04 Een kwestie van Gehoorzaamheid

MS 49, 1897
4.
Er bestaat weinig begrip voor de plicht die wij tegenover God hebben, om Hem ons lichaam rein, zuiver en gezond aan te bieden.

Brief 120, 1901
5.
Tekort schieten in de zorg voor ons levend organisme is een belediging van onze Schepper. Er bestaan door God vastgestelde regels die, wanneer men zich eraan houdt, mensen voor ziekte en een voortijdige dood behoedt.

R. & H., 8 mei 1883
6.
Een reden waarom wij niet méér van de zegeningen van de Heer genieten, is, dat wij niet letten op het licht dat Hij ons heeft willen geven over de levens- en gezondheidswetten.

(1900) C.O.L. 347, 348
7.
God is net zo zeker de auteur van de natuurwetten, als Hij de auteur is van de zedenwet. Zijn wet heeft Hij met Zijn eigen vinger geschreven op iedere zenuw, iedere spier en elk talent die aan de mens zijn toevertrouwd.

MS 3, 1897
8.
De Schepper van de mens heeft de levende machínerie van ons lichaam gemaakt. Elke functie “is gans wonderbaa toebereid.” (Ps. 139:14) En God heeft bij Zichzelf beloofd om deze menselijke machínerie gezond in werking te houden, als de mens Zijn wetten gehoorzaamt en met God samenwerkt. Elke wetsregel die deze menselijke machínerie regeert, dient - evenals het woord van God - te worden beschouwd als van goddelijke oorsprong, karakter en belang.

Elke zorgeloze, onoplettende daad, ieder misbruik jegens Gods wonderlijke mechanisme door het niet in acht nemen van Zijn specifieke wetten voor het menselijk domein, is een schending van Gods wet. Wij mogen het werk van God in de natuur bezien en bewonderen, maar het domein van de mens is het meest wonderlijke.
[De zonde van een handelwijze die nodeloos vitaliteit opslorpt of het verstand benevelt - 194]

(1890) C.T.B.H. 53
9.
Het is evenzeer een zonde om de wetten van ons wezen te schenden, als het breken van de Tien Geboden. ln beide gevallen breek je de wetten van God. Zij die de wet van God overtreden in hun lichaamsorganisme, zullen ook geneigd zijn om de wet van God te schenden die Hij vanaf de Sinaï sprak.

[Zie ook 63]
Onze Heiland waarschuwde Zijn discipelen, dat vlak voorafgaand aan Zijn tweede komst een situatie zou bestaan, die veel zou lijken op die welke voorafging aan de zondvloed. Men zou buitensporig eten en drinken, en de wereld zou zich overgeven aan genot. Deze situatie doet zich in deze tijd voor. De wereld heeft zich grotendeels overgegeven aan het bevredigen van de eetzucht. En de gezindheid om wereldse gebruiken te volgen, voert ons in gebondenheid aan ontaarde gewoontes - gewoontes die ons meer en meer doen lijken op de verdoemde inwoners van Sodom. Ik heb me erover verwonderd dat de inwoners van de aarde niet worden vemietigd, zoals de mensen van Sodom en Gomorra. Ik zie reden genoeg voor de huidige staat van verval en de sterfte in de wereld. Blinde hartstocht heerst over de rede, en iedere hogere gedachte wordt, zoals zoveel meer, opgeofferd aan de begeerte.

Ons lichaam in gezonde conditie houden, zodat alle onderdelen van onze levende machine harmonieus kunnen functioneren, daarop dienen we gedurende heel ons leven te studeren. Gods kinderen kunnen Hem niet verheerlijken met ziekelijke lichamen en in de groei belemmerde geesten. Zij die toegeeflijk zijn in welke vorm van onmatigheid ook, of het nu eten is of drinken, die verspillen hun lichaamsenergie en verzwakken hun zedelijke kracht.

(1900) 6T 369, 370
10
. Aangezien de wetten van de natuur Gods wetten zijn, is het duidelijk onze plicht om deze wetten zorgvuldig te bestuderen. Wij moeten haar eisen ten aanzien van ons lichaam bestuderen en ons daaraan houden. Onwetendheid in deze dingen is zonde.
[Opzettelijke onwetendheid doet zonde toenemen - 53]

“Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?” “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij van uzelf niet zijt? Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.” (1 Kor. 6:15,19,20, Statenvertaling) Ons lichaam is het eigendom van Christus dat Hij verworven heefi, en het staat ons niet vrij om daarmee te doen wat we willen. De mens heeft dit wel gedaan. Hij heeft zijn lichaam zo behandeld, alsof op overtreding van de levenswetten geen sancties staan. Door een ontaarde eetlust zijn zijn organen en zijn krachten verzwakt, verziekt en verlamd. En deze resultaten, die satan met zijn schoon schijnende verlokkingen tot stand heeft gebracht, gebruikt hij om God mee te honen. Hij toont God het lichaam van de mens, dat Christus zich ten eigendom heeft verworven: wat een afzichtelijke beeltenis van zijn Maker is de mens! Omdat de mens tegen zijn eigen lichaam heeft gezondigd, en zijn weg heeft verdorven, wordt God van Zijn eer beroofd.

Wanneer mannen en vrouwen werkelijk bekeerd zijn, dan nemen zij gewetensvol de levenswetten in acht die God in hun wezen heeft geplant. Zo trachten zij verzwakking naar lichaam, geest en zeden te vermijden. Gehoorzaamheid aan deze wetten moet een hoogstpersoonlijke plicht zijn. Wij moeten zelf de kwalen verduren die het gevolg zijn van het schenden van deze wet. Wij moeten ons tegenover God verantwoorden voor onze gewoontes en ons handelen. Daarom is voor ons de vraag niet: “Wat zal de wereld ervan vinden?” maar: “Hoe moet ik, die belijd een Christen te zijn, omgaan met de woning van mijn lichaam die God mij heeft gegeven? Werk ik voor het allerhoogst tijdelijk en geestelijk goed, door mijn lichaam te bewaren als een tempel voor de inwoning door de Heilige Geest, of offer ik mijzelf aan de denkbeelden en praktijken van de wereld?