You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index

E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud"


DE VOORSTELLING VAN JEZUS IN DE TEMPEL

Jozef en Maria waren Joden en volgden de gewoonten van hun volk. Toen Jezus zes weken oud was, stelden zij Hem aan de Here voor in de tempel te Jeruzalem.

Dit was in overeenstemming met de wet, die God aan Israël gegeven had, waaraan ook Jezus in alle dingen gehoorzaam moest zijn. Dus leert ons Gods eigen Zoon, de vorst des hemels, door Zijn voorbeeld, dat wij God gehoorzaam moeten zijn.

Alleen de eerstgeborene van elk huisgezin moest aldus aan de Here in de tempel worden voorgesteld. Deze ceremonie moest een lang geleden gebeurtenis in herinnering houden.

Toen de kinderen Israëls slaven waren in Egypte, zond de Here Mozes tot hen om hen te verlossen. Hij beval Mozes om tot Farao, de koning van Egypte te gaan en te zeggen :

"Alzo zegt de Here: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij diene! Maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene, doden !" Ex. 4 : 22, 23. Deze boodschap bracht Mozes tot de koning. Maar Farao's antwoord was: "Wie is de Here, Wiens stem ik gehoorzamen zou, om Israël te laten trekken ? Ik ken de Here niet, en ik zalook Israël niet lat.en trekken." Ex. 5 : 2. Toen zond de Here vreselijke plagen over Egypteland. De laatst.e plaag bestond in het doden van de eerstgeborene van elk gezin, vanaf die van het huis van de koning tot die van de geringste van het land. Ook zei de Here tot Mozes, dat elk gezin der Israëlieten een lam moest slachten en van het bloed strijken aan de deurposten van hun woningen. Dit was een teken, dat de engel des doods al de woningen der Israëlieten "voorbij mocht gaan" en alleen de eerstgeborene van de trotse en wrede Egyptenaren mocht doden. Dit bloed van het paaslam was voor de Israëlieten een beeld van het bloed van Christus. Want op de bepaalde tijd zou God Zijn geliefde Zoon geven om te worden geslacht evenals dat lam, opdat allen, die in Hem geloven zouden, gered mochten worden van de eeuwige dood. Daarom wordt Christus ook ons paaslam genoemd. 1. Kor. 5: 7. Door het geloof in Zijn bloed worden wij verlost. Efez. 1 : 7. Wanneer dus een ouderpaar in Israël hun oudste zoon naar de tempel bracht, werd het er aan herinnerd, hoe de kinderen der Israëlieten in Egypte bewaard waren gebleven voor de plagen en meteen, hoe allen voor de zonde en de eeuwige dood bewaard kunnen blijven. Het kind, dat in de tempel werd voorgesteld, werd door de priester in de armen genomen en voor het altaar opgeheven. Op deze wijze werd het plechtig aan God. gewijd. Daarop werd de naam van het kind geschreven in een boek, waarin de namen stonden van al de eerstgeborenen der Israëlieten. Op gelijke wijze worden de namen van allen, die door net bloed van Christus zijn gereinigd, geschreven in het boek des levens. Jozef en Maria brachten Jezus tot de priester, zoals door de wet was voorgeschreven. Elke dag kwamen vaders en moeders met hun kinderen en in Jozef en Maria zag de priester niets, dat hen van anderen onderscheidde. Zij waren eenvoudige mensen van de werkende stand. In het kind Jezus zag hij slechts een hulpeloos wicht. Niet één ogenblik kwam de gedachte bij hem op, dat hij daar de Zaligmaker der wereld in zijn armen had, de toekomstige Hogepriester van het hemels heiligdom. Hij had het echter kunnen weten, want als hij gehoorzaam geweest was aan Gods Woord, zou de Here hem deze dingen hebben geopenbaard.

Er waren op diezelfde tijd twee trouwe kinderen van God in de tempel, Simeon en Anna. Beiden waren in de dienst des Heren oud geworden. Hun werden door de Here dingen getoond, die Hij niet aan de trotse en zelfzuchtige priesters kon bekend maken.

Aan Simeon was de belofte gegeven, dat hij niet sterven zou, eer hij de Messias zou hebben gezien. Zodra hij Jezus in de tempel zag, wist hij, dat dit kind de beloofde Verlosser was. Hij nam het in zijn armen, loofde God en zeide: .

"Nu Iaat Gij, Here! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volkeren; een licht tot verlichting der Heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël." Luk. 2 : 29-32.

Anna, een profetes, "kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten." Luk. 2: 38.

Zo kiest God eenvoudige mensen om Zijn getuigen te zijn. Menigmaal gaat Hij hen, die in de wereld groot en geacht zijn, voorbij. Velen zijn geIijk aan de Joodse priesters en oversten.

Velen zijn er steeds op uit, zichzelf te dienen en eer voor zich te behalen en denken er weinig aan, hoe zij God kunnen dienen en eren. Daarom kan Hij hen niet gebruiken om van Zijn liefde en goedheid te getuigen.

Maria, de moeder van Jezus, dacht dikwijls na over de profetie van Simeon. Als zij het kind, dat in haar armen lag, aanschouwde en zich herinnerde wat de herders van Bethlehem hadden gezegd, werd haar hart vol dankbare vreugde en hoop voor de toekomst.

Simeons woorden brachten haar de woorden van de profeet Jesaja te binnen. Zij begreep, dat de wonderlijke woorden van die profeet op Jezus betrekking hadden :

"Het volk, dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen, die wonen in een land van diepe duisternis straalt een licht."

"Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder; en men noemt Hem Wonderbare Raadsman, sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst!" Jes. 9 : 1, 5.