You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index

E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud"


HET ONDERWIJS VAN JEZUS

De godsdienst van de joden bestond in jezus' tijd uit weinig meer dan een systeem van ceremoniën. Naarmate zij de ware dienst van God hadden verlaten en de geestelijke kracht van Zijn woord hadden verloren, hadden zij getracht dit gebrek aan te vullen door aan de Goddelijke instellingen allerlei ceremoniën en overleveringen van eigen vinding toe te voegen. .

Alleen het bloed van Christus kan van zonden r~nigen. Alleen Zijn macht kan iemand weerhouden te zondigen. Maar de joden vertrouwden op hun eigen werken en de ceremoniën van hun godsdienst om de zaligheid te verdienen. Zij beschouwden zichzelf rechtvaardig wegens hun ijver in het vervullen van ceremoniën en waardig een plaats in te nemen in het koninkrijk Gods.

Maar zij hadden hun hoop gevestigd op wereldse grootheid. Zij verlangden naar rijkdom en macht en deze verwachtten zij als loon voor hun voorgewende godsvrucht.

Zij zagen uit naar de Messias, die op aarde een koninkrijk zou oprichten en als een machtig vorst onder de mensen zou heersen. Met Zijn komst hoopten zij elke wereldse zegening te ontvangen.

jezus wist, dat zij in hun verwachtingen zouden worden teleurgesteld. Hij was gekomen om hun iets te Ieren dat veel beter was dan wat zij zochten. Hij was gekomen om de ware dienst van God te herstellen, om een reine godsdienst des harten in te voeren, die zich openbaren zou in een rein leven en een heilig karakter .

In de schone bergrede verklaarde Hij hun, wat voor God de meeste waarde heeft en wat hun het meeste geluk zou brengen.

De discipelen van jezus waren beïnvloed door het onderwijs der rabbijnen, en het onderwijs van Jezus moest in de eerste plaats de discipelen ten goede komen. Maar wat Hij hun leerde, is ook voor ons bedoeld. Wij hebben even grote behoefte aan deze lessen.

"Zalig zijn de armen van geest," zei jezus. Armen van geest zijn zij, die hun eigen zondigheid

en behoefte hebben Ieren kennen. Zij wet~n, Jat zij uit zichzelf geen goed kunnen doen. Zij verlangen naar hulp van God en God wil hun Zijn zeg~n geven.

"Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in de eeuwigheid woont en Wiens naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige en bij die, di(' van een verbrijzelde en nederige geest is; opdat Ik levend make de geest der nederigen en opdat Ik ILvend make het hart der verbrijzelenden." Jes. 57 : 15.

"Zalig zijn die treuren." Daarrn~e worden niet bedoeld zij, die klagen en murmureren en steeds met een droef en neerslachtig gezicht rondlopen. Het zijn zij, die werkelijk bedroefd zijn over hun zonden en die God om vergiffenis vragen.

Aan hen wil Hij gaarne vergeven. Hij zegt: "Ik zal hun rouw in vrolijkheid veranderen. en zal hen troosten en zal hen verblijden na hun droefenis." Jer. 31 : 13.

"Zalig zijn de zachtmoedigen." Jezus zei "leert van Mij. dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart." Mat th. 11 : 29. Wanneer Hij verkeerd behandeld werd, vergold Hij kwaad met goed. Hierin heeft Hij ons een voorbeeld gegeven om door ons te worden nagevolgd.

"Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid." Gerechtigheid betekent het doen van wat recht is. Het is gehoorzaamheid aan de wet Gods, want die wet bevat de beginselen van rechtvaardigheid. De Heilige Schrift zegt: "AI Uw geboden zijn rechtvaardigheid." Ps. 119 : 172.

Die wet te onderhouden leerde Jezus de mensen door eigen voorbeeld. De gerechtigheid van de wet wordt gezien in Zijn leven. Wij hongeren en dorsten naar gerechtigheid, wanneer wij een verlangen hebben, dat al onze gedachten, woorden en daden gelijk worden aan die van Jezus.

En wij mogen Jezus gelijk worden als wij het werkelijk willen. Ons leven kan aan Zijn leven gelijk worden en onze daden in overeenstemming komen met de wet van God. De Heilige Geest wil de liefde van God in onze harten brengen, zodat wij een vermaak zullen vinden in het doen van Zijn wil.

God is meer gewillig om ons Zijn Geest te geven, dan ouders om aan hun kinderen goede dingen te geven. Zijn belofte is: "Bidt en u zal gegeven worden." Luk. 11 : 19; Mat th. 7: 7. Allen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid z'ullen verzadigd worden.

"Zalig zijn de barmhartigen." Barmhartig zijn betekent anderen beter te behandelen dan zij verdienen. Zo heeft God ons ook behandeld. Hij s\.hept behagen in barmhartigheid, Hij is vriendelijk jegens de ondankbare en de boze, Zo leert Hij dat wij ook elkaar zullen behandelen. Er staat geschreven: " W eest jegen~ elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevende zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft." Ef. 4 : 32.

"Zalig zijn de reinen van hart." Voor God geldt meer wat wij zijn dan wat wij zeggen te zijn. Hij geeft er niet om hoe schoon wij schijnen, maar Hij vraagt reine harten. Dan zullen al onze woorden en daden ook rein zijn.

Koning David bad: "Schep mij een rein hart, o God." "Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, 0 Here, mijn rots en mijn Verlosser." Ps. 19 : 15.

