zou Hij niet alleen u verliezen, maar ook het bedrag dat al betaald is. Zelfs als de goederen waarvoor u betaald hebt, niet waard zijn wat u ervoor gaf, dan zou u nog niet zo dom zijn ze weg te gooien. U zou eerder iets terug willen hebben voor uw geld, dan niets te krijgen. Maar u hebt verder niets te maken met de vraag over waarde.

Toen Christus, in het belang van de aankoop, op aarde was,.….. "was het voor Hem niet nodig, dat iemand van den mens getuigde; want Hij wist zelf, wat in den mens was." (Joh. 2:25). Hij deed de aankoop met open ogen, en Hij wist precies de waarde van wat Hij kocht. Hij is helemaal niet teleurgesteld wanneer u tot Hem komt en Hij ziet dat u verachtelijk bent. U hoeft zich geen zorgen te maken over de vraag van waarde; daar Hij volkomen op de hoogte van het geval was en er toch vrede mee had, de overeenkomst te sluiten, dan zou u de laatste moeten zijn die klaagde.

 

Want de allerheerlijkste waarheid is, dat Hij u juist kocht omdat u het niet waard was. Zijn geoefende oog zag grote mogelijkheden in u, en Hij kocht u, niet om wat u toen waard was of nu waard bent, maar om wat Hij van u maken kan. Hij zegt:

"Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet." (Jes. 43:25). Wij hebben geen gerechtigheid, en daarom kocht Hij ons, "opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem." (2 Cor. 5:21).

 

Paulus zegt: "Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht." (Col. 2:9-10). Dit is de gehele gang van zaken:

 

Wij allen……."wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns -, God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden -, en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen den overweldigenden rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus.

Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen." (Eph. 2:3-10).

 

Wij zijn bestemd "tot lof van de heerlijkheid zijner genade." (Eph. 1:6). Dit zou niet zo kunnen zijn, als we oorspronkelijk alles waard geweest waren, wat Hij voor ons betaalde. In dat geval zou er voor Hem geen heerlijkheid zijn in de zaak. Hij zou in de komende eeuwen niet de rijkdom van Zijn genade kunnen tonen. Maar wanneer Hij ons - niets waard aanneemt en ons tenslotte onberispelijk voor de troon stelt, dan zal dat tot Zijn eeuwigdurende heerlijkheid zijn. En dan zal er niemand zijn die zichzelf waarde toeschrijft. In alle eeuwigheid zullen zich de heiligen verenigen in de woorden tot Christus: "Gij zijt waardig…... want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elken stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor onzen God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde. Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en den rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en den lof." (Openb. 5:9, 10, 12).

 

Al onze twijfel over de aanvaarding bij God zou absoluut tot zwijgen gebracht moeten worden. Maar dat wordt niet gedaan. Het zondige, ongelovige hart geeft ons twijfels in. "Ik geloof dit allemaal, maar.….." Stop juist daar; als u geloofde, dan zou u niet zeggen "maar".

Wanneer mensen "maar" toevoegen aan de bewering dat ze geloven, dan bedoelen ze in werkelijkheid "Ik geloof, maar ik geloof niet…..." Maar gaat u verder: "Misschien hebt u gelijk, maar luister nu eens verder naar mij."

"Wat ik wilde gaan zeggen is het volgende: ik geloof de teksten uit de Bijbel die u hebt aangevoerd, maar de Bijbel zegt, als we Gods kinderen zijn, wij het getuigenis van de Geest hebben, en het getuigenis in ons hebben en ik voel zo'n getuigenis niet, daarom kan ik niet geloven dat ik van Christus ben. Ik geloof Zijn woord, maar  ik heb het getuigenis niet." Ik begrijp uw moeilijkheid, laten we eens kijken of we het kunnen oplossen.

 

Wat betreft uw van Christus zijn, dat kunt u zelf regelen. U hebt gezien wat Hij voor u gegeven heeft. Nu is de vraag: hebt u zich aan Hem overgegeven? Als u dat gedaan hebt, dan kunt u er zeker van zijn, dat Hij u aangenomen heeft.

 

Indien u niet de zijne bent, dan komt dat alleen, omdat u geweigerd hebt, dat aan Hem over te geven, wat Hij gekocht heeft. U onthoudt Hem onrechtmatig iets. Hij zegt: "Den gansen dag heb Ik mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk." (Rom. 10:21). Hij nodigt u uit Hem dat te geven wat Hij gekocht en betaald heeft, en toch weigert u en beschuldigt u Hem ervan, dat Hij niet bereid is u aan te nemen. Maar als u zich van harte aan Hem hebt overgegeven om Zijn kind te zijn, dan kunt u verzekerd zijn dat Hij u heeft aangenomen.

