02 Een keuze op leven en dood

leder mens heeft tot op grote hoogte de kans, om zichzelf te vomten tot wie hij maar wil. De zegeningen van dit leven, en ook van de staat van onsterfelijkheid, liggen binnen zijn bereik. Hij kan een solide, waardevol karakter opbouwen, waarbij hij stap voor stap aan kracht wint. Hij kan dagelijks toenemen in kennis en wijsheid, zichzelf bewust van nieuwe vreugde naarmate hij vorderingen maakt, van deugd tot deugd en van genade op genade. Zijn talenten zullen door het gebruik toenemen. Hoe meer wijsheid hij verwerft, des te groter zijn vermogen om wijsheid te verkrijgen. Zijn verstand, zijn kennis en zijn deugd zullen zich zo ontwikkelen tot grotere kracht en volmaaktere symmetrie. .

Aan de andere kant kan hij toelaten dat zijn talenten wegroesten doordat hij ze ongebruikt laat, of dat zij ontaarden door slechte gewoontes, gebrek aan zelfbeheersing of aan zedelijk en godsdienstig uithoudingsvermogen. Zijn gedrag gaat dan neerwaarts. Hij is ongehoorzaam aan Gods wet en aan de gezondheidswetten.

Hij wordt overwonnen door zijn eetlust. Zijn neigingen voeren hem mee. Hij vindt het gemakkelijker om zich door de machten van het kwaad, die
altijd actief zijn, achteruit te laten slepen, dan tegen die machten te strijden en voorwaarts te gaan. Losbandigheid, ziekte en dood zijn het gevolg. Zo verlopen veel levens die bruikbaar hadden kunnen zijn voor de zaak van God en van de mensheid.


(C) 2020 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken