You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

.

De Zoete Leugen - Dennis Rodie


De controverse rondom aspartaam - het synthetische zoetmiddel - laait weer op. Al zal de consument daar in de supermarkt niets van merken. Het groeiende assortiment voedingswaren dat aspartaam bevat doet zelfs vermoeden dat het om een geaccepteerd en veilig toevoegsel gaat. In de media wordt er verdeeld over geschreven: de bangmakers versus de goedpraters. Kan er wel zo zwartwit over worden gedacht?

EEN HISTORISCH OVERZICHT

De geschiedenis van de zoetstof is echter een klassiek voorbeeld van omkoperij, machtsmisbruik en onderzoeksfraude. Eind 1965 was aspartaam de toevallige ontdekking van de wetenschapper James Schlatter van het Amerikaanse chemische bedrijf G.D. Searle. Pas in 1969 werd aspartaam - wat bestaat uit 40% asparaginezuur, 50% fenylalanine en 10% methanol - bekend gemaakt als de zoetstof die 200 maal zoeter was dan gewone suiker. Searle's ogen waren in dollartekens veranderd.

In Amerika beslist de FDA (Food and Drugs Administration) - de Keuringsdienst van Waren - of een voedingsmiddel, medicijn of kosmetica op de markt verkocht mag worden. G.D. Searle's interne memo onthulde de houding die men destijds had:

"Tijdens deze ontmoeting [met FDA ambtenaren] is de fundamentele handelswijze van onze benadering om ze zover te krijgen dat ze 'ja' zeggen. We gaan eerst de dingen opnoemen waarvan we weten dat ze ze met 'ja' gaan beantwoorden, ook al moeten we dingen erin gooien die niet belangrijk voor ons zijn. Gewoon om ze in een ja-stemming te brengen. We moeten met hen een bevestigende sfeer creëren. Dit brengt hen in een onbewuste stemming van deelneming."

G.D. Searle liet de biochemicus Dr. Harry Waisman in 1970 onderzoek doen op apen. Eén aap was na 300 dagen gestorven, bij 5 andere veroorzaakte aspartaam opgelost in melk zware epileptische aanvallen. (Dr. Waisman had nooit zijn studie af kunnen maken omdat hij onverwachts in maart 1971 was overleden.) De neuropatholoog en psychiater Dr. John W. Olney liet G.D. Searle weten dat asparaginezuur gaten veroorzaakten in de hersens van muizen. Vooral de combinatie met de smaakversterker Monosodium Glutamaat deed bij kinderen het risico op hersentumors vergroten. Searle verwijderde deze resultaten uit hun presentatie van 150 testrapporten aan de FDA. Dr. Martha Freeman van de FDA kwam tot de conclusie dat de ingeleverde data niet voldoende was om potentiële vergiftigingsverschijnselen van aspartaam goed te onderzoeken. Ze bekritiseerde met name de studies die met één dosering waren uitgevoerd. (Sinds 1973 heeft G.D. Searle de wetenschappelijke gemeenschap bedolven met zulke studies.) Haar advies aan de FDA-commissie was dat zolang Searle de veiligheid niet kon garanderen, het van de markt moest worden gehouden. Haar advies werd genegeerd.

Op 26 juli 1974 liet de FDA een beperkte verkoop van aspartaam toe ondanks het feit dat verschillende FDA ambtenaren serieuze tekortkomingen hadden gesignaleerd. Voordat het in augustus op de markt verscheen, tekende Olney samen met de consumentenadvocaat James Turner officieel bezwaar aan omdat ze ervan overtuigd waren dat aspartaam hersenschade veroorzaakte.

In juli 1975 benoemde FDA directeur Dr. Alexander Schmidt een speciale werkgroep om de 25 voornaamste onderzoeken van Flagyl, Aldactone, Norpace en het zoetmiddel aspartaam nader te bekijken. De werkgroep werd geleid door FDA's hoofdonderzoeker Philip Brodsky en FDA toxicoloog Dr. Adrian Gross. De uitkomst van hun onderzoek was alarmerend. Brodsky meende dat hij zelfs nog nooit eerder zulke slechte studies als die van G.D. Searle had gezien en voegde eraan toe dat sommige leden van de werkgroep de meest ervaren onderzoekers waren. Hij schaamde zich zelfs dat zulk werk naar de FDA was gestuurd.

Op 5 december 1975 schortte de FDA de beslissing voor de goedkeuring van aspartaam op ten gevolge van de voorlopige conclusies van de werkgroep.

G.D. Searle had toen al 19,7 miljoen dollar geïnvesteerd in een onafgebouwde fabriek in Augusta, Georgia samen met een aspartaam inventaris van 9,2 miljoen.

In juli besloot de FDA om 15 aspartaamstudies waarin de werkgroep problemen had ontdekt nader te onderzoeken. Drie daarvan werden onderzocht door een werkgroep van vijf, geleid door Jerome Bressler.

G.D. Searle wist de FDA ervan te overtuigen om de resterende 12 studies te laten onderzoeken door een privéonderneming, University Associated for Education in Pathology (UAREP) en ontving van de FDA 500 000 dollar.

Op 10 januari 1977 liet de nieuwe hoofddirecteur van de FDA Richard Merril aan procureur Samuel Skinner weten een gerechtelijk onderzoek te willen starten naar G.D. Searle. De beschuldigingen waren het bewust vervalsen en verbergen van studieresultaten inzake de veiligheid van aspartaam. Eind januari hadden Skinner en Searle's advocatenkantoor Sidley & Austin een bijeenkomst nog voordat een jury bijeen was geroepen. In een vertrouwelijke memo van 8 maart liet hij zijn medewerkers weten dat hij inmiddels was begonnen met onderhandelingen om te gaan werken bij Sidley & Austin. Vier maanden later werd dat een feit. (In 1991 werd Skinner stafchef in Bush's Witte Huis nadat hij Minister voor Verkeer en Waterstaat was geweest.) Zijn opvolger Thomas Sullivan en zijn assistent William Conlon lieten de zaak te lang op zich wachten en de verjaringstermijn liep af. Conlon accepteerde in 1979 een baan bij Sidley & Austin.

In augustus 1977, werd het 'Bressler-rapport' vrijgegeven. Opnieuw was de conclusie dat er grove fouten waren gemaakt. Bressler zei zelf: 'De studie is hoogst twijfelachtig. Waarom heeft Searle het niet beter bekeken wetende dat de hele maatschappij toegang heeft tot dit produkt?' Enkele voorbeelden van tekortkomingen uit het rapport vermeldden dat in één studie van Searle 98 van de 196 dieren waren overleden waarvan de lijkschouwing tot soms een jaar op zich liet wachten. Er was geen documentatie van de oorsprong of de leeftijd van de dieren. Andere studies zaten vol met fouten en tegenstrijdigheden. Zo waren er dieren gestorven en miraculeus weer tot leven gebracht. In één experiment waren 15 foetussen verdwenen.

Meteen benoemde directeur Howard R. Roberts van het FDA's 'Bureau of Food' een werkgroep van het 'Center for Food Safety and Applied Nutrition' (CFSAN) om het Bressler rapport te herzien. (Roberts verliet in 1978 de FDA om vice-directeur van de 'National Soft Drink Association' te worden.) FDA toxicoloog Jacqueline Verrett leidde de werkgroep. Op 28 september 1977 ontving Roberts het eindresultaat waarin stond dat het Bressler rapport authentiek was, al werden de resultaten gebagatelliseerd. Na het verlaten van de FDA, vertelde Jacqueline Verrett over haar frustraties destijds: "Het is overduidelijk dat ergens het allemaal werd vergoelijkt. Ik heb serieus gedacht om gewoon uit de werkgroep te stappen."

Ondertussen stelde G.D. Searle een nieuwe president-commissaris aan, Donald Rumsfeld, voormalig lid van het Congres en ex-stafchef in de Gerald Ford regering. James Turner maakte de opmerking dat Searle ervan overtuigd was dat toestemming om aspartaam op de markt te krijgen, meer een politiek dan een wetenschappelijk probleem was. (Rumsfeld is nu Minister van Defensie in de Bush-regering, een positie die hij eerder bezette onder president Ford. Ook stond hij aan het hoofd van Bob Dole's presidentiële verkiezingscampagne in 1996.)

Eind 1978 leverde de UAREP hun analyse van de 12 resterende studies in. Deze vond dat er niets mis was met de originele data. (De directeur van de UAREP gaf later in een interview aan dat hun pathologen geen uitgebreid onderzoek hadden gedaan maar alleen dia's van dierlijk weefsel hadden bekeken.) FDA Toxicoloog Adrian Gross ontdekte dat de UAREP pathologen negatieve resultaten hadden gemist of achterwege gelaten. Sommige dia's waren verdwenen ofschoon ze door het FDA waren verzegeld.

In maart 1979 accepteerde de FDA om de één of andere reden Searle's studies en besloten om de 'Public Board of Inquiry' (PBOI) - openbaar onderzoeksbestuur - bijeen te roepen waar Dr. Olney en James Turner meer dan vier jaar eerder om hadden gevraagd.

Dr. John Olney, G.D. Searle, en het FDA's 'Bureau of Foods' mochten ieder drie wetenschappers nomineren. Waarnemend FDA directeur Sherwin Gardner (die later dat jaar vice-directeur van 'Grocery Manufacturers of America, Inc.' werd) selecteerde er één uit elke groep voor het PBOI panel. De FDA vertelde hen zich alleen op aspartaam in droog voedsel te concentreren. Het panel besliste uiteindelijk unaniem om het gebruik van aspartaam niet toe te laten totdat aanvullend onderzoek werd verricht naar aspartaams potentiële oorzaak van hersentumors. De PBOI was in het bijzonder bezorgd over experiment E33/34 waar 320 ratten aspartaam kregen toegediend en veel meer dieren tumors ontwikkelden dan die in de controlegroep. Bovendien zette de PBOI ook grote twijfels bij experiment E70 waarbij aan 80 ratten aspartaam was gevoerd. Zowel de aspartaamgroep als de controlegroep lieten een ongewoon hoog aantal tumors zien waarvan men vermoedde dat eigenlijk beide groepen aspartaam hadden gekregen.

Op 21 januari 1981, één dag nadat Ronald Reagan als president werd beëdigd, vroeg G.D. Searle opnieuw goedkeuring aan voor aspartaam. Deze keer voorzien van tien nieuwe studies.

In maart 1981 werd een 5-tellend panel wetenschappers opgericht door FDA directeur Jere Goyan om te resultaten van de PBOI te bekijken.

In april 1981 liet Ronald Reagan Goyan vervangen door Arthur Hull Hayes, Jr. die zich nog in de jaren zestig bezig hield met de ontwikkeling van chemische wapens.

Op 18 mei 1981, maakten drie van de vijf panelleden hun bezorgdheid over aspartaam kenbaar aan de paneljurist Joseph Levitt. Eén panellid vond de data over hersentumors in een studie zo zorgwekkend dat hij aspartaam niet kon goedkeuren. In een andere studie meende hij dat de belangrijkste informatie was veranderd. Drie van de vijf waren tegen goedkeuring van aspartaam en Hayes bracht een zesde man binnen, Barry Rosloff. Levitt vond dat hij de 3-3 stand moest doorbreken en tekende onder bezwaar van anderen goedkeuring aan. Op 18 juli 1981 werd aspartaam door FDA directeur Hayes goedgekeurd ondanks de bezwaren.

Op 15 oktober vroeg Searle de FDA om toestemming om aspartaam in frisdranken en kindervitaminen toe te voegen. Na nauwe samenwerking met Hayes gaf waarnemend FDA directeur Mark Novitch in 1983 toestemming voor koolzuurhoudende frisdranken en de FDA verhoogde de 'Acceptable Daily Intake' (ADI) van aspartaam van 20 mg/kg tot 50 mg/kg. Kort daarna verliet Hayes onder beschuldigingen van ongeschiktheid de FDA en nam onder andere een positie als consulent aan tegen een lucratief honorarium van $1000 per dag bij G.D. Searle's PR-bedrijf Burson-Marsteller.

In Arizona tekende Dr. Woodrow Monte (Directeur van het Science and Nutrition Laboratory aan de staatsuniversiteit in Arizona) op 8 juli 1983 protest aan en diende een verzoekschrift in bij zowel het 'Arizona Department of Health Services (DHS)' als de FDA om aspartaam te verbieden. Hij maakte zich met name ongerust over langdurige opname van methanol. Onderzoek van de DHS liet zien dat aspartaam in koolzuurhoudende frisdranken onder andere wordt afgebroken tot zuivere methanol. Het stelde hen dermate ongerust dat ze een verbod van aspartaam overwogen. Ook James Turner diende diezelfde dag een verzoekschrift in bij de FDA tegen goedkeuring van aspartaam. De FDA ging niet op dat verzoek in omdat 'het algemeen belang dat niet noodzakelijk vond'.

Op 17 februari 1984 weigerde de FDA Dr. Monte en James Turner de mogelijkheid om een hoorzitting over de veiligheid van aspartaam te houden.

G.D. Searle stuurde een aantal lobbyisten naar Arizona inclusief Andrew Herwitz, de voormalige stafchef van de gouverneur in Arizona. Tussen 23 augustus en 21 september 1984 droegen G.D. Searle medewerkers bij aan de campagne van de politicus Burton Barr in Arizona. Het Herverkiezingcomité voor Barr gaf vervolgens campagne-geld aan verscheidene volksvertegenwoordigers (Don Aldridge, Karen Mills, Jan Breuer) die uiteindelijk allemaal stemden aan de kant van G.D. Searle. Dr. Woodrow Monte's verzoek voor een hoorzitting betreffende een verbod op aspartaam werd vervolgens afgewezen.

In 1984 werd er in de VS ruim 3,1 miljoen kilo aspartaam geconsumeerd.

In april 1985 werden in Arizona op slinkse wijze enkele wetten aangepast die het reglementeren van voedingsmiddelen goedgekeurd door de FDA niet meer mogelijk maakten. Hiermee werd Dr. Monte's nieuwe verzoek voor een hoorzitting definitief de kop in gedrukt.

Nadat het een verlies van 28 miljoen dollar had geleden in het voorafgaande jaar, het verkopen van 30 dochtermaatschappijen en een rechtszaak waar 780 vrouwen beweerden dat een apparaat van G.D. Searle's bij hen bekkenontsteking had veroorzaakt, kocht de chemische multinational Monsanto G.D. Searle op. Monsanto creëerde daarna de NutraSweet Company als een dochtermaatschappij van G.D. Searle. Monsanto is tegenwoordig de grootste GM (genetisch gemanipuleerd) voedselfabrikant ter wereld.

In mei 1985 stelde Senator Metzenbaum een wetsverandering voor om de hoeveelheid aspartaam op voedingswaren te vermelden. Senator Orrin Hatch of Utah leidde de tegenstand (samen met G.D. Searle) en het voorstel werd uiteindelijk weggestemd. Al Gore koos de zijde van zijn conservatieve tegenstanders en stemde tegen vermelding van aspartaam. Misschien omdat de neef van zijn vrouw, Mike Taylor, ooit adviseur van Monsanto was. In de Clinton-regering was Taylor plaatsvervangend directeur van de FDA. Dezelfde FDA waar hij in begin jaren tachtig als advocaat FDA's 'Bureau of Food' vertegenwoordigde in de PBOI. Nu is hij directeur van de Monsanto afdeling in Washington DC.

Een coalitie van consumentenorganisaties kreeg datzelfde jaar van het federale 'Circuit Court of Appeals for the District of Columbia' te horen dat de FDA de juiste procedure had gevolgd voor toestemming van aspartaam in frisdranken. Een jaar later rapporteerde de Washington Post dat het Hooggerechtshof opnieuw weigerde de zaak te herzien ondanks een groeiend aantal critici die meenden dat aspartaam hersentumors kunnen veroorzaken.

