You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

 

 

HET ZEGEL VAN GOD

 

"Toen riep Hij met luider stem te mijnen aanhoren: Treedt nader, gij, die aan de stad de straf voltrekken moet, ieder met zijn verdelgingswapen in de hand!... En Hij riep de man die in linnen gekleed was en de schrijfkoker aan zijn zijde droeg. En de Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden. Tot de anderen zeide Hij te mijnen aanhoren: Trek achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deernis. Grijsaards, jongelingen en jonge meisjes, kleine kinderen en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het teken draagt, moogt gij aanraken; bij mijn heiligdom moet gij beginnen. Toen begonnen zij bij de mannen, de oudsten, die zich vóór de tempel bevonden." Ezechiël 9:1-6

 

Jezus staat op het punt het verzoeningswerk in het hemelse heiligdom te beëindigen, om de klederen der wraak aan te doen, en Zijn toorn in de vorm van oordelen uit te gieten over hen die niet gereageerd hebben op het licht dat God hen gegeven heeft. "Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrok­ken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen." In plaats van geroerd te zijn door het geduld en de ver­draagzaamheid die de Heer hen bewezen heeft, verharden zij die God niet vrezen en de waarheid niet liefhebben hun hart in het bedrijven van hun slechtheid. Er zijn echter grenzen zelfs aan de verdraagzaamheid van God, en velen overschrijden deze grenzen. Zij hebben de grenzen van de genade overschre­den, en daarom moet God ingrijpen en Zijn eigen eer rechtvaardigen.

 

Over de Amorieten zei de Heer: "Het vierde geslacht echter zal hier­heen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorie­ten niet vol." Ofschoon deze natie in het oog viel vanwege haar afgoderij en verdorvenheid, had zij de maat van haar ongerechtigheid nog niet helemaal vol gemaakt, en God wilde niet het bevel geven tot haar volledige verwoesting. De mensen zouden op bijzondere wijze een demonstratie van de goddelijke kracht te zien krijgen, zodat zij geen excuus meer zouden heb­ben. De medelijdende Schepper was bereid om hun onge­rechtigheid te verdragen tot aan het vierde geslacht. Als er dan nog geen verbetering was opgetreden, zouden Zijn oordelen hen treffen.

 

Met onfeilbare nauwkeurigheid houdt de Oneindige een verslag bij van alle naties. Zolang Zijn genade nog wordt vertederd door de oproep tot berouw blijft dit verslag open; wanneer echter het moment bereikt is dat God heeft vastgesteld, gaat Hij over tot de uitstorting van Zijn toorn. Het verslag wordt afgesloten. Het goddelijk geduld eindigt. Genade pleit niet langer ten gunste van hun.

 

De profeet, die de eeuwen overzag, zag in visioen onze tijd. De volkeren van onze tijd hebben ongekend veel genade ontvangen. De grootste hemelse zegeningen zijn hun gegeven, maar toene­mende trots, begeerte, minachting van God en ondankbaarheid worden tegen hen opgetekend. Zij maakten snel een einde aan Gods geduld.

 

Hetgeen mij echter doet huiveren is het feit dat zij die het grootste licht en de meeste voorrechten hebben ontvangen, besmet zijn geraakt met de heersende ongerechtigheid. Beïnvloed door de ongerechtigheid om hen heen, zijn velen, zelfs van hen die de waarheid belijden, koud geworden en worden meegesleept door de sterke stroming van het kwaad. De algemeen voorkomende bespotting van ware vroomheid en heiligheid brengt hen die geen nauwe band met God hebben ertoe hun eerbied voor Zijn wet de verliezen. Als zij het licht zouden volgen en de waar­heid met heel hun hart zouden gehoorzamen, zou deze heilige wet hun zelfs nog dier­baarder zijn, nu deze zo veracht en aan de kant wordt gezet. Naarmate de min­ach­ting voor Gods wet duidelijker wordt, wordt de schei­ding tussen hen die haar in acht nemen en de wereld, ook duidelijker zichtbaar. Liefde voor de goddelijke voorschriften neemt bij de ene groep toe naarmate bij de andere groep de minachting ervoor toeneemt.

