You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

.

 

Een leger van Één overdenking geschreven door John Rorabeck

Ik moet toegeven dat ik geen permissie gevraagd heb aan het leger van de V.S. om hun slogan te gebruiken als titel voor deze overdenking. Desalniettemin intrigeert het idee ‘een leger van één’ mij en vind ik het eveneens ironisch. Wie onder ons zou niet de kracht van een geheel leger in ons zelf willen bezitten? Een ieder van ons heeft in zijn of haar jeugd die uitbundigheid gevoeld – wellicht niet louter in onze jeugd – die wij hebben indien wij goede ideeën willen implementeren. Zelfs al zijn wij de enige die de mening zijn toegedaan dat het een goed idee is, de wereld zal ons er ooit dankbaar voor zijn.

Maar in onze rationele momenten onderkennen we dat een leger in ‘onszelf’ slechts maar één iemand is en er niet veel tegenstand van een vijandig leger voor nodig is om onze goede intenties succesvol terug te drijven. En zo vinden wij onszelf aarzelend en wankelend tussen twee emoties. Enerzijds “ik kan het allemaal aan als het moet” en anderzijds “dit is waanzin, ik ben slecht één persoon”. Zelfs als het op spirituele zaken aankomt kan ons dit overkomen. We zingen liederen als “Ik heb ervoor gekozen om Jezus te volgen…ondanks dat niemand zich bij mij aan wil sluiten blijf ik volgen…” en op andere momenten realiseren wij dat de reden waarom niemand zich aan wil sluiten is, omdat wij de verkeerde kant oplopen, die van een doodlopende weg.

Sommige lezers onder u beginnen, ongetwijfeld, fouten in mijn logica te ontdekken. Simpel gezegd, als wij ervoor gekozen hebben om Jezus te volgen zijn wij niet langer ‘een leger van één’, maar op zijn minst een leger van twee. Denk eens na over dit citaat van zuster White uit ‘Messages to Young People’ pagina 94: “Niks is klaarblijkelijk hulpelozer, echter werkelijk onoverwinnelijk, dan een ziel die zijn nietigheid ervaart en voor zijn verdienste volledig vertrouwt op de Redder. God zal elke Engel uit de hemel zenden om zo’n ziel te hulp te komen, ja bij te staan, liever nog dan dat hij zo’n ziel laat overmannen”.

In plaats van een leger van één te zijn, is er thans de wetenschap dat je elke Engel in de hemel aan je kant weet in de strijd van verleiding! Vast en zeker zou het voor ons goed zijn om te leren hoe zulk een rekrutering inspanning mogelijk is. Dit doet mij herinneren aan 2 Koningen 6. De koning van Aram zond een leger om de profeet Elisa gevangen te nemen, omdat Elisa gebruikt werd door God om de aanvalsplannen van de Arameeërs aan de koning van Israël te openbaren. Lees het verhaal eens vanaf 2 Koningen 6: 13-17: “Toen zeide hij: Gaat en ziet, waar hij is; dan zal ik hem laten gevangennemen. Nadat hem gemeld was; Zie, hij is te Dotan, zond hij daarheen paarden en wagen, een sterk leger; zij kwamen des nachts en omsingelden de stad. Toen de dienaar van de man Gods des morgens vroeg opstond en naar buiten trad, zie, een leger omringde de stad, zowel paarden als wagens. En zijn knecht zeide tot hem: Ach, mijn heer! wat moeten wij doen? Maar hij zeide: Vrees niet, want zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn. Toen bad Elisa: Here, open toch zijn ogen, opdat hij zie. En de Here opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa.” Merk toch Elisa’s gebed op in vers 17. Het was geen gebed van paniek voor bevrijding, maar een verzoek dat God de realiteit aan zijn jonge knecht zou openbaarden, de werkelijkheid die Elisa reeds kende. Ik verlang ernaar om zulk een geloof te hebben. En totdat dat moment blijf ik Elisa’s gebed bidden: Heer open mijn ogen opdat ik kan zien wat werkelijk ‘waar is’- dat U krachtig bent en dichtbij, bereid om mij te helpen. Werkelijk alledrie de aspecten zijn nodig. Veel mensen geloven dat God krachtig is, maar dat Hij ver weg is, zelfs zo ver weg dat Hij zich niet langer om de kwesties van deze wereld bekommert. Vandaar die kwade ontwikkelingen waar wij elke dag in het nieuws over lezen en horen. Er zijn er ook die geloven dat God krachtig is en dat hij de grote gebeurtenissen in de wereld bestuurt, maar dat omvat toch niet de zaken in mijn dagelijkse leven. Wat een zegen is het dan om het antwoord op Elisa’s gebed te ontvangen – dat onze ogen geopend worden en wij onderkennen dat God bereid is om de strijd voor ons aan te gaan. Dank God dat wij geen leger van één hoeven te zijn.