Er werd ruim 6,5 miljoen kilo aspartaam in de VS geconsumeerd in 1985.

In juli 1986 kreeg de FDA te maken met een aanklacht van Community Nutrition Institute (CNI) die hen beschuldigde niet de juiste procedure te hebben gevolgd om aspartaam goed te keuren voor frisdranken en eiste een openbare hoorzitting. De FDA wees de aanklacht, alsmede de eis voor een hoorzitting af.

De consumptie van aspartaam steeg in de VS naar ruim 7,1 miljoen kilo in 1986.

Op 3 november 1987 werd er een hoorzitting gehouden in een Senaatbestuur waar de problemen rond aspartaam werden besproken.

De 'Aspartame Consumer Safety Network' (ACSN) wordt in 1987 door Mary Nash Stoddard en James Turner opgericht. Ze willen dat aspartaam van de markt wordt genomen en wordt getest als een drug.

In 1987 werd een geschatte hoeveelheid van 7,7 miljoen kilo aspartaam in de VS geconsumeerd. (NutraSweet stopte na dat jaar met het openbaar stellen van de consumptiedata van aspartaam.)

In 1991 begon NutraSweet een samenwerking met de Japanse Ajinomoto Co. Inc. om een aspartaamfabriek in het Franse Gravelines te bouwen waar men twee jaar later de produktie startte.

Het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid publiceerde in 1991 de lijst 'Negatieve bijwerkingen van Aspartaam' met 167 redenen om het gebruik ervan te vermijden.

In 1992 tekende NutraSweet een overeenkomst met Coca-Cola en Pepsi dat de NutraSweet Company hun leverancier voor aspartaam zou worden en verving saccharine in Cola Light.

Het patent voor aspartaam liep af op 14 december 1992 waarna andere bedrijven zoals Holland Sweetener Company (een joint-venture van DSM en de Japanse firma Tosoh) met het zoetmiddel de markt opkwamen.

In februari 1994 gaf het Amerikaanse Ministerie voor Volksgezondheid een lijst vrij waarop negatieve bijwerkingen van voedsel gerapporteerd aan de FDA staan geregistreerd. Aspartaam neemt 75 procent voor zijn rekening.

Vanaf 27 juni 1996 heft de FDA alle beperkingen op voor het gebruik van aspartaam zonder openbare bekendmaking.

Dr. Olney onderzocht de 10 procent stijging in hersentumoren in de VS sinds midden jaren tachtig en kwam tot de ontdekking dat het om precies hetzelfde soort hersentumor ging dan hij in zijn onderzoek met ratten was tegengekomen. Een ontdekking overigens waarvoor hij onmiddellijk in de wetenschappelijke gemeenschap werd bekritiseerd. Met name omdat zo'n verband moeilijk te bewijzen is.

De New York Times publiceerde op 15 november 1996 een artikel dat de Amerikaanse Dietetic Association geld aanneemt van de voedselindustrie om hun produkten aan te bevelen. NutraSweet gaf hen in 1993 een toelage van 75 000 dollar.

In Zweden is kankerspecialist Lennart Hardell in 1997 begonnen met een langdurige studie naar het verband tussen aspartaamconsumptie en kanker. Hardell waarschuwt inmiddels al voor een risico bij een grote consumptie. Het onderzoek hoopt hij eind 2001 af te ronden.

In februari 1998 registreert Monsanto zijn nieuwe zoetmiddel neotaam, een synthetische variatie van aspartaam dat 8000 keer zoeter is dan gewone suiker. Er ontbreken langdurige, onafhankelijke studies.

In 1998 ontdekt de Food Commission in Engeland dat aspartaam niet alleen in lightfrisdrank voorkomt maar ook gewone frisdrank. Dit omdat aspartaam drie keer goedkoper is dan gewone suiker. Het ontbreken van de vermelding aspartaam in aspartaamgezoete voedingswaren werd ook gerapporteerd. David Briars van McLibel News Network meende dat zelfs gewone Coca-Cola wordt verdacht van toevoeging van aspartaam in specifieke testgebieden.

In mei 2000 voelt Monsanto de hete adem - niet in de laatste plaats door het wereldwijde verzet van genetisch gemanipuleerd voedsel en lopende rechtszaken - en verkoopt zijn aspartaambedrijven aan J.W. Childs Equity Partners Ii, L.P., een groep investeerders, waaronder voormalige Monsantomanagers toe behoren, voor 440 miljoen dollar. Monsanto's aandelen van NutraSweet AG en Euro-Aspartame SA zijn verkocht voor 67 miljoen dollar aan het Japanse Ajinomoto Co. Een fusie met Pharmacia-Upjohn vindt plaats en gaat verder onder de naam Pharmacia Corp.


HET ONDERZOEK

G.D. Searle/Monsanto verdedigde zijn tests met het argument dat het zoetmiddel in buitenlandse overheidsorganisaties en de Wereldgezondheidsorganisatie is goedgekeurd. In Europa ligt de basis voor de goedkeuring van aspartaam bij de JECFA (Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives) in 1981. Medisch specialist H.J. Roberts uit Florida onderzocht het buitenlandse onderzoek en kwam tot de conclusie dat het overgrote deel geld accepteerde uit het bedrijfsleven zonder ooit onafhankelijk onderzoek gedaan te hebben. Dokter Ralph Walton deelde in het Amerikaanse CBS tv-programma '60 Minutes' van december 1996 mee dat 83 van de 90 onafhankelijke onderzoeken die niet door de industrie waren gefinancierd problemen met aspartaam lieten zien. Onderzoeken die aantoonden dat aspartaam hersenschade, hoofdpijn, huiduitslag, hersentumors, slapeloosheid, verergering van de Ziekte van Alzheimer, ernstige verwarring, depressie en abnormaal gewichtsverlies of toename konden veroorzaken. Studies die door de aspartaamindustrie werden uitgevoerd kwamen vrijwel ongeschonden uit de bus.

