You are - home - My.agp - Devotional Room/ Dagelijks met God

Devotional voor 17 juni 2001

De tussenpoos van stilte

DE MENS IS EEN STERFELIJK WEZEN

"Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker?" Job 4:17 (SV)

De mens is slechts een sterfelijk wezen en zal slechts sterfelijk blijven, wanneer hij zich te wijs acht om Jezus aan te nemen.

Het lichaam zoals wij nu bezitten is aan de dood onderhevig. Wij hebben niets te zeggen over ons eigen leven, want God, Die de Levengever is, kan dit op Zijn tijd weer terugnemen.

Gods Woord leert ons nergens dat de menselijke ziel onsterfelijk is, maar toont aan dat onsterfelijkheid alleen een eigenschap van God zelf is. 39) Op deze fundamentele dwaling van de natuurlijke onsterfelijkheid, steunt de leer van 'het bewustzijn tijdens de dood'. Deze leer, evenals 'de eeuwige pijniging', spreekt Gods Woord tegen en zij druisen in tegen ons verstand en gevoel. Wat zegt de Schrift over deze dingen? David verklaart dat de mens tijdens de dood geen bewustzijn bezit: "De geest gaat uit; hij keert weder tot zijn aarde. Te dien dage vergaan zijn voornemens" (Ps. 146:4). In antwoord op Hizkia's gebed, verlengde God het leven van de koning met vijftien jaar. Uit dankbaarheid betuigde hij aan God een lofprijzing voor Zijn grote barmhartigheid aan hem betoond. In dit lied noemt hij de oorzaak waarom hij zich zo verblijdt: "Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; wie in de kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. De levende, de levende, die zal u prijzen, gelijk ik heden doe" (Jes.38:18,19). De populaire theologie stelt de rechtvaardige doden voor als zijnde in de hemel opgenomen, waar zij God prijzen met een onsterfelijke tong. Maar Hizkia zag niet zo'n heerlijk vooruitzicht in de dood...

Van de patriarch David verklaarde Petrus op de Pinksterdag "dat hij beide gestorven á‚án begraven is en dat zijn graf onder ons is tot op deze dag" (Hand. 2:29). "Want David is niet opgevaren naar de hemel" (Hand. 2:34). Het feit dat gezegd wordt dat David in het graf moet blijven tot aan de opstanding, bewijst, dat de rechtvaardigen na de dood niet direct naar de hemel gaan. Het is alleen door de opstanding en vanwege het feit, dat Christus is opgestaan, dat David uiteindelijk, wanneer hij het onsterfelijke lichaam zal hebben ontvangen, kan zitten aan de rechterhand van God.