We gaan thans in op 1 Samuël 13. In het O.T. heb ik een karakter gevonden die het zijn van ‘een leger van één’ goed illustreert. Het is wellicht nuttig om zulke lessen verstopt te hebben, want ooit sta je er – gevoelsmatig – misschien alleen voor. Sommige in de gemeente hebben hier kennis van genomen uit de ‘eerste hand’. Sommige onder u zijn de enige Zevende-dags Adventist in uw familie. Sommige van u zijn de enige Sabbatvierders op de universiteit of op uw werk. Wellicht wonen er geen gelovigen bij u in de buurt. Nu en dan kun je de mening zijn toegedaan dat temidden van de kerk jij de enige voorvechter bent van een waardige reden of kwestie. Als deze situaties van toepassing op u zijn, denk dan eens aan de ervaring van Jonatan de zoon van Saul, koning van Israël. Jonatan lijkt nogal een uniek karakter in de Heilige Schrift. Zeker, er waren anderen die eveneens opgroeiden als de zoon van de koning over Gods volk die niet benoemd werden tot kroonprins. Sommige, zoals Absalom, ergerde zich aan deze situatie en trachten hun vaders regel om ver te werpen. Jonatan echter, had zulke aspiraties niet. Maar ja, Saul’s troon was niet in een paleis, hij had zelfs niet eens een hoofdstad. Er stond nog steeds een tabernakel buiten en Saul’s leger was een collectief van boeren die bijeengeroepen waren door mond tot mond reclame. Zelfs de term ‘leger’ lijkt een beetje overdreven. Laten we eens lezen waarom. We beginnen bij 1 Samuël 13:19-22: “Een smid was er niet te vinden in het gehele land van Israël, want de Filistijnen hadden gezegd: De Hebreeën mogen zich geen zwaarden of speren maken. Dus moesten alle Israëlieten naar de Filistijnen gaan om ieder zijn zeis, zijn ploegschaar, zijn bijl of sikkel te laten scherpen – de prijs nu was twee derde sikkel voor de zeisen en de ploegscharen een derde sikkel voor de hakken en de bijlen en voor het vastzetten van de prikkels -, zodat er op de dag van strijd zwaard noch speer gevonden werd bij al het volk dat bij Saul en Jonatan was. Maar bij Saul en zijn zoon Jonatan werden zij wel gevonden”.

De Filistijnen waren een vijand van Gods volk. Zij waren een zeevaart volk en oorlogszuchtig, ze woonden in de kuststeden langs de Middellandse Zee. Op deze wijze hadden zij de macht over de handelsroutes, inclusief de metaalstroom naar Palestina van verscheidene landen. Ze brachten ook vele heidense gebruiken met zich mee evenals ontaarde invloeden.

De Filistijnen zagen er op toe dat het enige wat van metaal was dat in de handen van de Israëlieten terechtkwam, landbouwwerktuigen waren en geen wapens. Maar Saul en Jonatan echter hadden een manier gevonden om iets te bezitten dat erg belangrijk voor hen was, want zij hadden namelijk elk een zwaard.

Zijn er zaken in jouw leven die voorkomen dat jij je vasthoudt aan Gods Woord, het Woord door Paulus het zwaard van de Geest genoemd? Houd jouw werk je soms teveel bezig? Of zorgt de druk van op de hoogte blijven van de laatste evenementen c.q. mode ervoor dat je voor de TV blijft zitten of in tijdschriften blijft lezen in plaats van een gebedsbijeenkomst of bijbelstudie bij te wonen? ‘Een leger van één’ zijn begint met voorbereiding. De sabbatschoolles is een goede start. Compileer eens een lijst van favoriete teksten en sla ze in je geheugen op. Houd eens een gebedsdagboek bij, om de antwoorden die God op je gebeden gegeven heeft te documenteren.

We lezen in vers 2 van 1 Samuël 13 dat het aantal manschappen van Saul’s leger 3000 bedroeg en Jonatan de leiding had over 1/3 van dit leger. Vers 3 vertelt ons wat Jonatan deed, maar laten we vers 4 er ook bijpakken: “Jonatan nu versloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba lag; dit vernamen de Filistijnen. Terzelfder tijd liet Saul in het gehele land op de hoorn blazen, want hij dacht: De Hebreeën moeten het vernemen. Zo hoorde geheel Israël de boodschap: Saul heeft de bezetting der Filistijnen verslagen en zodoende is Israël bij de Filistijnen in een kwade reuk gekomen. Toen werd het volk opgeroepen om Saul te volgen naar Gilgal (1 Samuël 13: 3,4)”. Klaarblijkelijk was dit leger bestaande uit boeren en herders gewapend met pijl en boog, stenen en slingers, een geduchte tegenstander waar men rekening mee moest houden. Dan volgt nu een korte geografische toelichting. Geba lag ongeveer 1 ½ mijl ten zuiden van Mikmas, waar Saul gelegerd was met zijn 2000 manschappen. Tussen de beide beken een diep ravijn. Geba ligt ongeveer 250 voet hoger, van Geba kun je dus gemakkelijk waarnemen wat er gebeurt in Mikmas, echter je kunt je troepen daar niet vrij gemakkelijk laten lopen. Gilgal de plek waar Saul zich terugtrok om een groter leger op de been te brengen, is ongeveer 1 dag lopen, plus minus 11 mijlen stroomafwaarts, van Geba en Mikmas. Merk je de vertoonde spanning tussenbeide – Saul en Jonatan – op? Jonatan had een significante overwinning behaald, maar Saul liep met de overwinning weg. En de boodschap die echter verkondigd werd, was dat Saul een garnizoen Filistijnen had verslagen. Een ding moet je goed in je oren knopen; indien je tot ‘het leger van één, het leger van de Here’ behoort, moet je niet rekenen op veel lofprijzing en attentie voor hetgeen je doet. Doe het voor de Heer en geef Hem alle glorie.

We pakken het verhaal weer op en beginnen bij 1 Samuël 13: 5 en lezen door t/m vers 14: “De Filistijnen nu hadden zich verzameld om tegen Israël te strijden, drieduizend wagens, zesduizend ruiters en voetvolk even talrijk als het zand aan de oever der zee. Zij trokken op en legerden zich te Mikmas, oostelijk van Bet-Awen. Toen de mannen van Israël zagen, dat zij in het nauw kwamen, dat het volk bedreigd werd, verborg het volk zich in de spelonken, spleten, rotsen, grotten en putten; ook gingen Hebreeën over de Jordaan naar het land van Gad en Gilead, terwijl Saul nog te Gilgal was en al het volk bevende in zijn gevolg bleef. Hij wachtte zeven dagen, tot de tijd die Samuël had bepaald. Maar toen Samuël niet naar Gilgal kwam, begon het volk van hem weg te lopen; daarom zeide Saul: Brengt mij het brandoffer en de vredeoffers. En hij offerde het brandoffer. Nauwelijks was hij gereed met het offeren van het brandoffer, of zie, daar kwam Samuël. Saul ging hem tegemoet om te begroeten. Toen zeide Samuël: Wat hebt gij gedaan? Saul antwoordde: Omdat ik zag, dat het volk van mij wegliep en gij niet op de afgesproken tijd kwam, terwijl de Filistijnen de Filistijnen te Mikmas verzameld waren, dacht ik: nu zullen de Filistijnen op mij afkomen te Gilgal, en ik heb de gunst des Heren nog niet gezocht; toen verkreeg ik de moed en heb het brandoffer geofferd. Samuël zeide tot Saul: Gij hebt dwaas gehandeld; gij hebt niet in acht genomen het gebod van de Here, uw God, dat Hij u geboden heeft, anders zou de Here uw koningschap over Israël voor altijd bevestigd hebben. Maar nu zal uw koningschap niet bestendig zijn. De Here heeft Zich een man uitgezocht naar zijn hart en de Here heeft hem tot een vorst over zijn volk aangesteld, omdat gij niet in acht genomen hebt wat de Here u geboden had”. We kunnen hieruit twee noemenswaardige lessen leren. De eerste les is vrij eenduidig, de andere is wat minder eenduidig. Saul, van de stam van Benjamin, was niet geautoriseerd om te offeren, dit was voor de priester weggelegd. Zonder te letten op de rechtvaardiging die Saul voelde, omdat hij had gewacht tot vroeg in de ochtend van de overeengekomen dag, kunnen we stellen dat hij een schijnvertoning deed van een heilige dienst. Wij maken exact dezelfde fout indien wij, net zoals Saul, onszelf forceren om door een demonstratie van uiterlijke schijn de geboden te onderhouden, om op deze wijze een soort van vroomheid naar de mensen om ons heen te vertonen. Begrijp mij niet verkeerd. Ik zeg niet dat indien we erg moe wakker worden op Sabbatochtend wij van de kerk weg moeten blijven, omdat wij daar niet horen indien we liever op dat moment in ons bed liggen. Ik bedoel te zeggen dat, in tegenstelling tot Saul, je moet bidden om de aanwezigheid van God in je leven en dit gebed vol moet blijven houden totdat je de overwinnen hebt behaald. En je weet wanneer dat moment daar is. Wees er terdege van bewust dat pas toen hun voeten de rivier de Jordaan betraden het water zich scheidde voor de priesters en Israëlieten om over te steken naar het beloofde land. Houd daarom Psalm 51 in je achterhoofd en in het bijzonder de verzen 16 –19: “Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen; Here open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige. Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt gij geen welgevallen. De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht gij niet, o God”. Elke keer als wij verleid worden, zoals Saul, moeten wij onszelf tot God wenden.


De minder eenduidige lering die wij hieruit kunnen trekken is hetgeen Saul deed of liever gezegd Saul eigenlijk niet deed gedurende die week dat hij wachtte op de dag dat Samuël komen zou. Wij weten dat zijn manschappen grotendeels vluchtte. Het aantal werd gereduceerd van 2000 naar 600 manschappen toen Saul trachtte om in Gilgal een groter leger op de been te brengen. Het is duidelijk dat Saul zijn troepen niet bemoedigde of ze voorbereidde op de opgedragen dienst die Samuël zou leiden. Vermoedelijk dacht hij na over de verkennende scouts die mogelijk via de opwaartse stroming kwamen. Zien wij in dat behoren tot ‘het leger van één, het leger van de Here’ niet alleen ons antwoord in het heetst van de strijd omvat, maar wellicht veeleer wat wij doen in onze vrije tijd. Een citaat uit Ellen White’s geschrift ‘Counsels to Parents, Teachers and Students, pagina 463, onderbouwt deze stellingname: “Wanneer men echte liefde voor de Bijbel verkrijgt, en de student begint te realiseren hoe veelomvattend het studiegebied en hoe dierbaar zijn schatten zijn, zal hij verlangen om elke mogelijkheid, om zich bekend te maken met Gods Woord, met beide handen aan te grijpen. Zijn studie zal niet beperkt worden tot een bepaalde tijd of plaats. En deze voortdurende studie is een van de beste middelen voor een gekoesterde liefde voor de Heilige Schrift. Laat de student zijn Bijbel overal mee naar toenemen en indien hij de mogelijkheid heeft eruit te lezen en te mediteren dit eveneens te doen. Indien hij over de straat loopt, wacht op het station, of op wacht op een afspraak, ja laat de student steeds meer mogelijkheden aangrijpen om deze dierbare overdenkingen te overdenken uit het schathuis van de waarheid”. Laten we wederom terugkeren tot 1Samuël. Jonatan is nog steeds met zijn manschappen gelegerd in Geba. Saul en zijn 600 manschappen zijn thans in de buurt gelegerd. Gemotiveerd door een sterk gevoel dat God onteert werd door de bezetting van de Filistijnen op Israël’s grondgebied, trekt Jonatan ongemerkt met zijn wapendrager erop uit. Laten we 1 Samuël 14: 6-12 een lezen om te zien hetgeen Jonatan van plan is; “Jonatan nu zeide tot zijn wapendrager: Kom, laten wij oversteken naar de wachtpost van deze onbesnedenen. Misschien zal de Here voor ons handelen, want de Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen. Toen zeide zijn wapendrager tot hem: Doe al wat uw hart begeert; ga uw gang; ik ben met u wat ook uw hart begeert. Jonatan zeide: Zie, wij steken naar die mannen over en vertonen ons aan hen. Indien zij tot ons zeggen: Blijft staan, tot wij bij u komen – dan blijven wij staan waar wij zijn en klimmen niet tot hen op; maar indien zij zeggen: klimt tot ons op – dan zullen wij opklimmen, want dan heeft de Here hen in onze macht gegeven. Dit zal voor ons het teken zijn. Toen zij beiden zich aan de wachtpost der Filistijnen vertoonden, zeiden de Filistijnen: Zie, Hebreeën komen te voorschijn uit de holen waarin zij zich verborgen hadden. De mannen van de wachtpost riepen Jonatan en zijn wapendrager toe: Klimt tot ons op, dan zullen wij u leren. Hierop zeide Jonatan tot zijn wapendrager: Klim achter mij op, want de Here heeft hen in de macht van Israël gegeven”.

Behoren tot ‘het leger van één, het leger van de Here’ impliceert dat je leven op het spel staat, of in ieder geval op zijn minst je reputatie, personele comfort of veiligheid. Maar merk op dat het geen wilde gok is. Jezus bad in Getsemane drie maal tot zijn Vader, dat hij de beker van lijden zou drinken ook al was het tegen zijn eigen wil, Matteüs 26: 42: “Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!”. God kwam hem echter tegemoet om hem kracht te schenken in deze beproeving.

Ik weet niet welke beslissingen u thans moet nemen, ze hebben zeker niet zoveel consequenties als die van onze Heer in Getsemane, echter ze zijn belangrijk genoeg om te ontdekken wat Gods wil is betreft de beslissing die wij moeten nemen. Betrek God nu in uw keuzes voordat het onomkeerbaar is. Je hebt bijvoorbeeld verkering en vraagt je af of deze jongeman of jongedame de geschikte levenspartner zal zijn. Ik moedig je aan om dezelfde deal met God te sluiten als Jonatan dat deed. Nodig die betreffende minnaar uit naar Bijbelstudies met je vrienden. Als het antwoord is “nee ga jij maar, ik ontmoet je wel na die bijbelstudie” is het tijd om terug te trekken naar Geba en een ander plan te beramen. Anderzijds, als God deuren opent waar wij geen invloed op hebben, als hij obstakels verwijdert die ons voorstellingsvermogen te boven gaan, is het tijd om vol vertrouwen voorwaarts te gaan. Zes maanden geleden zochten wij naar personeel en nog maar de helft van het aantal studenten dat wij nodig hebben om quitte te draaien had zich ingeschreven. Veel gemeenteleden hebben in gebed onze wens aan de Here voorgelegd. Dank God dat wij vandaag de dag gekwalificeerde capabele docenten hebben en eveneens meer dan voldoende studenten zich ingeschreven hebben. Zoals Jonatan hebben wij eveneens een bergopwaarts gevecht voor ons, echter wij kunnen vervolgen in vertrouwen, want aldus Jonatan “De Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen”. Laten de ervaring van Jonatan en zijn wapendrager weer oppakken bij 1 Samuël 13 en vervolgen met lezen t/m vers 30: “Toen op handen en voeten naar boven, met zijn wapendrager achter zich aan. En zij werden door Jonatan neergeveld; zijn wapendrager maakte hen af achter hem. Deze eerste nederlaag nu, die Jonatan en zijn wapendrager hun toebrachten, kostte hun ongeveer twintig man, over een lengte van ongeveer 4000 m2. Toen kwam er schrik in de legerplaats. Op het veld en onder al het volk. Ook de wachtpost en de plunderaars schrokken, en de aarde beefde, zodat het werd tot een schrik Gods. Toen de uitkijkposten van Saul te Gibea in Benjamin dit zagen – en zie, de menigte liep sidderend heen en weer – zeide Saul tot het volk dat met hem was: stelt een onderzoek in en ziet, wie van ons is weggegaan. Zij stelden dan een onderzoek in, en zie, Jonatan en zijn wapendrager ontbraken. Toen zeide Saul tot de Archia: Breng toch de ark Gods hier. Want de ark Gods bevond zich in die tijd bij de Israëlieten. Maar terwijl Saul tot de priester sprak, werd het rumoer in de legerplaats der Filistijnen gaandeweg sterker, zodat Saul tot de priester zeide: Trek uw hand teru. Saul nu en al het volk dat bij hem was, verzamelden zich; en toen zij op de plaats van de strijd kwamen, zie, het zwaard van de een was tegen de ander – een zeer grote verwarring. Bovendien voegden de Hebreeën, die reeds lang ij de Filistijnen waren en verspreid met hen in het leger waren opgetrokken, zich bij de Israëlieten, die bij Saul en Jonatan waren. Ja, toen alle mannen van Israël die zich op het gebergte van Efraïm verborgen hadden, hoorden dat de Filistijnen op de vlucht waren geslagen, sloten ook zij zich bij hen aan in de strijd. Zo verloste de Here op die dag Israël. De strijd strekte zich uit tot voorbij Bet-Awen.

Toen de mannen van Israël op die dag bedreigd werden, had Saul het volk een vervloeking doen uitspreken: Vervloekt is de man, die spijs eet vóór de avond en voordat ik mij op mijn vijanden gewroken heb. Daarom gebruikt niemand van het volk enig voedsel. En het gehele volk kwam bij een bos en er was honig op het veld. Toen het volk bij het bos kwam, zie, daar vloeide honig, maar niemand bracht de hand aan de mond, want het volk vreesde de eed. Jonatan echter had niet gehoord, dat zijn vader het volk had doen zweren. Hij strekte de stok die hij in de hand had, uit en doopte de punt in de honigraat; daarop bracht hij de hand aan de mond en zijn ogen stonden weer helder. En iemand uit het volk nam het woord en zeide: Uw vader heeft het volk uitdrukkelijk doen zweren: vervloekt is de mand, die heden spijs eet; daarom is het volk uitgeput. Toen zeide Jonatan: Mijn vader heeft het land in ongeluk gestort; ziet eens, hoe helder mijn ogen staan, nu ik een weinig van deze honig geproefd heb. Hoeveel te meer, wanneer het volk heden vrij had kunnen eten van de buit zijner vijanden, die het behaald heeft! Maar nu is de slachting onder de Filistijnen niet groot”.

Moge God onze ogen openen voor de zegeningen in de gemeente. Laten wij een manier vinden om de door ons zelf opgelegde restricties aan de kant te zetten en laten we aan de slag gaan met elke gift van God, opdat de overwinning van de Here hier ter plaatse nog groter mag worden. Jonatan echter moedigde zijn broeders niet aan om de eed te overtreden, want hij was ontwetend aangaande deze eed en had zulk een eed in het geheel niet afgelegd. Neem deze wetenswaardigheid mee indien wij nu kijken naar de laatste les die wij van Jonatan kunnen leren en ‘het leger van één’.