 

De crisis komt snel dichterbij. De snel stijgende verwording laat zien dat de tijd van Gods plagen bijna gekomen is. Alhoewel Hij een afkeer heeft van straffen, zal Hij zeker straffen en wel spoedig. Zij die in het licht wandelen, zullen de tekenen zien van het naderende gevaar­; zij mogen echter geen stille en onverschillige houding aannemen in afwachting van de ondergang, terwijl zij zich troosten met het geloof dat God Zijn volk zal behoeden in de dag der bezoeking. Verre van dat. Zij moeten beseffen­ dat het hun plicht is ijverig te werken om anderen te redden, terwijl ze met een sterk geloof naar God zien om hulp. "Het gebed van een rechtvaar­dige vermag veel."

 

Het zuurdesem van de godsvrucht heeft haar kracht niet geheel verloren. Tegen de tijd dat het gevaar en de inzinking van de gemeente het grootst zijn, zal het kleine groepje dat in het licht staat zuchten en wenen vanwege de gruwelen die in het land plaatsvinden. Maar bovenal­ zullen hun gebeden opstijgen ten behoeve van de gemeente, omdat haar leden zich gedragen naar het voorbeeld van de wereld.

 

De ernstige gebeden van deze weinige getrouwen zullen niet vergeefs zijn. Wanneer de Heer verschijnt als wreker, zal Hij ook komen als beschermer van al degenen die het geloof in zijn zuiverheid bewaard hebben en zichzelf onbesmet bewaard hebben van de wereld. God heeft beloofd dat Hij op dat tijdstip Zijn uitverkorenen recht zal verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen; hoewel Hij lang geduld heeft gehad.

 

Het gebod luidt: "Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden." Deze zuchtende en roepende mensen hadden de woorden des levens hoog gehouden; zij hadden berispt, raad gege­ven, en gesmeekt. Sommigen die God onteerd hadden, bekeerden zich en vernederden zich voor Hem. De heerlijkheid des Heren was echter van Israël geweken; ofschoon velen de uiterlijkheden van de godsdienst nog voortzetten, ontbraken Zijn kracht en aanwezigheid.

 

In de tijd dat Zijn toorn in oordelen openbaar zal worden, zullen deze nederige, toegewijde volgelingen van Christus door hun zielsangst onder­scheiden worden van de rest van de wereld, wat tot uitdrukking komt in wee­klachten en geween, vermaningen en waarschuwingen. Terwijl anderen de bestaande slechtheid trachten te verhullen, en het grote kwaad dat overal plaats­vindt verontschuldigen, zullen zij die ijver voor Gods eer en een liefde voor zielen hebben, zich niet stil houden om bij anderen in de gunst te komen. Hun rechtvaardige zielen worden elke dag weer gepijnigd door de onheilige werken en het gedrag van de onrecht­vaar­digen. Zij staan machteloos om de aanstormende vloed van het kwaad te stoppen, en daarom worden zij vervuld met verdriet en verontrus­ting. Zij treuren voor God, omdat zij zien hoe de godsdienst wordt geminacht in de gezinnen die veel licht hadden. Zij weeklagen en hebben zielenleed, omdat trots, hebzucht, zelfzucht en bedrog van bijna elke soort in de gemeente gevonden worden. De Geest van God, die aanzet tot vermaning, wordt ver­treden, terwijl de knechten van Satan triomferen. God wordt onteerd, de waarheid krachteloos gemaakt.

 

Zij die niet rouwen over hun eigen geestelijk verval, noch treuren over de zonden van anderen, zullen het zegel van God niet ontvangen. De Heer beveelt Zijn boodschappers, de mannen met verdelgingswapens in hun hand: "Trek achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deernis. Grijsaards, jongelingen en jonge meisjes, kleine kinderen en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het teken draagt, moogt gij aanraken; bij mijn heiligdom moet gij beginnen. Toen begonnen zij bij de mannen, de oudsten, die zich vóór de tempel bevonden."

