You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)
De geestelijke strekking van Gods wet

De Tien Geboden gegeven op de Sinaï.

Het was Christus die, te midden van donderslagen en vuurvlammen, de wet op de Sinaï afkondigde. De heerlijkheid Gods rustte als een verterend vuur op de top van de berg, en de berg beefde voor de tegenwoordigheid des Heren. Het leger van Israël, dat met het aangezicht ter aarde lag, had vol ontzag geluisterd naar de heilige geboden van de wet.

Welk een tegenstelling met het schouwspel op de berg der zaligsprekingen!
Onder de zomerhemel waar slechts het gezang van de vogels de stilte verbrak, ontvouwde Jezus de beginselen van Zijn koninkrijk. Toch verklaarde Hij, die op die dag tot de mensen sprak in de geest der liefde, hen de beginselen van de wet die gegeven werd op Sinaï.
Toen de wet gegeven werd was het nodig dat Israël, ontaard door de langdurige slavernij in Egypte, onder de indruk gebracht werd van de kracht en de majesteit van God; nochtans openbaarde Hij Zich niet minder aan hen als een God van  liefde.

“De Here is gekomen van Sinaï en over hen opgegaan uit Seïr; Hij is in lichtglans verschenen van het gebergte Paran, En gekomen uit het midden van heilige tienduizenden; Aan Zijn rechterzijde zagen zij een brandend vuur. Ja, Hij heeft de volken lief; al Zijn heiligen
In Uw hand zijn zij, aan uw voeten legeren zij zich, Vangen iets op van uw woorden.” (Deut. 33: 2, 3).

Aan Mozes openbaarde God Zijn heerlijkheid in die prachtige woorden, die door de eeuwen heen als een onschatbare nalatenschap gekoesterd zijn: “Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft.” (Ex. 34: 6, 7).

De wet, die op Sinaï gegeven werd, was de uiteenzetting van het beginsel der liefde, een openbaring gegeven aan de aarde van de wet des hemels. Ze werd verordineerd in de hand van een Middelaar; gesproken door Hem door Wiens kracht de harten der mensen in harmonie gebracht konden worden met de beginselen van de wet. God had de bedoeling van de wet geopenbaard, toen Hij aan Israël verklaarde: “Gij zult Mij heilige mensen zijn.” Ex. 22: 31

Op de berg der zaligsprekingen

Maar Israël had het geestelijke karakter van de wet niet opgemerkt, en maar al te dikwijls was hun gehoorzaamheid die ze beleden slechts een in acht nemen van vormen en ceremonieën, in plaats van een overgeven van het hart aan de opperheerschappij der liefde.
Wanneer Christus in Zijn karakter en werk de mensen de heilige, welwillende, vaderlijke eigenschappen van God voor ogen stelde, en de waardeloosheid van een gehoorzaamheid alleen in vormen naar voren bracht, namen de Joodse leiders Zijn woorden niet aan, of ze begrepen ze niet. Zij meenden, dat Hij te lichtvaardig dacht over de eisen van de wet; en wanneer Hij juist die waarheden onder hun aandacht bracht, die de ziel vormden van hun door God ingestelde eredienst, zagen zij op het uiterlijke, en beschuldigden Hem ervan, dat Hij dat wilde omverwerpen.

Hoewel de woorden van Christus op rustige toon gesproken werden, werden ze geuit met een ernst en kracht, waardoor de harten der mensen geraakt werden. Zij luisterden of zij een herhaling zouden horen van de dode overleveringen en inzettingen van de rabbi’s, maar tevergeefs. Zij stonden versteld “over Zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als hun schriftgeleerden.” Matt.7:29.