Het onderzoek van de Amerikaanse neuropsycholoog Paul Spiers in 1988 laat een verontrustend resultaat zien waarbij aspartaam zelfs vermindering van intelligentie en beschadiging van het geheugen veroorzaakte. Spiers werkte met 5 personen die hij de dagelijks maximum gestelde hoeveelheid aspartaam gaf (50 mg/kg) en in het verleden dagelijks 2-3 blikjes lightfrisdrank consumeerden. Daarnaast had hij een controlegroep van 5 die hij placebo's gaf. Na 12 dagen was er een groot verschil te bemerken tussen de 2 groepen in tests zoals woorden lezen en 'snel denken'. De aspartaamgebruikers lieten zelfs geen verbetering zien in deze tests. Spiers deed later onderzoek op gezonde personen wat geen bijzonderheden liet zien. Dat onderzoek was echter gesponsord door de industrie al deed Spiers het voorkomen dat dat niet het geval was.

De middelbare scholier Susie Morris uit Price, Utah heeft in 1998 een 3-jarige prijswinnende studie afgesloten naar ratten in een doolhof die ze aspartaam voerde (62,5 mg/kg). Bij de oudere ratten vernielde het de eigenschap om te leren. Oudere ratten die hetzelfde dieet kregen maar zonder aspartaam leerde het doolhof na zo'n 34 keren. De aspartaamgroep echter leerde het nooit en herhaalde zich in doelloos gedrag.

Ook in Zweden - waar aspartaam in hetzelfde jaar als in de VS op de markt kwam - is hun Keuringsdienst van Waren buitengewoon sympathiek tegenover aspartaam. Het lijkt bijna op promotie van het produkt. In Zweden is dan ook de bewustwording van de gevaren rond aspartaam groter dan in Nederland waar nauwelijks door de overheid informatie wordt verstrekt over aspartaam.

Monsanto weet precies wat het doet wanneer het zijn aspartaam laat onderzoeken. Droge capsules aanbieden als het om een oplossing gaat. Verouderde testmethoden gebruiken die inmiddels al lang zijn achterhaald. Fondsen stopzetten bij wetenschappers die negatieve resultaten lieten zien. Zoals bij Dr. Diana Dow-Edwards die het verband onderzocht tussen aspartaam en geboorten. Haar conclusies pasten niet in die van Monsanto en ze kon de rest van haar studie zelf betalen zodat noch Monsanto noch de FDA de resultaten accepteerden.

De Amerikaanse kinderarts en geneticus Dr. Reubon Matalon beschrijft het aspartaamonderzoek als volgt: 'Laten we stellen dat sigaretten vandaag waren uitgevonden en je geeft 20 mensen twee pakjes per dag en na zes weken heeft niemand kanker, zou je dan zeggen dat het veilig is? Dat is wat ze met aspartaam hebben gedaan.'

VRIENDJESPOLITIEK

Het verleden van Monsanto laat zien dat ethiek niet hoog op hun agenda staat. In de jaren vijftig en zestig waren zij de grootste leverancier van 'Agent Orange' het gif waarmee de bossen in Vietnam ontbladerd werden en waardoor velen kanker kregen.

In 1995 was een Monsanto vertegenwoordiger betrapt op een poging tot omkoperij van het Canadese 'Health Bureau of Veterinary Drugs'. Monsanto bood 1 tot 2 miljoen dollar als het bureau rBGH (een gevaarlijk synthetisch hormoon voor koeien) zou goedkeuren en verder onderzoek zou staken.

In september 2000 kreeg GeneWatch UK een vertrouwelijk intern rapport in handen waarin Monsanto in een globale campagne is verwikkeld om GM voedingswaren te promoten door experts in internationale wetenschappelijke commissies te beïnvloeden. Door via ogenschijnlijk onafhankelijke wetenschappers invloed te krijgen op de besluitvorming bij sleutelfiguren in overheidsinstanties (de JECFA) in ontwikkelingslanden. Het rapport licht een tipje van de sluier op hoe een groot invloedrijk bedrijf zijn macht probeert door te drijven. Enkele voorbeelden uit het rapport zijn: 'Een ontmoeting heeft plaatsgevonden met Prof. David Khayat, een internationaal bekende kankerspecialist, om aan een artikel samen te werken dat op de afwezigheid van verbanden tussen GM voedsel en kanker wijst...' 'Het 'Scientific Outreach network' en het 'Technology Issues Team' hebben aanvallen op recent opkomende biotechnologische kwesties weten af te wenden. Het team ontwikkelde snelle reacties om overdreven reacties naar beweringen te vermijden betreffende gevallen waarbij niet goedgekeurde maïs in dierlijk voedsel was bespeurd, gen-overdracht bij honingbijen en de karakterisering van aanvullend non-functioneel DNA in 'Roundup Ready' sojabonen.' '[In België] overwegen de autoriteiten om silthiofaam als een categorie 3 carcinogeen (een kankerverwekkende stof) te bestempelen, een ongewettigde classificatie gegeven het toxicologische profiel van de molecule. De datum van goedkeuring wordt vermoedelijk uitgesteld als we de bureau's classificatie zullen aanvechten. We zullen alles in het werk stellen om op tijd goedkeuring te verkrijgen voor het seizoen 2000.'

De directie van Monsanto heeft een aantal opmerkelijke leden tot aan zijn fusie met Pharmacia-Upjohn gehad: William Ruckelshaus die in 1974 plaatsvervangend directeur van de FBI was en daarna directeur bij het Environmental Protection Agency (EPA); voormalig hoofd van de CIA (1977-1981), Stansfield Turner; Earle H. Harbison, een informatiespecialist die 19 jaar bij de CIA heeft gewerkt; Michael Kantor, voormalig minister van Handel; Linda J. Fisher, een voormalige assistent boekhouder bij het Environmental Protection Agency, afdeling Vervuiling Preventie, Pesticiden en Giftige Stoffen is nu Vice-Directeur voor Monsanto's 'Government and Public Affairs'. De plaatsvervangende directeur van de FDA Michael Friedman veranderde van baan en is sinds juni 1999 een vice-president bij G.D. Searle & Co voor het aardige salaris van een half miljoen dollar per jaar. Monsanto heeft altijd een sterke relatie gehad met politici en andere overheidsvertegenwoordigers. Zelfs Clarence Thomas, één van de opperrechters van het Hooggerechtshof, was ooit een advocaat van Monsanto (1977-1979). De huidige Amerikaanse Minister van Landbouw Ann Veneman zat in de directie van Calgene Pharmaceuticals, een filiaal van Monsanto.

DE ONAFHANKELIJKEN

Wetenschappers en dokters met een uitstekende staat van dienst hebben niet stil gezeten en hebben de afgelopen jaren een groeiend en overtuigend bewijs van schade door aspartaam aangetoond. Bewijzen die Monsanto consequent probeert te bagatelliseren door met incorrecte en onvolledige informatie de consument in de war te schoppen. Volgens journalist Gregory Gordon heeft de NutraSweet Company tot 3 miljoen dollar per jaar betaald aan het grootste PR-bedrijf ter wereld Burson-Marsteller voor een publiciteitscampagne. Een voormalige werknemer vertelde dat Burson-Marsteller verscheidene wetenschappers en dokters hadden ingehuurd om aspartaam in interviews in de media te verdedigen. Ook journalisten spelen een belangrijke rol daarin. Er zijn gevallen bekend dat zogenaamde onafhankelijke journalisten bijna letterlijk Monsanto's verklaringen citeerden zonder ze verder te onderzoeken en zonder bronvermelding. Overheidsvertegenwoordigers, journalisten en wetenschappers die menen dat aspartaam een honderd procent veilig toevoegsel is, negeren het onafhankelijke onderzoek en negeren de vele tekortkomingen van de oorspronkelijke goedkeuring.

Ze negeren ook vele duizenden gevallen van mensen wiens levens in meer of mindere mate geteisterd werden door de consumptie van aspartaam. Ziekten waarvan de symptomen (van bijvoorbeeld buik- en hoofdpijn tot epileptische aanvallen) meestal verdwenen na de stopzetting van inname van aspartaam. Steeds meer artsen - die in het begin uiterst wantrouwend waren tegenover aspartaam als oorzaak - konden er niet onderuit en bevestigen het verband. Daarmee is het krachtigste bewijs geleverd voor het wereldwijde verzet tegen de distributie van aspartaam.

Dokter H.J. Roberts zag in zijn eigen praktijk dat diabetici serieuze complicaties vertoonden dat terug te leiden was naar aspartaamgebruik. Het vermijden ervan leed tot aangrijpende verbeteringen terwijl na hervatting - bewust of onbewust - snel een herhaling van de klachten optrad.

De anti-aspartaam activist Betty Martini houdt er een gezaghebbende website op na (www.dorway.com) waar onder andere honderden persoonlijke geschiedenissen van aspartaamgebruikers staan beschreven. Mensen die vaak niet wilden geloven dat hun symptomen in verband stonden met hun aspartaamconsumptie. Na meestal allerlei medisch onderzoek, medicatie en andere alternatieven doorgelopen te hebben, was er geen of nauwelijks verbetering. Totdat men aspartaam uit hun dieet schrapte.

WAT DOET ASPARTAAM?

In vloeistof valt aspartaam uiteen naar gelang de temperatuur, pH en tijdsduur. Bij onderzoek in 1985 (Tsang) had een fles cola light waar 550 mg aspartaam in zat na 6 maanden bij een temperatuur van 30°C nog maar 155,34 mg. Na 3 jaar was het gedaald tot 19,7 mg. De rest bestond uit onder andere fenylalanine en diketopiperzazine (DKP). Produkten die aspartaam bevatten zijn dus chemisch heel anders dan de aspartaam wat aan laboratoria wordt gegeven. DKP is een controversiële stof die kanker kan veroorzaken.

Raymond Schroeder, een voormalige G.D. Searle werknemer vertelde de FDA dat de DKP deeltjes (in experimenten waar het getest werd voor kanker) zo groot waren dat ratten het verschil tussen DKP en hun normale dieet konden onderscheiden. Nadat Schroeder zijn verklaringen naar aanleiding van zijn DKP studie had gemaakt, zochten FDA onderzoekers hem op voor een interview. Hij werkte toen bij een ander bedrijf. Toen ze daar aankwamen, merkten ze op dat een G.D. Searle vertegenwoordiger net voor hun zich had ingeschreven. Tijdens het interview trok Schroeder zijn verklaringen over de DKP studie terug.

Aspartaam (E951) komt voor in onder andere lightfrisdrank, incl. Pepsi Light en Coca-Cola Light, maar ook gewone cola zoals Tab, lightprodukten zoals yoghurt en kan voorkomen in graanontbijten, drinkyoghurts, hoesttabletten, kauwgom, soep, jam, verschillende soorten ijs, compote, cider, snoep (bijv. de nieuwe Milky Way), sauzen, mosterd, verschillende soorten bier, koekjes, kindervitaminen en medicijnen. Daarnaast is aspartaam te gebruiken als suikervervanger (Canderel, NutraSweet). Een kind van twintig kilo komt zo al gemakkelijk over de maximum hoeveelheid (40 mg/kg) door bijvoorbeeld op één dag een liter lightfrisdrank (600 mg asp.), bij het ontbijt een glas drinkyoghurt (140 mg) en 's avonds een schaaltje fruityoghurt (140 mg) te consumeren (deze hoeveelheden komen van de voedingswarenindustrie en het Ministerie van Volksgezondheid). NutraSweet's onderzoekers beweren dat het niet mogelijk is om meer dan 34 mg/kg op te nemen en komen vaak met het vreemde voorbeeld van één produkt - 19 blikjes lightfrisdrank - bij een 70 kg zware man om de 50 mg/kg te illustreren. Of 4 liter yoghurt voor een 55 kg zware vrouw (voor een Europees maximum van 40mg/kg). Volgens NutraSweet ligt het gemiddelde gebruik bij aspartaamconsumenten op 1-3 mg/kg. Op een warme zomerdag is het niet onmogelijk om 2 liter light te drinken, een halve liter fruityoghurt, kauwgom en een dieetmaaltijd te consumeren wat ook bij volwassenen de maximum grens kan overschrijden. Misschien dat de ADI stand hield ten tijde van de vaststelling toen het om nog maar enkele honderden produkten ging. Nu komt aspartaam wereldwijd in ruim 9000 verschillende produkten voor. De dagelijks vastgestelde maximum hoeveelheid aspartaam is hoe dan ook zinloos omdat op vrijwel geen enkel etiket de hoeveelheid staat vermeld. Laat staan een waarschuwing.

In Monsanto's persberichten - vermomd als wetenschappelijke testrapporten - lees je vaak dat methanol ook voorkomt in alcoholische dranken, fruit en groenten. Dat wordt ook door niemand ontkent. Wat er nooit bij wordt verteld is dat bij alcoholische dranken de anti-stof ethanol aanwezig is, meestal 200 maal zoveel dan methanol. Bij aspartaamprodukten ontbreekt die anti-stof. Mensen zijn ook nog eens honderd keer gevoeliger voor methanol dan dieren. In fruit en groenten maakt methanol deel uit van pectine en het ontbreekt de mens die enzymen die het afbreekt waarmee methanol via de normale weg het lichaam verlaat. In vruchtesappen kan er methanol ontstaan maar in tegenstelling tot de beweringen van NutraSweet dat het hier om 140 mg/liter gaat (dat ze van een incomplete studie uit 1956 haalden) is het werkelijke gehalte afhankelijk van het soort fruit en de oogsttijd. Een gemiddelde ligt onder de 10mg/liter (uitgezonderd vers tomatensap wat minstens 6 keer zoveel bevat). Een veel hoger caloriegehalte weerhoudt een consument ervan om dagelijks grote hoeveelheden vers vruchtesap te drinken. Daartegenover zijn er personen die 1-3 liter lightfrisdrank per dag drinken wat tot een opname van 270 mg methanol leidt. Lightfrisdrank en andere voedingswaren met aspartaam bevatten zelden de voedingsstoffen die nodig zijn om schade door methanol te voorkomen. Als NutraSweet meent dat veel hogere hoeveelheden methanol in natuurlijk voedsel voorkomen, waarom hebben ze dan geen tests gedaan die zulke grote hoeveelheden in het bloed van testpersonen laten zien?

Methanol wordt omgezet in formaldehyde en vervolgens mierezuur. Wetenschappers in dienst van de industrie beweren dat in tests waarbij 34 mg/kg (volgens NutraSweet de maximale consumptie voor 99% van de bevolking) aspartaam aan proefpersonen werd gegeven, er geen verhoogde concentratie van methanol/mierezuur in het bloed voorkwam. Hierbij werd echter een methode gebruikt - plasma methanol measuring test - waarbij er een minimum van 4mg/liter moet zijn voordat men methanol waarneemt. Onafhankelijke wetenschappers vonden een methanolgehalte van 0,6 tot 1mg/liter in het bloed. De industrie stelt dus een verhoging van 350% tot 600% of niets.

Het gehalte vrije methanol dat ontstaat bij hogere temperaturen of verhitting van voedingswaren met aspartaam draagt bij aan een snellere opname. Bij aspartaam wat in koffie of thee terecht komt bij een temperatuur van 80°C valt methanol binnen 10 minuten uiteen tot 50 procent.

