You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

 

 

DE MYSTERIËN VAN DE BIJBEL  ---   EEN BEWIJS VAN HAAR INSPIRATIE

 

"Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe? Zij zijn hoog als de hemel; wat kunt gij doen, dieper dan het dodenrijk; wat kunt gij weten?" "Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen, luidt het woord des Heren.
Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten hoger dan uw gedachten." "Ik immers ben God, en er is geen ander God, en niemand is mij gelijk; Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is." Het is voor het beperkte verstand onmogelijk om volledig het karakter of de daden van de Allerhoog­ste te begrijpen. Voor het grootste intellect, voor de meest krachtige en best geschoolde geest moet dat heilig Wezen altijd in mysteriën gehuld blijven.

 

De apostel Paulus roept uit: "O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen!" Ofschoon "rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerech­tigheid en recht zijn de grondslag van Zijn troon." Wij kunnen in zoverre Zijn handelwijze met ons begrijpen, alsmede de motieven waardoor Hij Zich laat leiden, dat wij Zijn grenzeloze liefde en genade kunnen onderscheiden die verbonden zijn met Zijn oneindige macht. Wij kunnen zoveel van Zijn bedoelingen begrijpen als goed is voor ons om te weten, maar verder moeten wij nog steeds vertrouwen op de macht van de Almachtige, de liefde en wijsheid van de Vader en Vorst over allen.

 

Het woord van God, evenals het karakter van de goddelijke Schrijver ervan, bevat verborgenheden die door beperkte wezens nooit volledig kunnen worden begrepen. Het richt ons denken op de Schepper, die "een ontoegan­kelijk licht bewoont." Het laat ons Zijn bedoelingen zien, die alle eeuwen van de menselijke geschiedenis omvatten, en die hun uiteindelijke vervulling eerst zullen vinden in de oneindige kringloop van de eeuwigheid. Het bepaalt ons bij onderwerpen van peilloze diepte en belang, die verband houden met het bestuur van God en de bestemming van de mens.

 

De verschijning van zonde in de wereld, de menswording van Chris­tus, herschepping en wedergeboorte, de opstanding uit de dood en vele andere onderwerpen die in de Bijbel te lezen zijn, zijn verborgenheden die voor het menselijk verstand te diep zijn om uit te leggen of zelfs volledig te vatten. God heeft ons echter in de Schriften voldoende bewijs gegeven van hun goddelijk karakter, en wij mogen Zijn woord niet betwijfelen, omdat wij de verborgenheden van Zijn Voorzienigheid niet kunnen bevatten.

 

De gedeelten van de Heilige Schrift die deze thema's naar voren brengen, mogen niet door de mens als onbruikbaar worden afgedaan. Wat God geschikt heeft geacht om bekend te maken, moeten wij op het gezag van Zijn woord aannemen. Er kan slechts een sobere mededeling gegeven zijn, zonder enige uitleg over het hoe of waarom, maar hoewel wij die niet kunnen begrijpen, moeten wij daar toch vertrouwen in hebben, omdat God het gezegd heeft. Het gehele probleem ligt bij de zwakheid en de bekrompenheid van het menselijk verstand.

 

De apostel Petrus zegt in dit verband van de Schriften: "Daarin is het één en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onverstandige lieden tot hun eigen verderf verdraaien." De moeilijke gedeelten van de Bijbel zijn door critici gebruikt als argument tegen de Bijbel, maar in plaats daarvan vormen ze juist een krachtig bewijs van Zijn goddelijke inspiratie. Als de Bijbel alleen maar verslagen van God bevatte, die wij gemakke­lijk kunnen begrijpen, en als Zijn grootheid en majesteit konden worden bevat met ons beperkt verstand, zou de Bijbel niet de onmiskenbare geloofsbrieven dragen van goddelijk gezag. Het zijn juist de grootsheid en verborgenheid van de gepresenteerde thema's die het geloof in de Bijbel inspireren als het woord van God.

 

De Bijbel ontvouwt de waarheid met zo'n eenvoud en perfecte aanpassing aan­ de behoeften en verlangens van het menselijk hart, dat dit de meest gecultiveerde geesten heeft verbaasd en bekoord, terwijl het de eenvou­digen en ongeschoolden in staat stelt de weg der zaligheid te ontdekken. Toch staan deze eenvoudig omschreven waarheden in rechtstreeks verband met onderwerpen die zo hoog, zo diepgaand en zo ver verheven zijn boven het bevattingsvermogen van de menselijke geest, dat wij ze slechts kunnen aannemen, omdat ze uit de mond van God komen. Op deze wijze is het verlos­singsplan aan ons duidelijk gemaakt, zodat iedereen kan zien welke stappen hij moet zetten in zijn bekering naar God en in geloof tot onze Heer Jezus Christus, zodat hij gered kan worden op de wijze die God heeft bepaald. Toch liggen onder deze waarheden, die zo gemakkelijk te begrijpen zijn, verborgenheden die de heerlijkheid van God verhullen -- verborgenheden die het verstand in zijn zoektocht overweldigen, maar ook degene die ­­­­­­­­­­­oprecht op zoek is naar waarheid met eerbied en geloof zal inspireren. Hoe meer hij de Bijbel doorzoekt, des te dieper wordt zijn overtuiging dat dit het woord is van de levende God, en het menselijk verstand buigt zich neer voor de majesteit van goddelijke openbaring.

 

Met het helderste licht worden diegenen gezegend, die bereid zijn om op deze wijze de levende woorden aan te nemen op gezag van God. Als hun gevraagd wordt bepaalde teksten te verklaren, kunnen zij alleen maar zeggen: 'Zo staat het in de Schriften.' Zij moeten erkennen dat zij de werking van de goddelijke kracht niet kunnen verklaren, noch de manifesta­tie van goddelijke wijsheid. Het is zoals de Heer het bedoeld heeft, dat wij ons genoodzaakt zien sommige dingen uitsluitend door geloof te aanvaar­den. Dit te erkennen is slechts het toegeven dat het eindige verstand ontoe­reikend is het oneindige te begrijpen, en dat de mens met zijn beperkte, men­selijke kennis de bedoelingen van de Almachtige niet kan begrijpen.

 

Omdat zij al Zijn mysteriën niet kunnen doorgronden, verwerpen de scepticus en de ongelovige Gods woord; niet iedereen die belijdt Gods woord te geloven is veilig voor verleiding op dit punt. De apostel zegt hierover: "Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God." De geest die opgevoed is om zich bezig te houden met kritiek, twijfel en haarkloverij, omdat deze de bedoelingen van God niet kan doorzien, zal "ten val komen door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen." Het is goed om de leerstellingen van de Bijbel nauwkeurig te bestuderen en "de diepten Gods" te onderzoeken, voor zover deze in de Schrift geopenbaard zijn. Echter, "de verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd." Het is echter Satans opzet om de onderzoekende krachten van het verstand te verderven. Een zekere mate van trots wordt vermengd met de overdenking van bijbelse waarheid, zodat de mens zich verslagen en ongeduldig voelt als hij niet ieder bijbelgedeelte bevredigend kan verklaren. Het is voor deze mensen te vernederend om toe te geven dat zij de geïnspireerde woorden niet begrijpen. Zij zijn niet bereid geduldig af te wachten tot God het goed zal achten hen de waarheid te openbaren. Zij vinden dat hun eigen menselijke wijsheid toereikend is om de Schrif­ten te bevatten, en wanneer dit niet lukt, ontkennen zij in feite­ zijn gezag. Het is waar dat vele theorieën en dogma's, algemeen aangenomen als bijbelse leerstellingen, geen grondslag vinden in de Schriften, en zelfs in strijd zijn met de volledige strekking van de inspiratie. Deze dingen zijn voor velen oorzaak geweest van twijfel en verwarring. Ze kunnen echter niet worden gerekend als Gods woord, maar als de menselijke verdraaiing ervan. De moeilijke gedeelten in de Bijbel doen niets af aan de wijsheid van God; deze veroorzaken niet hun ondergang. Als zulke moeilijke passages er niet waren geweest zouden deze mensen nog te gronde zijn gegaan; als er voor hen geen mysteriën in de Bijbel hadden gestaan ­die ze in twijfel konden trekken, dan zouden zij door hun eigen gebrek aan geestelijk onderschei­dingsvermo­gen in de duidelijkste uitspraken van God wel een reden tot struikelen hebben gevonden.

 

Mensen die van zichzelf vinden dat zij over zulke grote geestelijke vermogens beschikken, dat zij een verklaring kunnen vinden voor alle motieven en daden van God, proberen menselijke wijsheid tot een niveau te verheffen dat gelijk staat aan het goddelijke, en verheerlijken de mens als God. Zij herhalen slechts wat Satan in Eden tegen Eva zei: "Gij zult als God zijn." Satan viel door zijn eerzucht om aan God gelijk te willen zijn. Hij wilde doordrin­gen tot de gedachten en overleggingen van God, waar hij echter buiten stond door het feit dat hij als geschapen wezen niet in staat was om de wijsheid van de Oneindige te bevatten. Het was deze eerzuchtige trots die tot zijn rebellie leidde, en met hetzelfde middel wil hij ook de ondergang van de mens veroorzaken.

 

Er zijn verborgenheden in het Verlossingsplan -- de vernedering van de Zoon van God, opdat Hij aan de mens gelijk kon worden, de wonderbaarlijke liefde en minzaamheid van de Vader in het geven van Zijn Zoon --  waarover zelfs de engelen zich voortdurend blijven verbazen. De apostel Petrus, die spreekt van de openbaringen aan de profeten over "al het lijden, dat over Christus zou komen," zegt hierover: "In welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan." Deze dingen zullen voor de verlosten tot in de eeuwigheid het onderwerp van studie zijn. Als zij Gods schep­pings- en verlossingswerk overdenken, zullen zich voortdu­rend nieuwe waarheden ontvouwen aan het zich verwonderend en verrukt verstand. Naarmate zij steeds meer leren over de wijsheid, de liefde en de macht van God, zal hun inzicht zich steeds verder uitbreiden, en hun blijdschap zal voortdurend toenemen.

 

Als het voor geschapen wezens mogelijk was God en Zijn werk volledig te kunnen begrijpen, zou er voor hen, na dit punt bereikt te hebben, geen verdere ontdekking van waarheid meer zijn, geen toename in kennis, geen verdere ontwikkeling in verstand en hart. God zou niet langer de Allerhoog­ste zijn, en nadat mensen deze grenzen van kennis en wetenschap hadden bereikt, zouden zij niet verder vooruitgaan. Laten wij God danken dat dit niet zo is. God is oneindig; in Hem zijn "al de schatten der wijsheid en kennis verborgen." Tot in alle eeuwigheden kan de mens bezig blijven met onderzoeken en leren, en toch zal hij nooit de schatten van Zijn wijsheid, goedheid en kracht uitputten.

 

God wil dat zelfs in dit leven de waarheid zich steeds verder zal ontvouwen voor Zijn volk. Er is slecht één manier waarop deze kennis kan worden verkregen. Wij kunnen uitsluitend ­een begrip van Gods woord krijgen door de verlichting van die Geest, waardoor het woord gegeven werd. "Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods." "Want de Geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods." De belofte van de Verlosser aan Zijn volgelingen was deze: "Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid... Want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen."

 

Het is Gods verlangen dat de mens zijn redeneringsvermogen blijft oefenen; de studie van de Bijbel zal zijn verstand verheffen en krachtig maken zoals geen andere studie dat kan. Het is zowel de beste mentale als geestelijke oefening voor het menselijk verstand. Toch moeten wij ons wachten voor het verafgoden van de menselijke rede, die onderworpen is aan de zwakheden en onstandvastigheden van het mensdom. Als wij niet willen dat ons begrip van de Schriften daardoor versluierd wordt, zodat zelfs de meest eenvoudige waarheden niet meer begrepen kunnen worden, moeten wij de eenvoud en het geloof van een klein kind hebben, bereid om te leren, en moeten wij de hulp van de Heilige Geest zoeken. Een besef van de kracht en wijsheid van God, en van ons onvermogen Zijn grootheid te begrijpen, zou ons moeten inspireren tot nederigheid, en wij zouden Zijn woord moeten openslaan met dezelfde houding als wanneer wij Zijn aanwezig­heid zouden naderen, met heilige eerbied en ontzag. Wanneer wij de Bijbel openen, moet de rede daarin een gezag erkennen dat superieur is, en hart en verstand moeten zich neerbuigen voor de grote IK BEN.

 

Wij zullen alleen in ware geestelijke kennis kunnen toenemen als wij ons bewust zijn van onze geringheid en onze totale afhankelijkheid van God; iedereen die de Bijbel echter biddende en met een ontvankelijke geest benadert, om de uitspraken daarin te bestuderen als het woord van God, zal goddelijke verlichting ontvangen. Veel dingen die moeilijk en duister lijken, zal God helder en eenvoudig maken voor hen die ze op deze wijze willen begrijpen.