 

Hier zien wij dat de gemeente --  Gods heiligdom -- de eerste was die de uitwerking van God toorn zou voelen. De oudsten, zij aan wie God veel licht had gegeven en die de wachters waren over de geestelijke belan­gen van de mensen, hadden het vertrouwen be­schaamd dat in hen gesteld was. Zij hadden zich op het standpunt gesteld dat wij geen wonderen en duidelij­ke manifestaties van Gods kracht hoefden te verwachten, zoals in vroeger tijden; de tijden zijn veranderd. Deze woorden versterken hun ongeloof en zij zeggen: De Heer zal noch goed, noch kwaad doen. Hij is te genadig om Zijn volk met een oordeel te treffen. Zo is "vrede en rust" de roep van mannen die nooit meer hun stem als een bazuin zullen verheffen, om Gods volk op hun overtredingen te wijzen en het huis van Jacob op hun zonden. Deze stomme honden, die niet willen blaffen, zijn zij die de rechtvaar­dige wraak van een beledigde God zullen ervaren. Mannen, vrouwen en kleine kinderen zullen samen ten onder gaan.

 

De gruwelen, waarover de gelovigen zuchtten en weenden, waren gruwelen die door menselijke ogen konden worden gezien; echter, de meest afschuwelijke zonden, die de heilige en reine God het meest kwetsten, bleven verborgen. De grote Onderzoeker van het hart kent elke zonde die door de werkers der ongerechtigheid in het geheim worden begaan. Deze personen voelen zich veilig in hun bedrog, en omdat de Heer zo geduldig is, zeggen zij dat Hij niets ziet en gedragen zij zich alsof Hij de aarde verlaten heeft. Hij zal hun hypocrisie echter waarnemen en zal aan anderen de zonden blootleg­gen, die zij zo zorgvuldig verborgen wilden houden.

 

Geen hoge rang, waardigheid of wereldse wijsheid en geen hoge post in de kerk zullen de mens ervan weerhouden om beginselen op te offeren, wanneer zij worden overgelaten aan hun eigen bedrieglijke hart. Zij die als achtens­waardig en rechtvaardig werden beschouwd, zullen de aanstichters blijken te zijn van afvalligheid en voorbeelden van onverschilligheid en misbruik van Gods genade zijn. Hun verdorven gedrag zal Hij niet langer dulden en in Zijn toorn rekent Hij genadeloos met hen af.

 

Het is met tegenzin dat de Heer Zijn aanwezigheid terugtrekt van degenen die gezegend zijn geweest met veel licht en de kracht van het woord hebben gevoeld, toen zij dit aan anderen brachten. Eens waren zij Zijn getrouwe dienstknechten, bevoorrecht door Zijn aanwezigheid en leiding; zij keerden zich echter van Hem af en brachten anderen op een dwaalspoor waardoor zij Gods ongenoegen hebben opgewekt.

 

De dag van Gods wraak staat op het punt te komen. Het zegel van God zal alleen worden geplaatst op het voorhoofd van hen die zuchten en wenen vanwege de gruwelen die in het land plaatsvinden. Zij die een band hebben met de wereld, en eten en drinken met de dronkaards, zullen zeker met de werkers der ongerechtigheid vernietigd worden. "De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aange­zicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen."

 

Onze eigen handelwijze zal bepalen of wij het zegel van de levende God zullen ontvangen of dat wij neergemaaid zullen worden door de verdel­gingswapens. Nu reeds vallen druppels van Gods toorn op de aarde; wanneer echter de zeven laatste plagen onver­mengd uitgegoten zullen worden in de beker van Zijn gramschap, zal het voor altijd te laat zijn om nog tot bekering te komen en een schuilplaats te vinden. Geen verzoenend bloed zal dan de smetten van de zonde kunnen wegwassen.

 

"Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt be­von­den." Wanneer deze tijd van benauwdheid komt, is over ieders lot beslist; er is geen genadetijd meer, geen genade voor de onboetvaardigen. Het zegel van de levende God is aan Zijn volk gegeven. Dit kleine overblijfsel, niet in staat zichzelf te verdedigen in het dodelijke conflict met de aardse machten die worden aangevoerd door de legerscharen van de draak, hebben God als hun verdediging. Het decreet is uitge­vaardigd door het hoogste aardse gezag dat zij het beest moeten aanbidden en zijn merkteken zullen ontvangen op straffe van vervolging en de dood. Moge God Zijn volk nu helpen, want wat kunnen zij in zo'n vreselijk conflict doen zonder Zijn bijstand!