Het lichaam probeert de formaldehyde met water weg te werken en slaat het op in het vet. Gewichtstoename is dan ook geen uitzondering bij een regelmatige consumptie van lightprodukten. Komt daar nog bij dat er geen of nauwelijks calorieën in zitten en de dieetbewuste consument zijn honger met andere voedingsmiddelen probeert te stillen. Zijn of haar gewichtstoename zal ongetwijfeld bijdragen aan een grotere consumptie in lightprodukten.

Een studie gedaan door de universiteit in Barcelona in 1998 (Trocho) liet zien dat zelfs een eenmalige dosis van 10 mg/kg aspartaam leidde tot een opeenhoping van formaldehyde in het lichaam (lever, nieren, hersenen) en celweefsel waar het de DNA beschadigt.

Het lichaam behandelt fenylalanine dat in natuurlijk voedsel voorkomt anders dan bij aspartaam. Gewoonlijk bevatten eiwitten (bijvoorbeeld in vlees) maar 4-5 procent fenylalanine, niet 50 procent zoals bij aspartaam.

De eerder aangehaalde interne memo uit eind 1970 van G.D. Searle die in 1987 in een senaathoorzitting tevoorschijn kwam, besloot met: 'We hebben geen idee om een maximum mogelijk misbruik in te schatten en vandaar moeten we de informatie benutten dat is gebaseerd op een bijna complete conversie naar DKP. Als we dat in ons originele rapport vermelden, maken we een grote kans dat we op korte en lange termijn met niets overblijven. Terwijl de andere benadering ons iets geeft op korte termijn en heel waarschijnlijk meer dan we ooit zullen krijgen op de lange termijn. Ik denk dat het heel belangrijk voor ons is om zo snel mogelijk onze zoetstof in commerciële kanalen te brengen om zo weinig mogelijk mensen aan te sporen om aan andere zoetstoffen te werken. Verrichtingen in de VS zijn geneigd om handelingen in andere landen te beïnvloeden.'

Na drie parlementaire hoorzittingen in het Amerikaanse Congres over aspartaam is de strijd en verwarring nog niet voorbij. Hoeveel twijfel over een produkt is toegelaten voordat een regering een produkt van de markt neemt? Hoe groot laten we de multinationals worden? Zo groot dat zelfs overheidsinstanties en de grotere media in hun bereik komen te liggen.

© 2001 Dennis Rodie

Een kortere versie van dit artikel verscheen in Kleintje Muurkrant nr. 359 en 360, 31 augustus, 28 september 2001

LITERATUURLIJST

- Blaylock, Russell L., 1994. "Excitotoxins: The Taste That Kills," Health Press, Santa Fe, New Mexico, c1994.
- Constantine, Alex, 1995. "NutraSweet-, the NutraPoison," Prevailing Winds Magazine (P.O. Box 23511, Santa Barbara, CA 93121), Premier Issue, No. 1, page 40-49. Zie ook: http://alexconstantine.50megs.com
- Davoli, E., et al., 1986. "Serum Methanol Concentrations in Rats and in Men After a Single Dose of Aspartame," Food and Chemical Toxicology, Volume 24, No. 3, page 187-189.
- Frey, Gunther H., 1976. "Use of Aspartame By Apparently Healthy Children and Adolescents," Journal of Toxicology and Environmental Health, Volume 2, page 401-415.
- Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives. Toxicological Evaluation of Certain Food Additives. WHO Food Additives Series 1982; 16:28-32.
- Roberts HJ. Aspartame (NutraSweet): Is it safe? Philadelphia, The Charles Press, 1989
- Stoddard, Mary Nash, 1995a. "The Deadly Deception" Compiled by the Aspartame Consumer Safety Network for volumes of available published information, ACSN, P.O. Box 780634, Dallas, Texas 75378, (800) 969-6050.
- Trocho, C., et al., 1998. "Formaldehyde Derived From Dietary Aspartame Vinds to Tissue Components in vivo," Life Sciences, Vol. 63, No. 5, pp. 337+, 1998
- Tsang, Wing-Sum, et al., 1985. "Determination of Aspartame and Its Breakdown Products in Soft Drinks by Reverse-Phase Chromatography with UV Detection," Journal Agriculture and Food Chemistry, Vol. 33, No. 4 blz. 734-738.
- Verrett, Jacqueline, 1987. Statement of Dr. Jacqueline Verrett, Former Toxicologist, U.S. Food and Drug Administration before U.S. Senate Committee on Labor and Human Resources, November 3, 1987 regarding "NutraSweet Health and Safety Concerns." Document # Y 4.L 11/4:S.HR6.100, page 383-390.
- Walton, Ralph G., et al., 1993. "Adverse Reactions to Aspartame: Double-Blind Challenge in Patients From a Vulnerable Population," Biological Psychiatry, Volume 34, page 13-17.

WEBSITES:

http://web2.airmail.net/marystod (Aspartame Consumer Safety Network)
http://www.dorway.com (Mission Possible International)
http://www.genewatch.org
http://www.purefood.org
http://www.nutrasweet.com
http://www.swankin-turner.com (James Turner)
http://www.aspartamekills.com
http://www.holisticmed.com
http://www.thelancet.com
http://www.slv.se (Livsmedelsverket - de Zweedse Keuringsdienst van Waren - aspartam)
http://www.minvws.nl (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
http://www.parool.nl (De A van Aspartaam: journalistieke arrogantie van Het Parool)


Website statistieken