 

Het gebeurt soms dat mensen met intellectuele capaciteiten, die vanuit hun studie en cultuur veel kennis hebben opgedaan, niet in staat zijn bepaalde passages uit de Schrift te begrijpen, terwijl anderen die onge­schoold zijn, en van wie het bevattingsvermogen gering lijkt te zijn, wèl de betekenis ervan begrijpen, en kracht en troost putten uit datgene wat de eerder genoemden te myste­rieus vinden of waaraan zij voorbij gaan als iets onbelangrijks. Hoe komt dit? Mij is uitgelegd dat de laatstgenoemde groep mensen niet vertrouwt op eigen inzicht. Deze mensen gaan tot de Bron van het licht, tot Hem die de Schriften geïnspireerd heeft, en met een nederig hart vragen zij God om wijsheid, en ontvangen die. Er zijn mijnen vol waarheden die wachten om ontdekt te worden door degene die oprecht zoekt. Christus stelde de waarheid voor als een schat verborgen in een akker. Deze ligt niet aan het oppervlak; wij moeten ernaar graven. Ons succes in het vinden ervan hangt echter niet zozeer af van onze intellectuele capaci­teiten, als wel van onze nederigheid van hart en het geloof dat aan­spraak maakt op goddelijke hulp.

 

Zonder de leiding van de Heilige Geest zullen wij voortdurend gevaar lopen de Schriften te verdraaien of ze verkeerd uit te leggen. Er wordt veel in de Bijbel gelezen, zonder enig nut, en in veel gevallen veroor­zaakt het ook nog schade. Wanneer het woord van God wordt geopend zonder eerbied en zonder gebed; wanneer de gedachten en de genegenheid niet op God zijn gericht, of niet in harmonie zijn met Zijn wil, blijft het verstand gehuld in twijfel, en tijdens het bestuderen van de Bijbel neemt de twijfel alleen maar toe. De vijand neemt bezit van de gedachten, en hij suggereert inter­pretaties die niet juist zijn.

 

Wanneer mensen er geen moeite voor doen om in woord en daad met God in harmonie te zijn, zal, hoe geleerd zij ook mogen zijn, de kans groot zijn dat zij zich vergissen in hun begrip van de Schriften, en is het niet veilig op hun uitleg te vertrouwen. Wanneer wij waarachtig ons best doen om Gods wil te doen, maakt de Heilige Geest de geboden van Zijn woord tot onze levensbeginselen en schrijft ze op de tafelen van ons hart. Het zijn dan ook alleen zij die het licht volgen dat reeds gegeven is, die kunnen hopen op het ontvangen van verdere verlichting door de Geest. Dit wordt duidelijk weergegeven door de woorden van Christus: "Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt."

 

Zij die de Schriften gebruiken, om daarin tegenstrijdighe­den te vinden, hebben geen geestelijk inzicht. Met een verwrongen visie zullen zij heel wat redenen vinden voor twijfel en ongeloof over dingen die in werkelijkheid helder en eenvoudig zijn. Voor hen die Gods woord echter met eerbied aannemen, en Zijn wil willen leren kennen, zodat zij die kunnen gehoorzamen, is alles anders. Zij worden vervuld met eerbied en ontzag, naarmate zij nadenken over de zuiverheid en de verheven voor­treffelijkheid van de geopenbaarde waarheden. Soort trekt soort aan. Heiligheid verbindt zich met heiligheid, geloof met geloof. Voor het nederige hart en het oprechte, vorsende verstand is de Bijbel vol met licht en kennis. Zij die de Schriften vanuit deze geest benade­ren, worden in gemeen­schap gebracht met profeten en apostelen. Hun geest gaat op in die van Christus, en zij verlangen ernaar één met Hem te worden.

 

Velen vinden dat er een verantwoordelijkheid op hen rust om iedere schijnbaar moeilijke passage in de Bijbel te verklaren, om een antwoord te hebben op de kritiek van sceptici en ongelovigen. Door echter uit te willen leggen wat zijzelf slechts gebrekkig begrijpen, lopen zij gevaar verwar­ring te veroorzaken over punten die op zich al helder zijn en gemakkelijk te begrijpen. Dit is niet ons werk. Ook moeten wij niet klagen dat deze moeilijke punten er zijn, maar ze accep­teren als iets dat God in Zijn wijsheid heeft toegelaten. Het is onze plicht Zijn woord aan te nemen wat duidelijk is in elk punt, noodzakelijk voor onze zaligheid, de principes ervan toe te passen in ons leven, en deze door woord en daad aan anderen door te geven. Zo zal aan de wereld duidelijk zijn dat wij een band met God hebben en onvoorwaardelijk vertrouwen hebben in Zijn woord. Een godvruchtig leven, een dagelijks voorbeeld van integriteit, zachtmoedigheid en onbaatzuchtige liefde zullen een levend voorbeeld zijn van de onderwijzingen van Gods woord, en zal een argument vóór de Bijbel zijn, waar weinigen weerstand aan kunnen bieden. Dit zal op de meest effectieve wijze de toenemende neiging naar kritiek en ongeloof tegengaan.

 

Door geloof moeten wij onze blik op het hiernamaals richten, en de belofte aannemen dat God het verstand wil verrui­men, de menselijke vermogens wil verenigen met de goddelijke, en alle krachten der ziel in direct contact wil brengen met de Bron van het licht. Wij mogen ons erin verheugen dat alles wat ons heeft verbaasd over de voorzienigheid van God, dan duidelijk gemaakt zal worden; dingen die moeilijk te begrijpen zijn geweest, zullen dan uitgelegd worden, en waar ons beperkte verstand alleen maar verwarring en mislukkingen heeft ontdekt, zullen wij de meest volmaakte en mooiste harmonie zien. De apostel Paulus zegt: "Nu zien wij nog door een spiegel in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben."

 

Petrus spoort zijn geloofsgenoten aan: "Wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus." Wanneer het volk van God in genade toeneemt, zal het een steeds helderder inzicht krijgen in Zijn woord. In zijn heilige waarheden zullen zij nieuw licht en schoonheid zien. Door alle eeuwen heen is dit in de geschiedenis van de kerk het geval geweest, en dit zal zo doorgaan tot het einde. Omdat waarachtig geestelijk leven echter al snel de neiging heeft om af te takelen, heeft altijd de neiging bestaan om te stoppen met de groei in het kennen van de waarheid. Mensen zijn tevreden met het licht dat zij reeds ontvangen hebben uit Gods woord, en ontmoedigen een verder onderzoek van de Schriften. Zij worden behoudend en proberen discussie te vermijden.

 

Het feit dat er bij Gods volk geen conflicten of onrust voorkomen, moet niet worden gezien als overtuigend bewijs dat zij vasthouden aan de gezonde leer. Er is reden om te vrezen dat zij niet zo'n scherp onderscheid maken tussen waarheid en dwaling. Wanneer geen nieuwe vragen naar boven komen tijdens het onderzoeken van de Schriften, wanneer er geen menings­verschillen ontstaan, wat mensen aanzet de Bijbel voor zichzelf te gaan onderzoeken, om zich ervan te vergewissen dat zij de waarheid hebben, zullen er ook nu velen zijn, die evenals in oude tijden vasthouden aan traditie en aanbidden wat zij niet kennen.

 

Mij is getoond dat velen die voorgeven kennis te hebben van de huidige waarheid, niet weten wat zij geloven. Zij begrijpen de bewijzen voor hun geloof niet. Zij hebben geen juiste waardering voor het werk in deze tijd. Wanneer de tijd van de beproeving komt, zullen er mensen zijn, die nu tot anderen prediken, maar dan tot de ontdekking komen, nadat zij hun eigen standpunt bestudeerd hebben, dat er veel dingen zijn waarvoor zij geen bevredi­gende verklaring kunnen geven. Totdat zij op deze wijze beproefd zijn, hebben zij geen besef van hun grote onwetendheid. Zo zijn er velen in de gemeente die het als vanzelfsprekend aannemen dat zij begrijpen wat zij geloven, maar zij zijn zich niet bewust van hun zwakheid, tot er moeilijkheden komen. Wanneer zij gescheiden worden van mensen met hetzelfde geloof en zij nood­ge­dwongen op zichzelf zijn aangewezen om verantwoording over hun geloof af te leggen, zullen zij verbaasd zijn te ontdekken hoe verward hun opvattingen zijn over hetgeen zij als waarheid hadden aangenomen. Het is een feit dat er in onze kringen sprake is van een afval van de levende God en een zich wenden tot sterfelijke mensen. Menselijke wijsheid gaat steeds meer de plaats innemen van goddelijke wijsheid.