 

Moed, standvastigheid, geloof en een onvoorwaardelijk vertrouwen in Gods kracht om te redden, komen niet van de ene op de andere dag. Deze hemelse genadegaven worden verkregen door jarenlange ervaring. Door een leven van heilige inspanning en een hecht vasthouden aan het goede, verzegelen de kinderen van God hun bestemming. Door talloze verleidingen omgeven, weten zij dat zij deze moeten weerstaan of zij worden overwonnen. Zij voelen dat zij een groot werk te doen hebben en dat hen elk moment gevraagd kan worden om hun wapenuitrusting af te leggen; als hun leven zou eindigen­ zonder dat hun werk gedaan is, zou dit een eeuwig verlies zijn. Zij nemen gretig het licht uit de hemel aan, zoals de eerste discipelen dat deden van de lippen van Jezus. Toen die eerste christenen werden verbannen naar de bergen en de woestijnen, toen zij in kerkers werden overgelaten om van honger en koude, en aan folteringen te sterven, toen het martelaarschap de enige uitweg uit hun misère leek te zijn, waren zij blij dat zij waardig werden bevonden om voor Christus te lijden, die voor hen was gekruisigd. Hun waardig voorbeeld zal een troost en bemoediging zijn voor het volk van God dat een tijd van verdrukking, zoals die er nooit geweest is zal meemaken.

 

Niet allen die belijden de Sabbat te onderhouden zullen verzegeld worden. Er zijn velen, zelfs onder degenen die de waarheid aan anderen onderwijzen, die het zegel van God niet op hun voorhoofd zullen ontvangen. Zij hadden het licht van de waarheid, zij waren bekend met de wil van hun Meester, zij begrepen elk geloofspunt, maar zij hadden geen overeenkomstige werken. Deze mensen, die zo vertrouwd waren met de profetie en de schatten van hemelse wijsheid, hadden hun geloof moeten uitleven. Zij hadden hun gezin na hen moeten bevelen, zodat zij door een ordelijk gezin aan de wereld hadden kunnen tonen welke invloed de waarheid heeft op het menselijk hart.

 

Door hun gebrek aan toewijding en vroomheid, en hun falen een hoge godsdienstige standaard te bereiken, maken zij dat anderen tevreden zijn met hun toestand. Mensen met een beperkt oordeel zien niet in dat door deze mensen als voorbeeld te nemen, die zo vaak de schatten van Gods woord voor hen hebben geopend, zij hun ziel in gevaar zullen brengen. Jezus is het enige ware voorbeeld. Iedereen moet nu geknield voor God voor zich­zelf de Bijbel onder­zoeken, met het nederig, ontvankelijk hart van een kind, als hij wil weten wat de Heer van hem verlangt. Hoe hoog een predikant ook bij God in aanzien heeft gestaan, als hij nalaat het licht te volgen dat hem door God is gegeven, als hij weigert om als een klein kind onderwezen te worden, zal hij in duisternis en satanische misleidingen terecht komen, en zal hij anderen op hetzelfde pad leiden.

 

Niemand van ons zal ooit het zegel van God ontvangen als ons karakter ook maar één vlek of smet zal hebben. Het wordt aan ons overgelaten om de gebreken in ons karakter te herstellen, om de zieletempel te zuiveren van elke verontreiniging. Pas dan zal de late regen op ons vallen, zoals op Pinksteren de vroege regen op de discipelen viel.

 

Wij zijn te gemakkelijk tevreden met wat wij bereikt hebben. Wij voelen ons rijk en vinden dat wij aan niets gebrek hebben, en weten niet dat wij "de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte" zijn. Nu is het tijd dat wij gehoor moeten geven aan de raad van de Waarachtige Getuige: "Ik raad u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt."