"Zalig zijn de vreedzamen." Die de zachtmoedige en nederige geest van Jezus heeft, zalook een vredestichter zijn. Zo'n geest veroorzaakt geen twist en geeft geen boze antwoorden. Hij maakt het huisgezin gelukkig en brengt een zoete vrede over allen, die in de omgeving zijn.

"Zalig zijn zij, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil." Matth. 5 : 3-10. Jezus wist, dat om Zijnentwil vele van Zijn discipelen in de gevangenis geworpen en gedood zouden worden. Maar hier zei Hij hun, dat zij daarover niet moesten treuren.

Niets kan hen, die Jezus liefhebben en volgen, deren. Hij zaloveral met hen zijn. Zelfs mogen zij ter dood gebracht worden, maar eenmaal zal Hij hun een eeuwig leven geven en een kroon der heerlijkheid, die niet zal verwelken.

En door hen zullen anderen weer van Jezus horen. Verder zei Hij tot Zijn discipelen :

"Gij zijt het licht der wereld." Mat th. 5 : 14. Jezus zou spoedig deze wereld verlaten en naar Zijn hemels tehuis terugkeren. Maar de discipelen moesten de mensen van Zijn liefde vertellen. Zij moesten lichten onder de mensen zijn.

De lamp in de vuurtoren, waarvan het licht in de duisternis gezien wordt, wijst het schip de begeerde haven aan. Zo moeten de volgelingen van Jezus ook schijnen in deze duistere wereld om mensen tot Jezus en het hemelse tehuis te leiden.

Dit moeten al de volgelingen van Jezus doen. Hij nodigt hen uit om met Hem mede te werken in het redden van anderen.

Zulke lessen klonken de hoorders van Jezus nieuw en vreemd in de oren en Hij moest ze dikwijls herhalen. Eens kwam er een wetgeleerde tot Jezus met de vraag: "Meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven ? Jezus zei tot hem: Wat staat in de wet geschreven ? Hoe leest gij? Hij antwoordde en zei: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf ."

"Gij hebt recht geantwoord," zei Jezus, "doe dat en gij zult leven." De wetgeleerde ~d dit echter niet gedaan. Hij wist, dat hij anderen niet bemind had als zichzelf. In plaats van berouw te tonen, trachtte hij zijn zelfzucht te verontschuldigen en vroeg: "Wie is mijn naaste?" Luk. 10: 25-29.

De priesters en rabbijnen twistten dikwijls ov~r deze vraag. Zij beschouwden de arme en de onwetende niet als hun naaste en betoonden hun geen vriendelijkheid. Jezus nam geen deel aan hun ge

twist;, Hij beantwoordde hun vraag door een verj haal van wat kortgeleden gebeurd was. 1

Hij zei: Een zeker man reisde van Jeruzalem naar Jericho. De weg was steil en hobbelig, en leidde door een wilde en eenzame landstreek. Hier werd de man overvatten door rovers, die hem attes afnamen wat hij had. Zij sloegen en wondden hem en lieten hem half dood liggen.

Terwijl hij daar lag, kwamen er een priester en een Leviet uit de tempel van Jeruzalem voorbij. In plaats van de man te helpen, gingen zij hem rustig voorbij.

Deze mannen waren uitverkoren om in Gods tempel te dienen, en behoorden dus, evenals God, goedertieren en vriendelijk te zijn. Maat hun hart was koud en gevoettoos.

Na enige tijd kwam daar ook een Samaritaan voorbij. De Samaritanen werden door de Joden veracht en gehaat. Een Jood zou geen van hen een slok water of een stuk brood geven. Maar daar dacht de Samaritaan niet aan. Hij dacht er niet eens aan, dat de rovers hem misschien gadesloegen.

Daar lag de vreemdeling, bloedend en stervend indien geen hulp verleend werd. De Samaritaan deed zijn mantel uit en wikkelde hem erin. Hij gaf hem van zijn wijn te drinken en goot olie in zijn wonden. Hij zette hem op !ijn eigen beest, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem de gehele nacht.

De volgende morgen, vóór zijn vertrek, betaalde hij de herbergier om voor hem te zorgen, totdat de man genezen zou zijn. Nadat Jezus Zijn verhaal geëindigd had, wendde Hij Zich tot de wetgeleerde en vroeg hem:

" Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste is geweest van de man, die in handen der rovers gevatten was?"

De wetgeleerde antwoordde: "Die barmhartigheid aan hem gedaan heefL" Jezus zei: "Ga heen en doe evenzo." Luk. 10: 35-37.

Zo leerde Jezus, dat elke persoon, die onze hulp nodig heeft, onze naaste is. Wij dienen hem te behandelen, zoals wij zelf behandeld zouden witten worden.

De priester en de Leviet gaven voor, dat zij Gods geboden onderhielden, maar in werkelijkheid was het de Samaritaan die het deed. Hij had een vriendelijk en liefhebbend hart.

Door voor de gewonde vreemdeling te zorgen, bewees hij, zowel liefde voor God als voor zijn medemensen te bezitten. Want het is God zeer welgevallig wanneer wij ~lkaar goed doen. Wij bewijzen onze liefde voor Hem door vriendelijk te zijn jegens de mensen om ons heen.

Een vriendelijk, liefhebbend hart is meer waard dan al de rijkdom der wereld. Zij die leven om anderen goed te doen, tonen, dat zij Gods kinderen zijn. Die zutten ook eenmaal met Jezus in Zijn koninkrijk komen.