 

God zal Zijn volk wakker schudden; als andere middelen falen, zullen ketterijen binnenkomen, die hen zullen ziften en het kaf van het koren zullen scheiden. De Heer roept al degenen op die Zijn woord geloven, om uit hun slaap te ontwaken. Er is kostbaar licht gekomen, dat toepasselijk is voor deze tijd. Het is de bijbelse waarheid die ons de gevaren toont die vlak voor ons liggen. Dit licht zou ons moeten aanzetten tot ijverige studie van de Schriften, en tot een uiterst kritisch onderzoek van de geloofspunten die wij voorstaan. God wil dat alle fundamentele waar­heidspunten grondig en volhardend onder gebed en vasten onderzocht worden. Gelovigen mogen niet tevreden zijn met veronderstellingen en vaag omschreven gedachten van wat de waarheid is­. Hun geloof moet vast gefundeerd zijn op het woord van God, zodat, wanneer de tijd van beproeving komt en zij voor raadsvergaderingen­ komen te staan om hun geloof toe te lichten, zij in staat zullen zijn op zachtmoedi­ge wijze en met vreze reden te geven voor de hoop die in hen is.

 

Zorg voor discussie, beweging en actie. De onderwerpen die wij de wereld voorhouden moeten voor ons een levende realiteit zijn. Het is belang­rijk dat wij bij het verdedigen van leerstellingen die wij beschouwen als fundamentele bestanddelen van het geloof, geen argumenten gebruiken die niet helemaal kloppen. Deze kunnen weliswaar tot gevolg hebben dat een tegen­stander zich verder stil houdt, maar ze dienen de waarheid niet. Wij moeten gezonde argumenten hanteren, die onze tegenstan­ders niet alleen tot zwijgen brengen, maar een gedegen en nauwkeurig onderzoek, kunnen doorstaan. Voor degenen die zich erop hebben toegelegd discus­sies aan te gaan, bestaat groot gevaar dat zij het woord van God geen recht doen. Als wij met iemand in discussie gaan, moet het ons diepste verlangen zijn de verschillende onderwerpen op zo'n manier over te brengen, dat het een overtuiging in de ander wakker maakt, in plaats van alleen maar vertrouwen te wekken in de gelovige.

 

Hoe geletterd iemand ook kan zijn, laat hem geen moment denken dat het niet meer nodig zou zijn om voortdurend in de Bijbel te zoeken naar meer licht. Als gemeente worden wij ieder afzonderlijk geroepen om de profetie­ën te bestuderen. Wij moeten ernstig waken opdat wij ieder straaltje licht dat God ons zal geven ontdekken. Wij moeten het eerste schijnsel van de waarheid opvan-gen, en door studie en onder gebed kan een helderder licht verkre­gen worden, dat kan worden doorgegeven aan anderen.

 

Wanneer Gods volk stil zit en tevreden is met het licht dat het nu heeft, kunnen wij er zeker van zijn dat Hij hen niet zal zegenen. Het is Zijn wil dat zij verder gaan in het ontvangen van het steeds toenemende licht dat voor hen schijnt. De huidige houding van de gemeente is God niet welgevallig. Er is een zelfgenoegzaamheid binnengeko­men die ertoe heeft geleid dat zij de noodzaak niet inzien van meer waarheid en groter licht. Wij leven in een tijd waarin Satan van alle zijden om ons heen aan het werk is, en toch slapen wij als gemeente. God wil dat er een stem wordt gehoord die Zijn volk aanzet tot actie.

