You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index

E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud"


DE DAGEN VAN STRIJD

De Joodse Ieraars hadden allerlei verordeningen voor het volk gemaakt en eisten veel dingen, die God niet geboden had. Zelfs de kinderen moesten deze verordeningen leren en volgen. Maar Jezus sloeg niet veel acht op het onderwijs van de rabbijnen. Wel paste Hij op, dat Hij niet op een oneerbiedige wijze óver deze leraars sprak, maar Zelf wijdde Hij Zich aan het onderzoek van de Heilige Schrift en gehoorzaamde de wetten van God. Dikwijls werd Hij bestraft, omdat Hij niet deed wat anderen deden. Maar dan toonde Hij hun uit de Heilige Schrift aan, wat recht was.

Jezus trachtte altijd anderen gelukkig te maken. Omdat Hij zo zacht en vriendelijk van aard was, hoopten de rabbijnen dat zij Hem konden bewegen om te doen zoals zij deden. Maar dat gelukte hun niet. Wanneer men er bij Hem op aandrong om hun verordeningen te volgen, vroeg Hij altijd wat de Heilige Schrift leerde. Wat daarin werd gevraagd, was Hij gewillig te doen.

Dit maakte de rabbijnen boos. Zij wisten dat hun verordeningen in strijd waren met de Heilige Schrift en toch waren zij ontstemd als Jezus weigerde, Zich er aan te onderwerpen. Zij beklaagden zich over Hem bij Zijn ouders. Jozef en Maria dachten dat deze rabbijnen goede mannen waren, zodat Jezus in het ongelijk werd gesteld, wat voor Hem hard was om te dragen.

De broers van Jezus kozen partij voor de rabbijnen. Zij zeiden, dat het woord van deze leraars moest worden aangenomen als het Woord van God. Zij bestraften Jezus, omdat Hij Zich feitelijk verhief boven de leiders van het volk.

De rabbijnen achtten zichzelf beter dan andere mensen en wilden daarom geen omgang hebben met het gewone volk. Armen en onwetenden werden door hen veracht. Zieken en lijdenden lieten zij zonder hoop of troost.

Jezus betoonde tedere belangstelling in al het lijden van de mensen. Hij trachtte elke lijder, die Hij ontmoette, te helpen. Hij had weinig geld om weg te geven, maar dikwijls ontzegde Hij Zich voedsel om anderen te kunnen helpen.

Wanneer Zijn broers arme, ongelukkige wezens soms op harde wijze toespraken, ging Jezus dikwijls naar deze personen toe en sprak hun vriendelijke en bemoedigende woorden toe. Als Hij mensen aantrof, .die hongerig of dorstig waren, bracht Hij hun een beker koud water en dikwijls het voedsel, dat voor Hemzelf bestemd was.

Dit alles prikkelde Zijn broers. Zij dreigden Hem en trachtten Hem schrik aan te jagen, maar Jezus ging kalm Zijns weegs en deed wat God bevolen had. Vele waren de beproevingen en verzoekingen, die Jezus moest doorstaan.

Satan was er altijd op uit, om Hem ten val te brengen. Indien Jezus verleid had kunnen worden, om één enkele verkeerde daad te doen of één ongeduldig woord te spreken, dan had Hij onze Zaligmaker niet kunnen zijn en de gehele wereld zou verloren zijn geweest. Dit wist Satan en daarom deed Hij al het mogelijke om Jezus te doen zondigen.

Jezus werd altijd beschermd en omringd door heilige engelen; toch was geheel Zijn leven een strijd met de machten der duisternis. Niemand van ons zalooit zulke zware verzoekingen moeten doorstaan. Op alle verzoekingen had Hij één antwoord: "Er staat geschreven." De verkeerde handelwijze van Zijn broers bestrafte Hij niet dikwijls, maar Hij zeide hun, wat God gezegd had.

Nazareth was een goddeloze stad en dikwijls werd Jezus door de kinderen en de jeugd aangespoord om hun slechte wegen te volgen. Hij was wakker en opgeruimd van geest en aangenaam in de omgang. Maar Zijn Goddelijke beginselen wekten menigmaal hun toorn op. Wanneer Hij weigerde mee te doen aan een verboden daad, noemde men Hem een lafaard. Men schold op Hem, als op iemand, die het met kleine dingen veel te nauw nam. Op zulke aantijgingen antwoordde Jezus : "De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid en van het kwade te wijken is verstand." Job. 28 : 28. Het kwaad te beminnen is de dood lief hebben, want "de bezoldiging van de zonde is de dood."

Jezus streed niet voor Zijn rechten. Wanneer Hij verkeerd bejegend werd, verdroeg Hij het geduldig. Omdat Hij zo gewillig was en niet klaagde, werd Zijn werk dikwijls nodeloos zwaar gemaakt. Maar dat kon Hem niet ontmoedigen, want Hij wist dat Gods goedkeuring op Hem rustte.

Zijn gelukkigste ogenblikken waren, wanneer Hij alleen was in de natuur en met Zijn God. Wanneer Hij Zijn werk verricht had, ging Hij gaarne in het. veld om Zich in de groene valleien aan overpeinzing over te geven of tussen de bergen en in de bossen tot God te bidden.

Hij luisterde naar het vrolijke lied, dat de leeuwerik aanhief ter ere van de Schepper en verenigde Zijn stem met hun lofen danklied. Hij begroette het morgenlicht met gezang. Dikwijls vond men Hem 's morgens op een eenzame plaats, peinzend over God, lezend in de Heilige Schrift of verdiept in gebed.

Na de dag zo met een rustig uurtje te zijn begonnen, keerde Hij naar huis terug om Zijn plichten weer op te nemen en een voorbeeld te geven in geduldig werken. Waar Hij Zich bevond, scheen men de tegenwoordigheid van engelen te voelen. De invloed van Zijn rein en heilig leven werd door alle klassen van het volk gevoeld.

Onschuldig en onbevlekt verkeerde Hij onder de lichtzinnigen, de ruwen en onvriendelijken; te midden van onrechtvaardige tollenaars, roekeloze onverlaten, onbarmhartige Samaritanen, heidense soldaten en ruwe boeren.

Hij sprak een woord van medelijden tot de een en een woord van bemoediging tot de ander. Wanneer Hij mensen zag, vermoeid door het dragen van zware lasten, hielp Hij hen de lasten dragen en vertelde hun de lessen die Hij uit de natuur geleerd had van Gods liefde, vriendelijkheid en goedheid.

Hij leerde hun zien, dat zij kostelijke talenten bezaten, waarmee zij eeuwige schatten konden verwerven, als zij daarvan op de juiste manier gebruik maakten. Door Zijn eigen voorbeeld deed Hij hun inzien, dat elk ogenblik waarde heeft en voor een goed doel behoort te worden aangewend.

Geen menselijk wezen werd door Hem als waardeloos voorbijgegaan; de ruwste en minst belovende werd door Hem aangemoedigd. Hij vertelde hun, dat God hen lief had als Zijn kinderen en dat zij Hem gelijk mochten worden in karakter .

Zo werkte Jezus vanaf Zijn kinderjaren op een stille manier voor anderen. Van dit werk konden Zijn geleerde onderwijzers of zelfs Zijn eigen broers Hem niet afbrengen. Met een vast voornemen trachtte Hij zijn levensdoel te bereiken, want Hij was geroepen om het licht der wereld te zijn.