 

In dit leven zullen wij zware beproevingen moeten doorstaan en kostbare offers moeten brengen, maar de vrede van Christus is de be­loning. Er is zo weinig zelfverloochening, zo weinig lijden ter wille van Christus, dat het kruis bijna geheel wordt vergeten. Wij moeten met Christus deel hebben aan Zijn lijden als wij in triomf met Hem op Zijn troon willen zitten. Zo lang wij de gemakkelijke weg van het genot kiezen en bang zijn voor zelfverloochening, zal ons geloof nooit standvastig worden en kunnen wij de vrede van Jezus niet leren kennen, noch de vreugde die komt met bewuste overwinning. De meest verhevenen van de verloste schare, die voor de troon van God en het Lam staat, in wit gekleed, kennen de strijd die gepaard gaat met het overwinnen, want zij komen uit de grote verdrukking. Zij die liever hebben toegegeven aan de omstandigheden dan de strijd aan te gaan, zullen niet weten hoe zij staande moeten blijven in de tijd dat angst elke ziel om het hart zal slaan, wanneer zij, hoewel Noach, Job en Daniël in het land zijn, noch zoon, noch dochter kunnen redden, want iedereen moet zijn ziel redden door zijn eigen gerecht­ig­heid.

 

Niemand hoeft te zeggen dat zijn geval hopeloos is, dat hij niet het leven van een christen kan leiden. Door de dood van Christus is ruimschoots voorziening getroffen voor iedere ziel. Jezus is onze altijd aanwezige hulp in tijden van nood. Roep Hem slechts aan in geloof, en Hij heeft beloofd om uw smekingen te horen en te verhoren.

 

O, een levend, actief geloof! Dat hebben wij nodig; wij moeten dat hebben, of wij zullen tekort schieten en falen in de tijd van de beproe­ving. De duisternis die dan op ons pad zal zijn, moet ons niet ontmoedigen of wanhopig maken. Het is de sluier waarmee God Zijn heerlijkheid bedekt, wanneer Hij komt om rijke zegeningen te schenken. Dit zouden wij uit ervaring moeten weten. Op die dag, wanneer God een strijd heeft met Zijn volk, zal deze ervaring een bron zijn van vertroosting en hoop.

 

Nu moeten wij onszelf en onze kinderen onbesmet bewaren van de wereld. Nu moeten wij de klederen van ons karakter wassen en ze wit maken in het bloed van het Lam. Nu moeten wij trots, hartstocht en geestelijke luiheid overwinnen. Nu moeten wij wakker worden en ons vastberaden inzetten voor een evenwichtig karakter. "Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet." Wij bevinden ons in een uiterst beproevende situatie, waarin wij wachten en uitzien naar de komst van onze Heer. De wereld verkeert in duisternis. "Maar gij, broeders," zegt Paulus, "zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou." Het is altijd Gods bedoeling om licht uit duisternis, vreugde uit zorgen en rust uit de vermoeidheid van de wachtende, verlangende ziel te laten voortkomen.

 

Wat doet u, broeders, voor het grote werk van voorbereiding? Zij die zich verenigen met de wereld worden gevormd door de wereld en bereiden zich voor op het ontvangen van het merkteken van het beest. Zij die niet op zichzelf vertrouwen, die zich voor God vernederen en hun ziel zuiveren door de waarheid te gehoorzamen -- deze mensen worden door God gevormd en bereiden zich erop voor Gods zegel op hun voorhoofd te ontvangen. Wan­neer het decreet wordt uitgevaardigd en het stempel wordt aangebracht, zal hun karakter tot in eeuwigheid zuiver en smetteloos blijven.

 

Nu is de tijd van voorbereiding. Het zegel van God zal nooit op het voorhoofd worden aangebracht van een man of vrouw die onrein is. Het zal nooit worden aangebracht op het voorhoofd van de ambitieuze, wereldsgezinde man of vrouw. Het zal nooit worden aangebracht op het voorhoofd van mannen of vrouwen die een valse tong, of een bedrieglijk hart hebben. Allen die het zegel krijgen, moeten voor God zonder smet zijn -- kandidaten voor de hemel. Gaat voorwaarts, mijn broeders en zusters. Ik kan nu slechts kort over deze punten schrijven, en alleen uw aandacht vragen voor de noodzaak van voor­be­reiding. Onderzoekt voor uzelf de Schriften, zodat u de ontzagwekkende­ ernst van dit uur zult begrijpen.   (Testimonies 5, hoofdst.23, p.207- 216)

<1>