De Heiland zei niets om het geloof in de godsdienst en de leerstellingen die door Mozes gegeven waren te doen wankelen; immers iedere lichtstraal die Israëls grote leider aan zijn volk doorgaf had hij ontvangen van Christus. Terwijl velen in hun hart denken, dat Hij gekomen is om de wet te ontbinden, openbaart Jezus in niet mis te verstane woorden Zijn houding tegenover de goddelijke geboden. “Meent niet,” zei Hij, “dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden.” Matt. 5: 17. 
Het is de Schepper der mensen, de Wetgever, Die verklaart dat het niet zijn bedoeling is de voorschriften van die wet te niet te doen. Alles in de natuur, van het stofje dat in de zonnestraal danst tot de werelden hierboven, staat onder een wet. En de orde en harmonie in de wereld der natuur zijn afhankelijk van gehoorzaamheid aan deze wetten. Zo zijn er ook belangrijke beginselen van gerechtigheid die het leven beheersen van alle denkende wezens, en het welzijn van het heelal hangt af van een leven in overeenstemming met deze beginselen. Voordat deze aarde tot aanzijn werd geroepen, bestond Gods wet reeds. Engelen worden geregeerd door de beginselen van de wet en om de aarde in harmonie te doen zijn met de hemel, moet de mens ook de goddelijke geboden gehoorzamen. Christus maakte aan de mens in Eden de eisen van de wet bekend “terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden.” Job 38: 7. Het werk van Christus op aarde was niet de wet te ontbinden, maar door Zijn genade de mens terug te brengen tot gehoorzaamheid aan de voorschriften van de wet.

De geliefde discipel, die luisterde naar de woorden van Jezus op de berg, spreekt, wanneer hij lang daarna onder de invloed van de Heilige Geest schrijft, van de wet als van een voortdurende verplichting. Hij zegt: “Zonde is wetteloosheid,” en: “Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid.” 1 Joh. 3: 4. Hij maakt het duidelijk, dat de wet waarover hij spreekt, een “oud gebod” is “dat gij van den beginne gehad hebt.” 1 Joh. 2: 7. Hij spreekt over de wet die reeds bestond bij de schepping, en die opnieuw werd gegeven op de berg Sinaï.

Jezus, de vervulling van de wet.

Sprekend over de wet zei Jezus: “Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.”Hij gebruikte hier het woord “vervullen” in dezelfde zin als toen Hij aan Johannes de Doper verklaarde, dat het Zijn bedoeling was “alle gerechtigheid te vervullen,” Matt. 3: 15, dat wil zeggen geheel te voldoen aan de eis der wet, een voorbeeld te geven van volmaakte eenvormigheid met de wil van God.

Het was Zijn opdracht “een grote, heerlijke onderwijzing te geven.” Jes. 42: 21. Hij moest het geestelijke karakter van de wet aantonen, de vérreikende beginselen daarvan naar voren brengen, en de eeuwige verplichting van de wet duidelijk maken. De goddelijke schoonheid van het karakter van Christus, van wie de edelste en zachtmoedigste mensen een slechts flauwe weerspiegeling zijn; van wie Salomo door de geest der inspiratie schreef: Hij is “uitblinkend boven tien duizend… alles van Hem is bekoorlijkheid;” van wie David zei, toen hij hem in een profetisch visioen zag: “Gij zijt schoner dan de mensenkinderen,” (Hoogl.5:10,16; Ps. 45:3) .

Jezus, het uitgedrukte beeld van de gestalte des Vaders, de glans Zijner heerlijkheid, de zelfverloochenende Verlosser was, gedurende Zijn gehele pelgrimstocht op aarde, een levende voorstelling van het karakter van de wet van God. In Zijn leven wordt geopenbaard, dat hemelse liefde, christelijke beginselen, ten grondslag liggen aande wetten der eeuwige rechtschapenheid.

Gods wet is onverandelijk.

Eer de hemel en de aarde vergaan,” zei Jezus, “zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet. Eer alles zal zijn geschied.” Door Zijn eigen gehoorzaamheid aan de wet getuigde Christus van de onveranderlijkheid daarvan, en bewees dat de wet door Zijn genade volkomen gehoorzaamd kon worden door iedere zoon en dochter van Adam. Op de berg verklaarde Hij, dat niet het kleinste lettertje van de wet voorbij zou gaan, éér alles zou zijn geschied; alle dingen die betrekking hebben op het menselijk geslacht, alles wat in verband staat met het verlossingsplan. Hij leert niet dat de wet ooit zal worden afgeschaft, maar Hij richt het oog op de uiterste grens van de menselijke horizon, en verzekert ons dat, totdat dat punt bereikt is, de wet zijn gezag zal behouden, zodat niemand zou kunnen veronderstellen, dat Hij was gekomen om de geboden van de wet te ontbinden.