 

In plaats van de ziel open te stellen om de stralen uit de hemel te ontvangen, zijn sommigen met het tegenovergestelde bezig geweest. Zowel door geschrift als van de kansel zijn gezichtspunten verkondigd met betrek­king tot de inspiratie van de Bijbel, die niet de goedkeuring dragen van de Geest of van het woord van God. Zeker is, dat niemand, ook geen groep mensen, het moet wagen theorieën te opperen over een onderwerp dat van zo groot belang is, zonder een duidelijk "Zo zegt de Heer", om ze te onder­steunen. Wanneer mensen, behept met menselijke zwakheden, in meer of mindere mate beïnvloed door de omgeving, en gebukt onder erfelijke en aangewende neigingen die hen verre van wijs of hemelsgezind maken, het wagen om Gods woord te rangschikken, en uitmaken wat van goddelij­ke en wat van menselijke oorsprong is, zijn zij zonder Gods raad bezig. De Heer zal dat werk niet zegenen. De gevolgen zullen desas­treus zijn, zowel voor degenen die zich ermee bezig­houden als voor hen die het hebben aangenomen als van God afkomstig. In het denken van velen is een kritische houding ontstaan door theorieën over de aard van inspira­tie. Beperkte wezens, met hun bekrompen en kortzichtige opvattingen, achten zich bevoegd kritiek te uiten op de Schriften, en te zeggen: 'Dit Schriftgedeelte is belangrijk, en die passage is niet belang­rijk en ook niet geïnspireerd.'

 

Christus gaf zulke aanwijzingen niet met betrekking tot de Geschrif­ten van het Oude Testament, het enige gedeelte van de Bijbel dat de mensen in die tijd hadden. Zijn onderwijzingen waren bedoeld om hun gedachten bij het Oude Testament te bepalen, en de grote thema's die daaruit naar voren kwamen in een helderder licht te plaatsen. Eeuwen lang had het volk Israël zich van God afgescheiden, en zij hadden de kostbare waarheden uit het oog verloren die Hij hun had toevertrouwd. Deze waarheden waren overladen met bijgelovige vormelijkheden en ceremonieën, die de ware betekenis ervan bedekt hadden. Christus kwam om al datgene te verwijderen wat de schoonheid van de waarheid had verduisterd. Hij plaatste ze als kostbare edelstenen in een nieuwe zetting. Hij liet zien dat Hij zeker niet was gekomen om de herhaling van de oude, vertrouwde waarheden te minachten. Hij kwam om ze hun oude kracht en schoonheid terug te geven, een heerlijkheid die door de mensen van Zijn tijd nooit was onder­scheiden. Zelf Auteur van deze geopenbaarde waarheden, kon Hij de mensen de ware betekenis ervan ontvouwen, en hen bevrijden van de verkeerde uitleg en valse theorieën van de geestelijke leiders, bedoeld om hun eigen ongehei­lig­de toestand te bevredigen, alsmede hun armoede aan geestelijk inzicht en liefde van God. Hij wierp terzijde wat deze waarheden van leven en vitali­teit had beroofd, en gaf ze aan de wereld terug in al hun oorspronke­lijke frisheid en kracht.

 

Als wij de Geest van Christus hebben, en medewerkers met Hem zijn, is het aan ons het werk voort te zetten dat Hij kwam doen. De waarheden van de Bijbel zijn opnieuw verduisterd geraakt door gebruiken, traditie en valse leer. De onjuiste leerstellingen van de populaire theologie hebben duizenden en duizenden tot critici en ongelovigen gemaakt. Er zijn dwalingen en inconsequenties die velen als leringen van de Bijbel hebben aanvaard, terwijl het in werkelijkheid verkeerde interpretaties van de Schriften zijn, ontstaan tijdens de eeuwen van pauselijke duisternis. Massa's mensen zijn ertoe gebracht een verkeerde voorstelling van God te hebben, zoals ook de joden - misleid door de dwalingen en tradities van hun tijd - een valse voorstelling van Christus hadden. "Indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben." Het is aan ons om de wereld het ware karakter van God te laten zien. In plaats van kritiek te uiten op de Bijbel, moeten wij trachten door woord en daad de wereld zijn heilige, levengevende waarheden te laten zien, "om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht."

 

Het kwaad dat geleidelijk bij ons is binnengeslopen, heeft onmerk­baar mensen en kerken afgebracht van de eerbied voor God, en de kracht buiten-gesloten die Hij hen verlangt te geven.

 

Mijn broeders, laat het woord van God onaangeroerd. Laat geen menselijke wijsheid beweren de kracht van ook maar één passage uit de Schriften af te zwakken. De ernstige waarschuwing van het boek Openbaring zou ons moeten waarschuwen tegen een dergelijke houding. In de naam van de Meester smeek ik u: "Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond." (Testimonies 5, p.698 - 711, E.G.White)

 

<1>