 

Nu wat betreft dat u Zijn Woord wel gelooft, maar toch twijfelt of Hij u aanvaardt, omdat u het getuigenis in uw hart niet voelt; ik blijf erbij dat u niet gelooft. Indien u wel geloofde, dan zou u het getuigenis hebben. Luister naar Zijn woord: "Wie in den Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon." (1 Joh. 5:10). In de Zoon geloven wil zeggen: eenvoudig Zijn Woord geloven en het getuigenis over Hem.

 

En "wie in den Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich." U kunt het getuigenis niet hebben vóórdat u gelooft; en zo gauw als u gelooft, hebt u het getuigenis. Hoe kan dat?

 

Omdat uw geloof in Gods woord het getuigenis is. God zegt het zo: "Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet." (Hebr. 11:1).

Als u God met een duidelijke stem zou horen zeggen dat U Zijn kind bent, zou u dat voldoende getuigenis vinden. Goed, wanneer God in Zijn Woord spreekt, dan is dat hetzelfde alsof Hij met hoorbare stem sprak; en uw geloof is het bewijs dat u hoort en gelooft. Dit is zo'n belangrijke zaak, dat het een zorgvuldige overweging waard is. Laten we eens iets meer over het getuigenis lezen. Allereerst lezen we dat "wij allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus zijn." (Gal. 3:26). Dit is een duidelijke bevestiging van wat ik u zei over ons ongeloof in het getuigenis. Ons geloof maakt ons kinderen van God. Maar hoe verkrijgen we dit geloof? - "Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus." (Rom. 10:17).

 

Maar hoe kunnen we geloof in Gods woord verkrijgen? - Geloof eenvoudig dat God niet kan liegen. U zou het niet wagen God in Zijn gezicht een leugenaar te noemen; maar dat is precies wat u doet, als u Zijn woord niet gelooft. Alles wat u doen moet om te geloven is geloven. "Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met den mond belijdt men tot behoudenis. Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen." (Rom. 10:8-11).

 

Dit alles is in harmonie met het getuigenis dat door Paulus is gegeven: "Die Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking." (Rom. 8:16-17). Deze Geest, die getuigt met onzen geest is de Trooster, die Jezus beloofde. (Joh. 14:16). En wij weten dat Zijn getuigenis waar is, want Hij is de "Geest der waarheid."

Hoe getuigt Hij dan? Door ons het woord dat geschreven is weer in gedachten te brengen. Hij inspireerde deze woorden (1 Cor. 2:13; 2 Petr. 1:21), en wanneer Hij het ons weer in herinnering brengt is dat hetzelfde als wanneer Hij direct tot ons spreekt. Hij stelt ons het getuigenis voor ogen, waarvan we een gedeelte hebben aangehaald; we weten dat het getuigenis waar is want God kan niet liegen; we gebieden satan weg te gaan met zijn valse getuigenis tegen God, en we geloven dat getuigenis.

Maar als we het getuigenis geloven, dan weten we dat we kinderen Gods zijn en we roepen: "Abba, Vader." En dan ontplooit zich de heerlijke waarheid duidelijker voor onze ziel. De herhaling van de woorden maakt het een realiteit voor ons. Hij is onze Vader; wij zijn Zijn kinderen. Wat een vreugde geeft ons deze gedachte. Zo zien we dat het getuigenis dat we in onszelf hebben, niet louter een indruk of een gevoel is. God vraagt niet van ons dat we vertrouwen op zo'n onbetrouwbaar getuigenis als ons gevoel.

Hij die op z'n ei­gen hart vertrouwt is een dwaas, zegt de Bijbel. Maar het getuigenis waar wij op moeten vertrouwen, is het onveranderlijke woord van God, dit getuigenis mogen we in ons hart ontvangen door de Geest. "Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave."(2 Cor. 9:15). Deze verzekering machtigt ons niet onze inspanning te verminderen en ons tevreden neer te zetten, alsof we de volmaaktheid bereikt hebben. We moeten eraan denken dat Christus ons niet omwille van onszelf aanvaardt, maar omwille van Zichzelf. Niet omdat we volmaakt zijn, maar opdat we in Hem mogen opwassen tot volmaaktheid. Hij zegent ons, niet omdat we zo goed geweest zijn, dat we een zegening verdiend hebben, maar opdat we ons, in de kracht van de zegening, afwenden van onze boosheden. (Hand. 3:26).

Aan iedereen, die gelooft in Christus is de macht - het recht of voorrecht - gegeven om kinderen Gods te worden. (Joh. 1:12). Door de "kostbare en zeer grote beloften" van God door Christus hebben we "deel aan de goddelijke natuur." (2 Petr. 1:4). Laten we in het kort de praktische toepassing van een aantal van deze teksten bestuderen.