Zulk een eed duurde tot zonsondergang. Tegen die tijd begonnen waren de soldaten inmiddels zo hongerig dat zij dieren begonnen te slachten zonder dat zij de ‘kosjere wetgeving’ in acht namen. Deze zonde was aan Saul gerapporteerd en hij trachtte het enigszins op te lappen, zie 1 Samuël 14: 34,35: “Saul zeide ook: Verspreidt u onder het volk en zegt hun: ieder moet zin rund of stuk kleinvee tot mij brengen; slacht het hier, dan kunt gij het eten. Maar zondigt niet tegen de Here door het met bloed en al te eten. Toen bracht ieder van het gehele volk die nacht zin rund met zich, en zij slachtten ze aldaar. Saul bouwde de Here een altaar; dit was het eerste altaar, dat hij voor de Here bouwde”. Het lijkt erop alsof Saul zich niet zozeer over deze zonde bekommerde, want zijn gedachten waren hoofdzakelijk bij de te bepalen aanvalsstrategie, zie 1 Samuël 14: 36: “Verder zei Saul: Laten wij vannacht de Filistijnen achternatrekken en hen beroven tot het aanbreken van de morgen en niemand van overlaten”. Saul vraagt God (in vers 37) wat Hij moet doen. Normaliter antwoord God, “Maar op die dag antwoordde Hij hem niet”. Saul had het volgende kunnen weten: “Had ik onrecht beoogd in mijn hart, dan zou de Here niet hebben gehoord”, ondanks dat dit een citaat van de Psalmist is, namelijk Psalm 66:18. Saul echter zocht de fout niet bij zichzelf, maar bij iemand anders, zie vers 38 en 39: “Toen zeide Saul: Komt hierheen, alle gij hoofde van het volk; onderzoekt en ziet, waardoor deze schuld heden ontstaan is. Want zo waar de Here leeft, die Israël verlost, al lag deze bij mijn zoon Jonatan, hij zal zeker sterven”. We vervolgen het lezen thans met de verzen 40 t/m 45 van 1 Samuël 14 en let eens op Jonatan’s attitude: “Daarop zeide hij tot geheel Israël: Gij zult aan de ene kant staan en ik en mijn zoon zullen aan de andere kant staan. Toen zeide het volk tot Saul: Doe wat goed is in uw ogen. Saul nu zeide tot de Here: God van Israël, breng de waarheid aan het licht. Toen werden Saul en Jonatan aangewezen, maar het volk ging vrijuit. Saul zeide: Werpt het lot tussen mij en mijn zoon Jonatan. Toen werd Jonatan aangewezen. Saul zeide tot Jonatan: Deel mij mee, wat gij gedaan hebt. Toen deelde Jonaten het hem mee en zeide: Ik heb inderdaad met de punt van de stok die ik in mijn hand had, een weinig honig geproefd. Hier ben ik: ik ben bereid om te sterven. Saul zeide: Zo moge God mij doen, ja nor erger, voorwaar, gij moet zeker sterven, Jonatan. Maar het volk zeide tot Saul: Zou Jonatan sterven, die deze grote overwinning in Israël behaald heeft? Dat zij verre! Zo waar de Here leeft, er zal geen haar van zijn hoofd ter aarde vallen. Want met Gods hulp heeft hij heden dit verricht. Zo bevrijdde het volk Jonatan, en hij stierf niet”. Ondanks dat Jonatan onschuldig was, was hij bereidt om te sterven. Als wij nu eens 2000 jaar verder in de tijd kijken, zien wij aan een kruis buiten Jeruzalem op Golgota eveneens een onschuldige man die bereid is om te sterven. Deze keer is er geen volk die dit verhoede. Kijk toch eens naar deze man en hoor zijn gebed: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”. Dit zijn de woorden van Gods Eniggeboren Zoon, hij was waarlijk ‘een leger van één’ en op de meest duidelijke wijze zien wij dit aan het kruis getuige zijn roep: “Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matteus 27:46)”. Jezus nam het alleen op tegen de krachten van het kwaad en door zijn door is de nederlaag geleden, het kwaad is overwonnen. Onze ultieme overwinning is gegarandeerd als wij de Koning van het Koninkrijk der Hemelen willen volgen. Jezus heeft de weg die ten eeuwig leven leidt geopenbaard en stelt ons de volgende vraag: “Werpt alle overtredingen die gij begaan hebt, van u weg, en vernieuwt uw hart en uw geest. Waarom toch zoudt gij sterven, huis Israëls? (Ezechiël 18:31). En vervolgt de Here in vers 32: “Want ik heb geen welgevallen aan de dood van wie sterven moet, luidt het woord van de Here Here; daarom bekeert u, opdat gij leeft”.

Website statistieken