Omdat de wet van God volmaakt is, en daarom onveranderlijk, is het onmogelijk voor zondige mensen om uit zichzelf aan de hoogte van haar eisen te voldoen. Daarom kwam Jezus als onze Verlosser. Het was Zijn taak om, door de mensen deelgenoten te maken van de goddelijke natuur, hen in harmonie te brengen met de beginselen van de wet des hemels. Wanneer wij onze zonden afleggen, en Christus aannemen als onze Heiland, wordt de wet verheerlijkt. De apostel Paulus vraagt: “Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet.” Rom. 3: 31.

De belofte van het nieuwe verbond luidt: “Ik zal Mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven.” Hebr.10:16.
Terwijl het offerandenstelsel, de schaduwdienst die wees op Christus als het Lam van God dat de zonden der wereld zou wegnemen, bij Zijn dood zou ophouden te bestaan, zijn de beginselen der gerechtigheid, zoals die vervat zijn in de decaloog even onveranderlijk als de eeuwige troon. Niet één gebod is vervallen, geen jota noch tittel is veranderd. Deze beginselen werden aan de mens in het Paradijs bekend gemaakt als de grote levenswet, en zij zullen blijven bestaan tot in het herstelde Paradijs. Wanneer Eden weer op de aarde zal bloeien, zal Gods wet der liefde gehoorzaamd worden door allen onder de zon.
“Voor eeuwig, o Here, houdt Uw woord stand in de hemelen.”
“Betrouwbaar zijn al Zijn bevelen, vastgesteld voor immer en altoos, volbracht in waarheid en oprechtheid.”
“Van oudsher weet ik uit Uw getuigenissen, dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld.”
(Psalm 119:89; 111:7, 8; 119: 152)

Gods wet is onze bescherming tegen het kwaad

Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen.” (Matt. 5:19). Dat wil zeggen, hij zal daar geen plaats hebben. Immers hij die opzettelijk één gebod breekt, houdt zich in de geest aan geen van de geboden. “Wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle.” (Jac. 2:10).

Het is niet de omvang van de daad van ongehoorzaamheid die de zonde uitmaakt, maar het feit dat afgeweken wordt van Gods uitgedrukte wil in de kleinste bijzonderheid; immers dit toont aan dat er nog gemeenschap bestaat tussen de ziel en de zonde. Het hart is verdeeld in zijn dienst. Er is een feitelijk ontkennen van God, een opstandigheid tegen de wetten van Zijn heerschappij. Indien de mensen vrij zouden zijn, om af te wijken van de eisen des Heren, en voor zich zelf een maatstaf voor hun plicht aan te leggen, zou er een verscheidenheid van maatstaven zijn aangepast aan de verschillende instellingen van de mensen, en de heerschappij zou uit de handen des Heren genomen worden. De wil van de mens zou boven alles gesteld worden, en de hoge, heilige wil van God, Zijn liefdevolle bedoeling jegens Zijn schepselen, zou onteerd en veronachtzaamd worden.
Wanneer mensen hun eigen weg kiezen, stellen zij zichzelf tegenover God. Zij zullen geen plaats hebben in het koninkrijk der hemelen, want zij voeren oorlog tegen de beginselen van de hemel zelf. Door de wil van God te veronachtzamen stellen ze zichzelf aan de zijde van Satan, de vijand van God en mensen.

Niet bij één woord, niet bij vele woorden, maar bij alle woord dat God gesproken heeft zal de mens leven. Wij kunnen niet één woord veronachtzamen, hoe onbelangrijk het ons ook toeschijnt, en nochtans veilig zijn.
Er is in de wet geen gebod dat niet bedoeld is voor het welzijn en geluk van de mens, zowel in dit leven als in het toekomende. Door gehoorzaamheid aan Gods wet wordt de mens als door een omtuining omgeven, en zo wordt hij ver van het kwade gehouden. Hij die deze door God opgeworpen omtuining op één punt neerhaalt, heeft de beschermende kracht daarvan gebroken; immers, hij heeft de weg geopend waarlangs de vijand kan binnenkomen, om te verwoesten en te gronde te richten. Door het te wagen, de wil van God op één punt te veronachtzamen, openden onze stamhouders de sluisdeuren der ellende voor de wereld. En een ieder, die hun voorbeeld volgt, zal hetzelfde resultaat oogsten. De liefde van God ligt ten grondslag aan ieder gebod, van zijn wet, en hij die van het gebod afwijkt, bewerkt zijn eigen ongeluk en ondergang. (E.G.White)

<1>